© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Joke Spaans, Spaens, Cornelia, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Spaens [13/01/2014]
SPAENS, Cornelia (actief Utrecht 1566), als lid van de protestantse gemeenschap van Utrecht betrokken bij de beeldenstorm. Zij trouwde met Jelis Spaens, messenmaker. Uit dit huwelijk werden ten minste 2 zoons en 1 dochter geboren.
Afkomst en jeugd van Cornelia zijn onbekend. We kennen van haar zelfs geen patroniem; ze wordt aangeduid met de achternaam van haar man. Jelis (Gillis) Spaens was lid van het smidsgilde in Utrecht, en het is daarom waarschijnlijk dat ook Cornelia uit een ambachtelijk milieu stamde. Zij woonde met man en kinderen in een eigen huis met hof in de Gortstraat (tegenwoordig waarschijnlijk de Haverstraat).
Cornelia Spaens behoorde tot de fervente aanhangers van het opkomende protestantisme. Het hele gezin Spaens was in 1566 nauw betrokken bij de beeldenstorm in Utrecht, maar Cornelia lijkt daarbij de drijvende kracht geweest te zijn. Al voordat de Raad van Beroerten zijn onderzoek naar en vervolging van de aanstichters van de ‘troebelen’ begon, werd Cornelia gearresteerd en vastgezet in de stadsgevangenis in het huis Hasenberch.
Cornelia bekende bij haar arrestatie een toegewijd bezoekster te zijn geweest van de nieuwe gereformeerde preken. Zij had in haar huis verboden bijeenkomsten belegd en de predikanten onderdak verschaft. Ook haar betrokkenheid bij de beeldenstorm verhulde zij niet. Haar man Jelis was de aanvoerder van de brekers geweest, en Cornelia had mensen aangezet mee te doen met het breken, onder belofte van betaling. Zij verklaarde voor de schepenen van Utrecht dat Jelis een register had waarin hij bijhield wie aan de brekerij hadden meegedaan en hoeveel ieder daarvoor betaald moest krijgen.
Op 10 januari 1567 was Cornelia de eerste van de Utrechtse nieuwgezinden die door de Raad van Beroerten werd ingedaagd. Ze was er inmiddels echter in geslaagd uit te breken, zodat de Raad haar als voortvluchtig moest aanmerken. Op grond van deze vroege arrestatie kreeg zij later een 'plaats aan het hoofd van de Utrechtse martelaren’, ofschoon zij slechts bij verstek was veroordeeld tot verbanning, en er van martelaarschap dus niet echt sprake was.
Op 17 augustus 1568 werd ook Cornelia’s man ingedaagd, samen met hun zoons Jan en Hendrik en knecht Jan Jansz. Behalve van beeldbrekerij werd Jelis ervan beschuldigd dat hij de pastoor van de Geertekerk openlijk had gemaand het ware woord Gods te preken. Bovendien was hij in augustus 1566 als afgevaardigde van de gereformeerden voor de Utrechtse magistraat verschenen om een kerkgebouw op te eisen. Ook Cornelia’s man en zoons waren bij hun indaging voortvluchtig en werden bij verstek veroordeeld tot verbanning en confisquatie van hun goederen. Huis en hof werden na de confisquatie verhuurd voor respectievelijk tien en vier pond per jaar ten bate van de koning.
Het is onbekend waar het gezin zijn toevlucht gezocht heeft. Ver zal het niet geweest zijn, want in 1569 staat Jelis’ naam gewoon vermeld op een ledenlijst van het smedengilde. En toen op 8 mei 1579 de consistoriale gereformeerde gemeente van Utrecht haar eerste avondmaal vierde, was het echtpaar terug in de Domstad. De namen van Cornelia en Jelis Spaens staan, na die van de predikant, als eerste genoemd in de lidmatenlijst die bij die gelegenheid werd opgesteld. Jelis was toen ouderling. Hun dochter Belichje Jelisdr. Spaens trad diezelfde dag toe tot de gemeente, maar de zoons worden niet als lidmaten vermeld.
Naslagwerken
Van der Aa.
Archivalia
Het Utrechts Archief: Archieven van de financiële instellingen van de landsheer 1529-1581, Archief van de rentmeester van de geestelijke goederen 1568-1574, inv. nr. 98 (Rekeningen van Jacob van Oprode), fol. 282v, 316v. Stadsarchief II (1581-1795), inv. nr. 225 (Ledenlijsten van diverse gilden, 1569). Archief van de kerkenraad van de Nederlandse hervormde gemeente Utrecht, inv. nr. 404 (Lidmatenregister), fol. 1.Literatuur
- Pieter Christiaensz Bor, Historie der Nederlandtsche oorlogen (Amsterdam 1679) 90-91, 100-101.
- Jacob Marcus, Sententiën en indagingen van den hertog van Alba (Amsterdam 1735).
- Herman J. Royaards, ‘Proeve eener geschiedenis der hervorming in de stad en provincie Utrecht’, Archief voor Kerkelijke Geschiedenis, inzonderheid van Nederland 16 (1845) 423-429.
- H. Brugmans, Utrechtsche kroniek over 1566-1576’, Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap 25 (1904) 1-258.
- Benjamin J. Kaplan, Calvinists and libertines. Confession and community in Utrecht 1578-1620 (Oxford 1995).
- L.C.J.J. Bogaers, ‘Politieke en religieuze radicalisering’ en ‘De Opstand’, in: C. Dekker red., Geschiedenis van de provincie Utrecht, deel 2 (Utrecht 1997) 123-162.
- Ronald Rommes en Joost van der Spek, Met hand en hart. Zeven eeuwen smedengilde en St. Eloyengasthuis in Utrecht 1304-2004 (Utrecht 2004) 42-43.
Auteur: Joke Spaans
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 144
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.