© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Remco Sleiderink, Souburg, Maria van, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Souburg [13/01/2014]
SOUBURG, Maria van, vooral bekend als Maria van Berlaar (geb. Souburg, Zeeland voor 1270 – gest. bij Antwerpen 1336), mecenas van kroniekschrijver Lodewijk van Velthem. Dochter van Nikolaas van Souburg (gest. na 1280). Maria van Souburg trouwde (1) voor 1270 (?) met Hugo heer van Kruiningen en Woensdrecht (gest. in of na 1293); (2) voor 1302 (?) met Jan I Berthout alias van Berlaar (gest. 1310). Uit huwelijk (1) werden vermoedelijk 2 zoons en 1 dochter geboren, uit (2) 1 dochter.
Maria van Souburg is waarschijnlijk geboren op de burcht Souburg bij Vlissingen – een geboortejaar is onbekend. Zeker is dat ze vóór 1270 trouwde met Hugo heer van Kruiningen en Woensdrecht, met wie zij waarschijnlijk in Kruiningen (Zuid-Beveland) heeft gewoond. Na de dood van haar eerste man, van wie zij de heerlijkheid Kruiningen erfde, hertrouwde Maria van Souburg met de Brabantse edelman Jan I Berthout, alias van Berlaar. Dit huwelijk werd vermoedelijk nog voor 1302 voltrokken. Haar tweede echtgenoot had zowel Brabantse als Vlaamse bezittingen. Hij was heer van Grammene (bij Gent) en vocht op 11 juli 1302 aan Vlaamse zijde mee in de Guldensporenslag. In 1306 verwierf Maria via haar schoonfamilie onroerende goederen in de Kempen en tussen de Nete en de Dijle. In 1310 werd ze opnieuw weduwe. Zij overleefde al haar kinderen.
De naam van Maria van Souburg is vooral bekend dankzij de Brabantse kroniekschrijver Lodewijk van Velthem (ca. 1275-ca. 1330). Deze droeg op 3 augustus 1315 zijn Vierde pertie van de Spiegel historiael – een vertaling van het Latijnse Speculum historiale – aan haar op. Hij noemt haar ‘mevrouw van Berlaar, Vrouwe Maria, die nu bij Antwerpen woont’. Waar zij voordien woonde, vermeldt hij niet. Lodewijk van Velthem was de pastoor van Veltem (bij Leuven). Hij laat weten dat het voltooien van de rijmkroniek hem bijzonder zwaar viel, maar dat hij het werk ook zou hebben geschreven als hij er niet voor betaald werd. Het waren volgens Lodewijk vooral de hoofsheid en vele goede gunsten van Maria die hem ertoe hadden gebracht in te gaan op haar vriendelijke verzoek om de kroniek te schrijven. De autobiografische notities in de Vifte pertie – het vijfde deel dat een jaar later werd voltooid en níet aan Maria van Souburg was opgedragen – laten zien dat de dichter in augustus of september 1315 inderdaad naar Antwerpen was afgereisd om zijn kroniek aan haar aan te bieden.
Gelet op de warme bewoordingen in de Vierde pertie is het opmerkelijk dat Lodewijk van Velthem in de Vifte pertie met geen woord over Maria van Souburg rept. Het lijkt er dus op dat de band tussen de dichter en Maria van Souburg na september 1315 werd verbroken – of dat haar financiën niet langer toestonden om de dichter te ondersteunen. Toch is dit bepaald niet zeker. De kroniek biedt een uitvoerig relaas van de meest recente geschiedenis (1248-1316) en blikt profetisch vooruit op het einde der tijden. Zo beschrijft Lodewijk het noodweer van 1315 als een teken dat God de kant van Vlaanderen heeft gekozen. Het is dus aannemelijk dat Lodewijk van Velthem met zijn Vifte pertie het publiek wilde overhalen de Vlaamse kant te kiezen en zich af te keren van Frankrijk. Hij droeg het op aan heer Gerard van Voorne, de belangrijkste raadgever van de Hollandse graaf, met meteen de vraag of hij diens hofkapelaan kon worden. Kennelijk probeerde hij zo de Hollandse partij los te weken van de Franse bondgenoot. In die optiek is het denkbaar dat – de anti-Franse – Maria van Souburg ook voor de Vifte pertie als mecenas heeft opgetreden, maar dat de kroniekschrijver haar rol strategisch verzweeg.
Reputatie
Lodewijk van Velthem verwierf in de twintigste eeuw de nodige faam als chroniqueur van de Guldensporenslag, en Maria van Souburg deelde in die roem. In 1938 werd er in Vlaanderen zelfs een wandelpad naar haar genoemd, hetgeen de Vlaamse historicus, dichter en romanschrijver Marnix Gijsen aanzette tot het schrijven van een satirisch stukje: ‘Nu gaat men waarachtig Maria van Berlaer in de bloempjes zetten. Het is geen wielrijdster en geen jubilerende actrice, het is een dame die rond de tijd der Gulden Sporen leefde en die Lodewijk van Velthem opdracht heeft gegeven de Spieghel Historiael van Van Maerlant voort te zetten. Niemand zal ons ooit meedelen of ze dat Mecenaat uitoefende om haar liefde voor literatuur en geschiedenis dan wel of het gebeurde om haar vriendinnetjes te overbluffen met de luxe van een privédichter-historicus. Het is ook mogelijk dat Van Velthem een opdringerig personage was en dat Maria […] uit verveling instemde. […] Nu krijgt ze van het dankbaar nageslacht ook een wandelpad. Zullen onze tijdgenoten haar voorbeeld volgen? Ik heb de indruk dat onze adellijke maecenassen hun belangstelling in het Vlaams geestelijk leven nog niet verder drijven dan het lezen van een Frans feuilleton over een Vlaamse roman’ (Gijsen, 340-341).
Archivalia
Zie de publicaties van Croenen.
Literatuur
- Marnix Gijsen, ‘Maria van Berlaer, 2 september 1938’, in: Idem, Scripta manent (Amsterdam etc. 1965) 339-341.
- Dini Hogenelst en Saskia de Vries, ‘“Die scone die mi peisen doet...”. De vrouw als opdrachtgeefster van middeleeuwse literatuur’, Tijdschrift voor Vrouwenstudies 3 (1982) 325-346.
- Godfried Croenen, ‘Maria van Berlaar en de “Spiegel historiael”’, in: P. Catteeuw en F. Hellemans red., In verscheidenheid. Liber amicorum prof. dr. em. Robert van Passen (Aartrijke 1993) 63-72.
- Godfried Croenen, Familie en macht. De familie Berthout en de Brabantse adel (Leuven 2003).
- Remco Sleiderink, ‘Lodewijk van Velthem. De onnoemelijke ambitie van een Brabantse dorpspastoor’, in: Remco Sleiderink, Veerle Uyttersprot en Bart Besamusca red., Maar er is meer. Avontuurlijk lezen in de epiek van de Lage Landen. Studies voor Jozef D. Janssens (Leuven/Amsterdam 2005) 109-129.
- De oorkonden van de familie Berthout 1212-1425, Godfried Croenen ed. (Brussel 2006).
Illustratie
Zegel van Maria van Souburg, ongedateerd. Links en rechts zijn de wapens van Souburg en Berlaar afgebeeld. Het Utrechts Archief, van Winssem, inv. nr. 2, fol. 116r. De tekening is gemaakt naar het origineel: Het Utrechts Archief, St. Marie, inv. nr. 924 (13 maart 1312 n.s.).
AuteurRemco SleiderinkBiografienummer in 1001 Vrouwen: 18
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.