Tameling, Arnoldina Margaretha (1791-1874)

 
English | Nederlands

TAMELING, Arnoldina Margaretha (geb. Vlissingen 1791 – gest. Utrecht 27-1-1874), winkelmeisje en dienstbode; liet persoonlijke documenten na. Dochter van Diederik Tameling (gest. 1791), predikant, en Anna Maria Horn (gest. 1805). Arnoldina Margaretha Tameling bleef ongehuwd.

Het leven van Arnoldina Margaretha Tameling zou volledig aan onze blik zijn onttrokken als in 2006 niet een schoenendoos met persoonlijke papieren van haar was ontdekt in het archief van zorgcentrum De Wartburg in Utrecht. Het gaat om brieven, gedichten en dagboekfragmenten. Zij was een van de eerste bewoonsters van het in 1841 opgerichte Evangelisch-Luthers Wees-, Oude Mannen- en Vrouwenhuis, waaruit later het zorgcentrum De Wartburg voortkwam.

Arnoldina Tameling werd geboren in Vlissingen, waar haar vader predikant was bij de lutherse gemeente. Hij overleed voor haar geboorte en haar moeder hertrouwde met zijn opvolger, Johannes Stephanus Diephuizen. Na de dood van haar moeder in 1805 stichtte Arnoldina’s stiefvader een nieuw gezin waarvan ook Arnoldina – toen veertien jaar – deel bleef uitmaken. In Amersfoort, vanaf 1810 de nieuwe woonplaats van het gezin, volgde Arnoldina een opleiding tot hoedenmaakster. Zij accepteerde in 1818 op 27-jarige leeftijd een betrekking in de fourniturenwinkel van de zusters Bätz (familie van de Utrechtse orgelbouwers) aan de Lijnmarkt in Utrecht. Zij woonde bij hen in en werkte als ‘winkeldochter’ en als dienstbode. De familie Diephuizen zag ze in haar verdere leven nog maar vier keer, maar ze correspondeerde wel met hen, met name met haar stiefbroer Toon. Arnoldina was actief binnen de lutherse gemeente. Zij droeg bij aan het fonds voor de herbouw van de lutherse Nieuwe Kerk in Amsterdam, waarvan ze in 1826 de inwijding bijwoonde.

In 1855 nam Arnoldina Tameling, 64 jaar oud, haar intrek in het Evangelisch-Luthers Wees-, Oude Mannen- en Vrouwenhuis aan het Domplein in Utrecht. Haar verblijf werd betaald door de diaconie. Uit de drie pagina’s lange boedelinventaris, opgemaakt na haar dood, blijkt dat zij redelijk welgesteld was: zij had voor haar tijd veel kleding – dankzij haar werk in een modezaak – een zeventigtal boeken, zilverwerk en meubels. Uit nagelaten kwitanties blijkt dat zij het eenvoudige menu in het tehuis aanvulde met genotmiddelen als koffie, boter, fruit, krentenbrood, olie, boter, beschuit, pepermunt, krakelingen, koek, bier en snuiftabak. Ook dronk ze graag een glas wijn met vrienden. In een boekje, getiteld Mijn genoegen of uurtjes van uitspanning, verzamelde ze haar eigen gedichten en die van vrienden waarin zowel romantische thema’s – odes aan de maan, de avond, de morgenstond, de liefde – als godsdienstige en existentiële onderwerpen – eenzaamheid en afscheid nemen – aan de orde kwamen.

Vanaf 1865 was Arnoldina Tameling de enige bejaarde in het tehuis, dat inmiddels een weeshuis was geworden. Zij bleef er tot aan haar dood wonen. In januari 1874 werd zij ziek en op 27 januari van dat jaar overleed zij, 82 jaar oud.

Als herinnering aan de laatste bejaarde bewoner van het tehuis besloten de regenten de nagelaten documenten van Arnoldina Tameling te bewaren. Haar goederen werden ten bate van het huis aangewend en haar zilverwerk als aandenken onder de weesmeisjes verdeeld. In 2006 verscheen het boekje Een leven in een schoenendoos, gebaseerd op de door haar nagelaten documenten.

Literatuur

  • C.Ch.G. Visser, Bescherming aan de jeugd en rust aan d’ouderdom (Utrecht 1981).
  • Dominique Malenstein, ‘Een leven in een schoenendoos’. Arnoldina Tameling, 1791-1874 (Utrecht 2006).

 

Redactie

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.