Swijnkens, Beerte (voor 1380-1449)

 
English | Nederlands

SWIJNKENS, Beerte (geb. Zwolle? voor 1380 – gest. Deventer 1449), weefster, moeder van het Meester-Geertshuis in Deventer.

Over de familie van de van oorsprong Zwolse weefster Beerte Swijnkens is niets bekend. Zij komt met de toenaam ‘Swijnkens’ tweemaal voor in het zusterboek van het Meester-Geertshuis te Deventer, een in 1374 door Geert Grote gestichte woongemeenschap van vrome arme vrouwen waarvan Salomé Sticken, de latere priores van Diepenveen, de bekendste is. In de oudste stadsrekeningen van Zwolle komt een enkele burger met de toenaam ‘Swijn’ voor. In het cartularium van de St.-Agnietenberg bij Zwolle, waar Beerte Swijnkens volgens het zusterboek omstreeks 1392 heeft gewoond, is deze familie niet gevonden. Uit haar toelating tot het Meester-Geertshuis is wel op te maken dat zij vóór 1380 is geboren, geen weduwe was en geen adellijke kanunnikes (Scheepsma, 13).

Loopbaan

Beerte Swijnkens zou in 1392 nog bij de Windesheimer kanunniken op de Nemelerberg bij Zwolle hebben gewoond. De kroniek van Thomas van Kempen meldt dat daar ook leken verbleven die timmerden of weefden, maar noemt haar niet met name (De Kruijf, 150). Kort na 1392 is zij op verzoek van Jan Brinckerinck, de rector van het Meester-Geertshuis, naar Deventer verhuisd om daar een weverij op te zetten (zie ook Van Luijk, 97-99). Later is zij als ‘magistra’ of moeder van het huis opgetreden. Rector Brinckerinck trad volgens een vijftiende-eeuwse biografie zeer star op tegen de aan zijn geestelijke zorg toevertrouwde devote vrouwen. De enige maal dat moeder Beerte naar verluidt tegen zijn gezag durfde ingaan, was toen zij op eigen initiatief voedselhulp voor de zusters van Diepenveen organiseerde (Brinkerink, 341-344). Overigens deed zij volgens het zusterboek in strengheid niet voor Brinckerinck onder. In de weverij ging zij soms achter een zuster staan om haar zonder aanleiding een draai om de oren te geven. Moeder Beerte, die volgens het zusterboek zelf zeer bijbelvast was, onderbrak ook vaak de schriftlezingen aan de eettafel om de zusters te overhoren. Beviel een antwoord haar niet, dan placht zij de onoplettende zuster daarvoor scherp te berispen of aan het oor te trekken (De Man, 199).

Volgens het zusterboek hechtte moeder Beerte aan soberheid. De dagelijkse pap werd bereid met het allergoedkoopste dunbier. Toen een bezoekster in plaats daarvan een kan goed tapbier had meegebracht, verweet moeder Beerte haar luxe in het huis te brengen ‘die wij hier niet gewoon zijn’. Een zuster die een nieuwe mantel wilde aanschaffen, werd eveneens berispt. Pas onder de mis leefde moeder Beerte op. Wanneer zij daarvan thuiskwam, gloeide haar gezicht ‘alsof ze met een goddelijke vlam ontstoken was’ en trok zij zich terug om te mediteren (De Man, 21, 36, 200). Tegen de procurator van het Meester-Geertshuis zei ze dat ze het gezicht van Brinckerinck voor het eerst zag toen hij lag opgebaard (Dumbar, 16). Dit zegt veel over de grote afstand tussen de zusters en hun geestelijk leidsman. Oogcontact werd niet alleen tijdens de biecht vermeden, maar ook onder de preken – dit laatste in navolging van reguliere nonnen, die blijkens een opmerking van Brugman tijdens zijn preken met hun rug naar hem toegekeerd zaten.

Reputatie

Swijnkens is aan de vergetelheid ontrukt door de kerkhistoricus J. Fruytier, die samen met D.A. Brinkerink voor het NNBW de zusterboeken van Deventer en Diepenveen doorwerkte.

Het Deventer zusterboek is echter exempellectuur, geen verzameling biografieën in hedendaagse zin. De beschrijvingen van het optreden van moeder Beerte, hoe opmerkelijk ook voor hedendaagse lezers, zijn in de middeleeuwse context niet meer dan clichés (‘topoi’). Het zusterboek stelt moeder Beerte aan latere zusters ten voorbeeld als een strenge, zuinige en ‘wonderlijk devote’ vrouw. Haar extase na de mis kenschetst haar voor de goede verstaander als ‘bruid van Christus’, haar berekende toorn als goede leerlinge van haar rector. Hiermee zijn de twee belangrijkste mannen in haar leven aangeduid. Over haar eigen familie wordt nergens gerept.

Naslagwerken

NNBW.

Literatuur en bronnenuitgaven

  • G. Dumbar, Analecta seu vetera aliquot scripta inedita, 1 (Deventer 1719).
  • ‘Vita venerabilis Ioannis Brinkerinck’, D.A. Brinkerink ed., Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, nieuwe serie 1 (1901) 314-354.
  • D. de Man, Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oelden zusteren. Naar het in Arnhem berustende handschrift (Den Haag 1919) [het handschrift is thans in de Stads- of Athenaeumbibliotheek te Deventer].
  • Maandrekening van Zwolle, S. Elte en F.C. Berkenvelder ed. (Zwolle 1970-1992).
  • F.C. Berkenvelder, Zwolse regesten (Zwolle 1980-1997).
  • L. Breure, Doodsbeleving en levenshouding. Een historisch-psychologische studie betreffende de Moderne Devotie in het IJsselgebied (Hilversum 1987).
  • Jaarrekening van Zwolle, F.C. Berkenvelder ed. (Zwolle 1994-1998).
  • W. Scheepsma, Deemoed en devotie. De koorvrouwen van Windesheim en hun geschriften (Amsterdam 1997).
  • Een klooster ontsloten. De kroniek van Sint-Agnietenberg bij Zwolle door Thomas van Kempen, in vertaling en met commentaar, U. de Kruijf e.a. ed. (Kampen 2000).
  • A. de Beer, Vrouwen in het BWN en NNBW. Een vergelijking (Utrecht 2003).
  • M. van Luijk, Bruiden van Christus. De tweede religieuze vrouwenbeweging in Leiden en Zwolle, 1380-1580 (Zutphen 2004).

Auteur: Kees Kuiken

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 37

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.