Tendeloo, Nancy Sophia Cornélie (1897-1956)

 
English | Nederlands

TENDELOO, Nancy Sophia Cornélie (geb. Tebing Tinggi, Sumatra, Nederlands-lndië 3-9-1897 – gest. Wassenaar 18-10-1956), juriste en politica. Dochter van Henricus Johannes Emile Tendeloo (1859-1903), assistent-resident in Nederlands-lndië, en Jeanne Cornélie Stamm'ler (1868-1947). Cornélie Tendeloo bleef ongehuwd.

Cornélie (Corry) Tendeloo was vijf jaar oud toen haar vader, een Indisch bestuursambtenaar, overleed en haar moeder besloot met haar zoontje en twee dochtertjes naar Nederland terug te keren. Zij vestigden zich in Leiden, waar Corry de HBS voor meisjes en het gymnasium bezocht. In 1916 verhuisde het gezin naar Utrecht. Corry behaalde er in 1918 de akte MO-A Engels en was vervolgens van 1919 tot 1921 lerares aan een plaatselijke Mulo. Deze betrekking lag haar niet, en in oktober 1919 besloot zij rechten te gaan studeren in Utrecht. Tijdens haar studie werd haar belangstelling voor maatschappelijke vraagstukken gewekt en kwam zij in aanraking met de vrouwenbeweging. Zij was bestuurslid van het Studenten-Genootschap voor Sociale Studie en vertegenwoordigde de Utrechtsche Vrouwelijke Studentenvereeniging in de Nationale Vrouwenraad. Op 30 juni 1924 legde zij het doctoraalexamen af.

Strijdster voor vrouwenrechten

In 1925 vestigde Corry Tendeloo zich als advocate in Amsterdam; eerst op een advocatenkantoor, vanaf 1927 zelfstandig. In haar praktijk en als vrijwilligster bij het rechtskundig adviesbureau voor onbemiddelden van de vereniging Ons Huis kwam zij in aanraking met sociale misstanden, zoals de juridische ongelijkheid van mannen en vrouwen. Het bracht haar ertoe actief te worden in een groot aantal verenigingen. Zij was bijvoorbeeld van 1928 tot 1937 secretaresse van de Nederlandsche Vrouwenclub, van 1933 tot 1939 hoofdbestuurslid van de Nederlandsche Vereeniging van Vrouwen met Academische Opleiding (VVAO) en van 1936 tot 1942 hoofdbestuurslid van de Nederlandsche Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (VVGS). Verder was zij bestuurslid en later vice-voorzitster van de afdeling Amsterdam van de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en voorzitster van de Coöperatieve Woonvereeniging Het Nieuwe Huis aan het Roelof Hartplein, waar zij ook zelf woonde.

Vanaf 1935 was Corry Tendeloo voorzitster van het binnen de VVGS gevormde Jongeren Werk Comité. De hierin verzamelde feministen van onder de veertig jaar wilden opkomen voor de handhaving van vrouwenrechten die door de economische crisis dreigden te worden aangetast. Nadat in 1937 bij de Tweede Kamer het zogeheten wetsontwerp-Romme –  bedoeld om gehuwde vrouwen van de arbeidsmarkt te weren – was ingediend, organiseerde Tendeloo met andere vooraanstaande feministen bijeenkomsten in heel Nederland om zich hiertegen uit te spreken. Haar opvallende optreden tijdens deze propagandatochten bracht het bestuur van de VDB ertoe Tendeloo kandidaat te stellen voor de verkiezingen van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Ze kwam als twintigste op de lijst, maar door het grote aantal voorkeurstemmen belandde ze uiteindelijk op de derde plaats. Het bleek niet genoeg voor een Statenzetel, maar bracht haar wel op een verkiesbare plaats op de kandidatenlijst voor de Amsterdamse gemeenteraad, waarin ze van april 1938 tot 1 maart 1941 en opnieuw van november 1945 tot september 1946 zitting had. Toen de VDB in februari 1946 opging in de Partij van de Arbeid (PvdA) werd Tendeloo hiervan automatisch lid. De socialistische partijcultuur bleef haar echter vreemd. Op 20 november 1945 werd Tendeloo lid van het Noodparlement en na de eerste naoorlogse verkiezingen kwam zij op 6 juni 1946 voor de PvdA in de Tweede Kamer.

Corry Tendeloo ontpopte zich als een consciëntieus en ijverig parlementariër. Ze had lef en toonde initatief, was steeds terzake en spaarde haar tegenstanders niet, wat haar in de pers de kwalificatie ‘militant’ opleverde. Dit werd nog versterkt door de stelselmatige aandacht die zij in de Tweede Kamer vroeg voor de wettelijke positie van vrouwen. Zo hield Tendeloo zich daar intensief bezig met het onderwerp 'gelijk loon voor arbeid van gelijke waarde' en spande ze zich in voor opheffing van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw in het huwelijksrecht. Ook streed zij voor de toegang van vrouwen tot alle ambten, beroepen en opleidingen. In dit verband trok zij tussen 1950 en 1953 de aandacht met haar originele en humorvolle Kamerredes en interpellaties waarin zij de openstelling voor vrouwen van de Rijksbelastingacademie te Rotterdam bepleitte. De volharding waarmee Tendeloo dit onderwerp bij herhaling in het parlement aan de orde stelde, leidde er uiteindelijk toe dat vrouwen vanaf het voorjaar van 1954 tot dit notoire mannenbolwerk werden toegelaten.

