Chijs, Anna Maria Margaretha van der (1814-1895)

 
English | Nederlands

CHIJS, Anna Maria Margaretha van der, vooral bekend als Mienette Storm-van der Chijs (geb. Delft 26-8-1814 – gest. Delft 1-1-1895), wereldreizigster, publiciste en sociaal hervormster. Dochter van Jacobus van der Chijs (1776-1833), koopman, en Anna Susanna Bagelaar (1778-1846). Mienette van der Chijs trouwde op 29-1-1845 in Delft met Willem Storm (1808-1845), predikant. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Mienette, zoals ze door familie en bekenden genoemd werd, was het jongste kind en de enige dochter in huize Van der Chijs. Volgens haar broer Jacob (1813-1888) werd zij in haar jonge jaren nogal verwend en financieel was dat ook mogelijk. Haar ouders behoorden tot de Delftse elite: vader stamde uit een geziene koopmansfamilie en handelde in thee, boter en kaas, moeder was een generaalsdochter. Mienettes geboortehuis ‘De Werelt’ lag in het centrum van de stad. Vooraanstaande personen uit het culturele en politieke leven behoorden tot de kennissenkring van haar ouders en daarmee ook tot die van Mienette. Zelfs had zij goede contacten met leden van het Koninklijk Huis. Het verhaal gaat dat grootvader van moederszijde in 1839 de toekomstige koningin Sophie van Wurtemberg naar Nederland escorteerde en haar toen voorstelde aan zijn kleindochter. Feit is dat Mienette in haar latere leven een goed contact had met koningin Sophie.

Mienettes opvoeding was in grote lijnen die van alle meisjes uit de gegoede stand aan het begin van de negentiende eeuw. Na een schoolopleiding tot haar veertiende jaar kreeg zij privéonderwijs in talen, muziek en tekenen. Opmerkelijk element in haar opvoeding en vormend voor haar verdere leven waren de reizen die zij als jong meisje maakte met haar vader. Al snel ondernam Mienette reizen op eigen gelegenheid. In 1833 reisde ze naar Zuid-Afrika, waar haar broer Jan Theodoor (1806-1841?) woonde. Daar bereikte haar het bericht van haar vaders overlijden. Ze keerde terug naar huis en de daaropvolgende jaren woonde zij bij haar moeder. Korte tijd was zij verloofd met een grenadier, jonkheer van Kinschot, maar ze verbrak deze verbintenis omdat – zo schreef haar broer in zijn dagboek – haar verloofde aan zijn atheïstische levensbeschouwing vasthield.

Sociale zorg

In Delft was Mienette een vooraanstaand lid van de vrouwenvereniging ‘Dorcas’ (1833-1920), die zich ten doel stelde behoeftige weduwen, alleenstaande vrouwen en grote gezinnen steun te verlenen, enerzijds door het verstrekken van levensmiddelen, kleding en brandstof en anderzijds door het aan de vrouwen uitbesteden van naaiwerk zodat zij geheel of gedeeltelijk in eigen onderhoud konden voorzien. De ondersteuning werd gefinancierd uit de ledencontributies en uit de opbrengsten van de jaarlijkse loterij. De hierbij uitgeloofde prijzen werden ter beschikking gesteld door leden en bevriende relaties. Mienette deed daarvoor ook altijd, met succes, een beroep op haar vrienden aan het hof.

‘Dorcas’ opereerde in nauw overleg met de predikanten van de Hervormde Kerk in Delft. Waarschijnlijk is Mienette langs deze weg in contact gekomen met Willem Storm, die daar sinds 1838 predikant was. In 1845 traden de niet meer zo jonge lieden – zij was 30, hij 37 jaar oud – in het huwelijk en verhuisden zij naar Utrecht, waar hij beroepen was. Twee maanden na hun huwelijk overleed Willem Storm en kort daarna keerde de weduwe Storm, zoals ze zich sindsdien zou noemen, terug naar Delft. Ze trok weer in bij haar moeder, die echter het jaar daarop overleed, en nam haar sociale werk op.

Uit het notulenboek van de vereniging blijkt dat de weduwe Storm de vergaderingen van ‘Dorcas’ niet altijd kon bijwonen vanwege verblijf in het buitenland, maar als zij er was liet zij zich horen. Zo nam zij in 1846 het initiatief tot de oprichting van een Leer- en Werkschool, waar meisjes van arme komaf na het verlaten van de lagere school onderricht kregen in naaien en andere huishoudelijke zaken. Na hun opleiding zou de vereniging zorg dragen voor plaatsing van deze meisjes als dienstbode. Storm-van der Chijs steunde deze school door bij de oprichting een bijdrage van duizend gulden te leveren. Bovendien liet zij bij notaris Vernee in Delft een wilsbeschikking vastleggen, waarin ze aangaf welke taken de school op zich diende te nemen.

In haar verdere leven zou zij zich blijven inzetten voor onderwijs aan en werkgelegenheid voor vrouwen. Zij had vaak creatieve ideeën over de financiële realisering van zulke projecten. Zo stelde zij in 1866 voor om de opbrengst van de jaarlijkse ‘Dorcas’-loterij te ‘kapitaliseren’ en daarmee ‘onbemiddelde meisjes uit de fatsoenlijke stand’ te ondersteunen.

Wereldreizigster

Storm-van der Chijs was een welvarende weduwe en na het overlijden van haar moeder in 1846 ongebonden. Dat stelde haar in staat een oude liefde weer op te pakken, het reizen. Nog datzelfde jaar bezocht ze – vergezeld door haar neef Jacob – een aantal Europese landen en in 1847 ging ze weer naar Zuid-Afrika. Daar stichtte zij een kolonie voor twintig Nederlandse weeskinderen – jongens en meisjes – die daar een nieuw bestaan konden opbouwen. Storm financierde de overtocht, huisvesting en voeding van de jonge kolonisten en zorgde voor een startkapitaal als zij besloten zich in Zuid-Afrika te vestigen. Een soortgelijk project in Tennessee ging in het geweld van de Amerikaanse Burgeroorlog ten onder. Om poolshoogte te nemen reisde zij in 1857 samen met haar kamenier, Maria van den Bosch, naar Amerika.

Deze reis leidde in ruim zes jaar tijd via Canada en de Verenigde Staten naar Mexico en eindigde in 1863 op Cuba. Onderweg maakte zij persoonlijk kennis met Lucretia Mott en andere vooraanstaande leden van de Amerikaanse vrouwenbeweging, bezocht zij in New York het Cooper Institute – dat beroepsopleidingen bood aan duizenden jonge mannen en vrouwen – en oriënteerde zij zich op het gebied van landbouwproducten. Storm-van der Chijs nam een grote verzameling planten mee terug naar huis en probeerde enkele nieuwe gewassen, zoals de Mexicaanse aardappel en wilde rijst uit Wisconsin, in Nederland te introduceren.

Tot in de jaren 1870 zou de weduwe Storm blijven reizen, altijd vergezeld van Maria van den Bosch en in haar bagage een album, waarin zij de mensen die zij ontmoette hun handtekening liet zetten. Velen voegden er een motto, een tekening of een ander blijk van waardering aan toe. Door haar goede contacten met het Nederlandse hof gingen er veel deuren voor haar open. Johanna Naber signaleerde – op basis van de albums – dat Storm-van der Chijs aanwezig moet zijn geweest bij de opening van het Suezkanaal in 1869. De meeste van haar albums zijn verloren gegaan, maar het enkele dat bewaard is gebleven, geeft een indruk van haar uitgebreide netwerk en haar brede belangstelling op het gebied van onderwijs, wetenschap, sociaal werk en kunsten.

Onderwijs en werk

Haar reizen waren een bron van inspiratie voor haar activiteiten in Nederland, en die spitsten zich in de jaren 1860 steeds meer toe op het (beroeps)onderwijs voor meisjes en werkgelegenheid voor vrouwen. Vanuit Amerika stuurde zij artikelen naar gezaghebbende bladen als de Economist en het Tijdschrift voor Staathuishoudkunde. Daarin beschreef zij het Cooper Institute, waar meisjes niet alleen in de traditionele vrouwenberoepen werden geschoold, maar ook werden opgeleid voor betrekkingen in handel en bedrijf, zoals boekhoudster en telegrafiste. Terug in Nederland zette Storm-van der Chijs zich in voor de oprichting van een Industrieschool voor Meisjes – een project dat de Maatschappij tot Nut van het Algemeen zou realiseren, overigens zonder haar daar verder nog bij te betrekken. Ook ijverde zij voor de toelating van meisjes tot het examen voor leerling-apotheker, hetgeen in 1867 met succes werd bekroond. Zij probeerde ook arbeidsvelden en opleidingen voor vrouwen in de landbouw uit te breiden, vooral op het gebied van zuivelbereiding en de bloembollen- en groenteteelt. Jarenlang bepleitte zij deze zaken in talrijke lezingen.