Motie-Tendeloo

Intussen bleef Corry Tendeloo actief in de vrouwenbeweging. Van december 1946 tot april 1956 verzorgde zij voor Vrouwenbelangen, het maandblad van de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen, Vrouwenarbeid en Gelijk Staatsburgerschap, meestentijds de vaste rubriek 'Parlementaria'. Op heldere wijze gaf zij hierin een toelichting op actuele politieke gebeurtenissen. Zij bleef daarbij te allen tijde de intellectuele dame van stand, die er bij de redactie op aandrong het 'voor onze lezeressen' niet te moeilijk te maken: 'Houd rekening met een gemiddelde intelligentie van 16 jaar!!', liet zij bij gelegenheid weten. Deze houding kwam voort uit een voor Tendeloo vanzelfsprekend praktisch-educatief realisme.

Toen aan het begin van de jaren vijftig kanker bij haar werd geconstateerd, zag Corry Tendeloo zich gedwongen het rustiger aan te doen. Haar advocatenpraktijk moest ze in 1952, na 26 jaar, beëindigen. Wel bleef zij bestuurslid van verscheidene vrouwenverenigingen. Toen in 1953 het heen en weer reizen tussen Amsterdam en Den Haag bezwaarlijk werd, verhuisde ze naar een villaatje aan de Jonkerlaan in Wassenaar. Daar kon zij zich uitleven in haar hobby’s: handwerken en tuinieren.

Op 15 september 1955 hield Tendeloo in de Kamer een rede voor afschaffing van het ontslaggebod van huwende ambtenaressen. Zij stelde zich op het standpunt dat de overheid geen bemoeienis mocht hebben met het al dan niet buitenshuis werken van getrouwde vrouwen. Dit was, haars inziens, een zaak die vrouwen zelf, in overleg met hun echtgenoten, moesten beslissen. Ook druiste de in dit opzicht bevoogdende rol van de staat in tegen Tendeloo's streven naar juridische gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. Haar pleidooi in de Tweede Kamer leidde in diezelfde vergadering tot het indienen van een – naar haar genoemde – motie die overheidsbemoeienis met betaalde arbeid van gehuwde vrouwen afwees. Alle vrouwelijke Tweede-Kamerleden – dwars door de partijen heen – stemden voor de motie. De mannelijke parlementariërs waren minder eensgezind, ofschoon het uiteindelijk drie mannen uit de confessionele rijen waren die ervoor zorgden dat de motie-Tendeloo met 46 tegen 44 stemmen werd aangenomen. Bij de kabinetsformatie van 1956 werd op aandringen van de PvdA afgesproken het ontslag van huwende en gehuwde ambtenaressen inderdaad af te schaffen, wat op 24 december 1957 gebeurde. Voor particuliere werkgevers bleef evenwel de mogelijkheid bestaan vrouwen bij hun huwelijk te ontslaan.

Nog op 27 april 1956 hield Corry Tendeloo in de Tweede Kamer een gloedvol pleidooi voor de opheffing van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw. De Kamer luisterde aandachtig toe. Kort daarna moest zij in verband met haar ziekte het bed houden. Een half jaar later overleed zij, 59 jaar oud, in haar Wassenaarse woning.

Betekenis

Corry Tendeloo hield met een kleine groep vrouwen het vuur van de strijd voor vrouwenrechten brandende in een tijd waarin dat dreigde uit te doven. Na de overwinningen die zij in die strijd medio jaren vijftig behaalde, werd zij weldra vergeten. In 2003 publiceerde Anneke Linders haar biografische studie over Tendeloo, opdat die naam meer zou zijn dan enkel een motie: een strijdbare politieke vrouw in een feministisch dal.

Naslagwerken

Atria; BWN; BWSA; PDC.

Archivalia

Atria, Amsterdam: collectie Corry Tendeloo over de jaren 1937-1955.

Publicaties

Behalve talrijke tijdschriftartikelen:

  • [samen met A.J. Hoek-van Nieuwkerk en A.H. Weyers], ‘De oude-dags-voorziening voor werkende vrouwen’, in: Rapport aan het Bestuur van de Nederlandsche Bond van Vrouwen werkzaam in Bedrijf en Beroep afd. Amsterdam (Amsterdam 1936).
  • [samen met J. Boer], De techniek van het vereenigingsleven (Rotterdam 1940).

Literatuur

Behalve diverse necrologieën in dag- en weekbladen:

  • H.G. Cannegieter, ‘Mr. N.S. Corry Tendeloo’, Morks' Magazijn 40 (1938) nr.2, 337-347.
  • M. Roelofsma, Haagse Post, 25-2-1956.
  • R. de Bruijn Ouboter, Mededelingen van de Vereniging van Vrouwen met Academische Opleiding 22 (1956) nr. 4, 1-2 [necrologie].
  • J.C. van Oven, Nederlands Juristenblad 31 (1956) 845 [necrologie].
  • J.M. Stoffels-van Haaften, Vrouwenbelangen 21 (1956) 145-147 [necrologie].
  • A. Linders, ‘Vier fronten, één strijd. Mr. N.S. Corry Tendeloo in het spanningsveld van continuïteit en verandering, 1945-1956’, in: P. Luykx en P. Slot red.,  Een stille revolutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren vijftig (Hilversum 1997) 109-129.
  • M. de Zwart, De Volkskrant, 1-10-1998.
  • A. Linders, ‘Frappez, frappez toujours!': N.S. Corry Tendeloo (1897-1956) en het feminisme in haar tijd (Hilversum 2003).
  • Els Kloek en Marloes Huiskamp, Een dame met veerkracht. Honderd jaar Nederlandse Vrouwenclub/Lyceumclub Amsterdam (1923-2023) (te verschijnen Hilversum 2023) [verschenen na publicatie van dit lemma], passim.

Illustratie

Portretfoto, Frits Lemaire, ca.1938 (Atria kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, Amsterdam).

Auteur: Anneke Linders

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 891

laatst gewijzigd: 12/11/2022

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.