Uit de berichtgeving over deze activiteiten komt een beeld naar voren van een individueel opererend activiste. Soms gebruikte zij haar contacten met vooraanstaande bestuurders om vrouwen aan te bevelen voor bijvoorbeeld posities op gemeentelijke scholen. Haar ideeën ventileerde zij via artikelen en op congressen van landbouwkundigen en letterkundigen. Zij lijkt die organisaties met haar optreden soms zo overrompeld te hebben, dat zij rigoureuze maatregelen namen. Na haar optreden op het Negende Taal- en Letterkundige Congres (1867) in Gent werd de toelating van vrouwen als sprekers plotseling een punt van discussie. Op het tiende congres, in Den Haag, mochten vrouwen niet als spreekster optreden, maar op het elfde congres in 1869 werd de kwestie in haar voordeel beslecht. Dit was aanleiding voor een kleine brochurestrijd, waarin ene ‘mevr. M. Calmeé’ – volgens sommigen het pseudoniem van een man – de aanval op Storm-van der Chijs inzette en anderen, onder wie de Multatuli-adepte Marie Anderson, het voor haar opnamen.

Er vielen de weduwe Storm meer blijken van waardering te beurt: zij werd erelid van de Maatschappij voor Bevordering van Tuinbouw in Zeeland (1864), van de Rotterdamse Maatschappij voor Kunsten en Wetenschappen (1868), en van het Nederlands Onderwijzers Genootschap (1873). Haar contacten met de opkomende vrouwenbeweging daarentegen waren niet altijd vriendschappelijk. Zij verschilde principieel van mening met Elise van Calcar (1822-1904), die pleitte voor meisjesonderwijs gericht op meer traditionele vrouwentaken. De openbare discussie tussen deze twee ‘kemphennen voor de emancipatie der vrouw’ – zoals de Delftsche Courant hen in 1864 typeerde – was een van de eerste wapenfeiten van de negentiende-eeuwse vrouwenbeweging in Nederland. Ook de vereniging ‘Arbeid Adelt’ kreeg haar kritiek te verduren. Toen deze organisatie in 1872 het besluit nam de door vrouwen gemaakte handwerken anoniem te verkopen, besloot Storm-van der Chijs het legaat dat zij de vereniging had willen geven, in te trekken.

Laatste project

Beheer van geld is voor de weduwe Storm steeds een belangrijke zaak geweest. Na het overlijden van haar moeder beschikte zij als 31-jarige weduwe over een ruime erfenis. Ze verhuisde van het ouderlijk huis naar een kleinere woning in Delft: daar woonde ze eerst aan de Voorstraat en vanaf 1856 op een bovenwoning aan de Verwersdijk. Zij bezat in die jaren enkele huizen en een aanzienlijke hoeveelheid aandelen en obligaties. Adviezen van haar broer Jacob over het beheer van haar vermogen lijkt zij niet gevolgd te hebben. Het verhaal gaat dat ze zelf de beurs bezocht om de aandelenkoersen te volgen en uit het notarieel archief van Delft blijkt dat ze, vooral in de jaren 1870, met enige regelmaat delen van haar onroerend goed verkocht.

Zo maakte zij geld vrij voor een laatste project, de bouw van een villa in Scheveningen die leef- en werkruimte moest bieden aan kunstenaars. Het project strandde in 1884 door een samenloop van tegenslagen: er werd ingebroken in de villa terwijl deze niet verzekerd was, en Maria van den Bosch die bijna veertig jaar lang haar metgezel was geweest, overleed. Deze gebeurtenissen werden Storm-van der Chijs te veel; zij kon niet meer voor zichzelf zorgen en raakte in dusdanige staat van verwaarlozing dat haar familie in 1885 besloot haar te laten opnemen. Dat ging gepaard met enige consternatie, omdat de sleutel waarmee zij zich verzette, werd aangezien voor een revolver. Blootsvoets werd zij meegenomen naar het Sint Jorisgasthuis in Delft, waar de geneesheer de diagnose ‘vervolgingswaanzin’ stelde. Uit het opnamerapport kan worden afgeleid dat de familie ook andere redenen had haar te laten opnemen: gezien de aankoop van ‘massa’s schilderijen’ en de bouw van een villa met belvedère ‘waarin zij jonge schilders zou huisvesten’ achtte de familie het waarschijnlijk niet langer verantwoord haar het beheer over haar eigen middelen te laten. Bij haar opname werd een overzicht van haar bezittingen gemaakt, waaruit blijkt dat zij op dat moment in het bezit was van een fondsenpakket, met daarin nogal wat risicovolle beleggingen, met een totale waarde van 232.680 gulden. Het Arrondissement van Den Haag stelde haar broer Jacob aan als bewindvoerder over haar goederen; na diens dood in 1888 ging deze taak over op zijn zoon Jacob.

Het patiëntendossier laat over de jaren na haar opname geen noemenswaardige verandering in haar ziektebeeld zien. In het najaar van 1894 werd Storm-van der Chijs getroffen door een ‘apoplexie’ (: hersenbloeding). Daarna namen haar krachten af en op 1 januari 1895 overleed zij.

Postume waardering

Het overlijden van Anna Maria Margaretha Storm-van der Chijs was voor de Delftsche Courant aanleiding haar in een kort berichtje te herdenken als een wereldreizigster met grote bekendheid, ‘zo in de wetenschap gelijk als in de kunstwereld’, en als strijdster voor de rechten der vrouw. In de bladen van de vrouwenbeweging, die in de jaren 1890 begonnen te verschijnen, verschenen echter geen necrologiëen. Haar betekenis voor de vrouwenbeweging, in het bijzonder inzake onderwijs, kreeg pas tijdens de Nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid, in 1898 enige aandacht. In 1955 namen de soroptimisten ter gelegenheid van haar zestigste sterfdag het initiatief tot de onthulling van een plaquette op haar geboortehuis, waarop zij werd getypeerd als ‘wereldreizigster en voorloopster van het feminisme’. In 1998 richtte de Wageningse Universiteit het Storm-van der Chijs Fonds op dat elke twee jaar stipendia verstrekt aan veelbelovende studentes.

Archivalia

  • IIAV, Amsterdam: Collectie A.M.M. Storm-van der Chijs [1 archiefdoos met 1 handtekeningenalbum, 1 brief aan broer, geboorte-annonces, testament en huwelijksaankondiging]; Collectie Welmoet Wijnandts Francken-Dyserinck, map 92 [stukken betr. A.M.M. Storm-van der Chijs].
  • Gemeentearchief Delft: Archief Sint Joris Gasthuis, dossier 364; Archief Liefdadigheidsgenootschap ‘Dorcas’.

Publicaties

Artikelen in: De Economist, Tijdschrift voor Staathuishoudkunde en Statistiek, Ons Streven, Jaarboekje van de Maatschappij van Weldadigheid, De Schoolbode, De Monitor, Nationaal Museum en Weekblad voor Lager, Middelbaar en Gymnasiaal Onderwijs.

Literatuur

  • Marie Anderson, Open brief aan mevr. Storm-van der Chijs (Amsterdam 1868).
  • Geen vrouwenemancipatie? Een woord aan mevr. de wed. Storm-van der Chijs. Naar aanleiding van den Open brief van zekere mevr. Calmée. Door een lid van het Xe Taal- en Letterkundig Congres. Met een naschrift over het schrijven van Marie Anderson (Amsterdam 1868).
  • Mevr. M. Calmée [mej. A.G. de Leeuw], Open brief aan mevr. Storm-van der Chijs (Nijmegen 1868).
  • Johanna, Open brief aan mevrouw M. Calmeé naar aanleiding van haar schrijven aan mevrouw Storm-van der Chijs (Tiel 1870).
  • Cuperus-van Rhijn, ‘Anna Maria Margaretha Storm-van der Chijs, 1814-1895’, Vrouwenarbeid. Orgaan van de Vereeniging Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (1898) 7, 61-62; 8, 72-74.
  • J.W.A. Naber, ‘Een baanbreekster’, De Hollandsche Huisvrouw (4 mei 1916) 33-35.
  • W.W.F.D., ‘Anna Maria Margaretha Storm-van der Chijs’, De Werkende Vrouw (1931) februari, 25-27.
  • P.C. Visser, [levensschets van Storm-van der Chijs], Delftse Courant 26-9-1953.
  • H. Hogeweg-de Haart, Anna Maria Margaretha Storm-van der Chijs (Amsterdam 1955).
  • Francisca Maria de Haan, Sekse op kantoor. Over vrouwelijkheid, mannelijkheid en macht, Nederland 1860-1940 (Hilversum 1992) 32-39.
  • W.J. Pouwelse, Haar verstand dienstbaar aan het hart. Middelbaar onderwijs voor meisjes, debatten, acties en beleid 1860-1917 (Tilburg 1993) 21-23.
  • E.B.M. Salden-Campfens, ‘Mienette Storm-van der Chijs 1814-1895’, in: Aafje Meijer-Schaap e.a. red., Delftse vrouwen van vroeger door Delftse vrouwen van nu (Delft 1996) 66-83.
  • Margreet van der Burg, ‘Geen Tweede Boer’. Gender, landbouwmodernisering en onderwijs aan plattelandsvrouwen in Nederland 1863-1968 (Hilversum 2002) 61-73.

Illustratie

Ongedateerde foto, ca. 1865 (IIAV).

Auteur: Fia Dieteren

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 699

laatst gewijzigd: 25/08/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.