Trello, Lucretia van (ca. 1590-1663)

 
English | Nederlands

TRELLO, Lucretia van (geb. ca. 1590 – begr. Delft 17-4-1663), vriendin van Constantijn Huygens, vooral bekend om zijn aan haar opgedragen dichtwerk ‘Ooghen-troost’. Dochter van Charles van Trello (gest. voor 1615), militair, en Clara van Persijn (gest. 1637). Lucretia van Trello bleef ongehuwd.

Lucretia van Trello was een van de vier dochters van (of: de) Charles van Trello en Clara van Persijn. Onbekend is waar en wanneer zij is geboren. Haar vader, vermoedelijk afkomstig van Antwerpen, was tot 1583 als militair in dienst van Willem van Oranje; hij vocht mee bij de verovering van Geertruidenberg (1573) en diende als bevelhebber van onder meer Loevestein en Herenthals. Als aanhanger van Leicester werd hij in 1586 schout van Utrecht, een ambt dat hem in 1588 weer werd ontnomen, mede wegens nalatigheden. Toch verleenden de Staten-Generaal hem in 1598 een extra toelage van vijftig gulden per maand op zijn traktement als hopman – dit gebeurde op voorspraak van Maurits. Het exacte sterfjaar van Charles van Trello is niet zeker, maar duidelijk is dat zijn weduwe en haar vier dochters in armoedige omstandigheden achterbleven. Clara van Persijn, die uit een Delftse regentenfamilie stamde, ontving in 1618 en 1619 een toelage vierhonderd gulden van de Staten-Generaal om in haar onderhoud te kunnen voorzien.

‘Verlept roosje’

Lucretia’s zus Sara (1583-1648) was getrouwd met Frederik van Dorp en woonde aan het Voorhout in Den Haag. Haar stiefdochter was Dorothea van Dorp, die bevriend was met hun later zo beroemde buurjongen, Constantijn Huygens. Toen deze in 1619 een Haags boerenliedje maakte op ‘Thé, de zoetste van onze buren’ waarin hij deze ‘zoetste fraaiste meid’ afzet tegen andere ‘troosjes’ [:schatjes] die zijn als ‘verlepte roosjes’, moet zij daarop hebben gereageerd. Lucretia’s reactie (een vers?) is niet bewaard gebleven, maar wel Huygens’ antwoord daarop: ‘Grillig trillig Trilloos kind’. De strekking ervan is dat Lucretia zijn gedicht voor Dorothea niet zo letterlijk moet nemen. Mannen liegen nu eenmaal als ze een vrouw vrijen, en bovendien heeft hij Dorothea niet eens lief als vrijster maar als maatje: ‘zou je daarom willen kijven,/ zou je daarom kribbig blijven?’, zo vraagt hij haar. In zijn ‘’t Vrouwe-lof alias mans handt boven’ van 1620 refereert Huygens opnieuw aan de woede over de ‘verlepte roosjes’. Kennelijk had haar reactie indruk op hem gemaakt.

In hoeverre Lucretia en Constantijn ooit meer dan vriendschappelijke betrekkingen hebben gehad, kan niet met zekerheid worden gezegd. Lucretia, woonachtig in Delft, logeerde vaak bij haar oudere zus, en ook correspondeerde ze met Constantijn. In de Huygens-correspondentie is regelmatig sprake van haar brieven, maar deze zijn niet bewaard gebleven. In een wat kryptische passage in een brief aan Dorothea (18-6-1620) vraagt Constantijn haar aan Lucretia door te geven dat een woord meer waard is dan tien gedachten (‘une parole vault mieux que dix pensées’); daaruit zal mademoiselle Trello wel begrijpen dat zijn vrijheid hem dierbaar is. Dit wekt de indruk dat Trello meer dan gewone belangstelling voor hem had getoond. Was ze op zoek naar een man, en nam ze het voor lief dat Constantijn jonger was? En was dat leeftijdsverschil wellicht ook de reden dat ze zo fel had gereageerd op zijn ‘verlepte roosjes’? In 1622 schreef Constantijn zijn ouders vanuit Londen dat de meisjes Van Dorp en Trello hem niet meer schreven, en dat hij er ook mee was opgehouden. Het klinkt als een geruststelling. Dorothea schreef hem twee jaar later (23-5-1624) dat ‘Den Trello’ weer eens logeerde, en dat ze nog altijd ‘begerig naar de man’ was. Volgens Geertruid, de zus van Huygens, schreef ‘Den Trello’ trouwens brieven als kronieken.

 

Lucretia van Trello is haar leven lang bevriend gebleven met Constantijn Huygens. Uit het gedicht ‘Een siecke vrindt aen Trellos kindt’ (1623) blijkt dat Lucretia toen in Gouda woonde. Het is weer een raadselachtig rijmpje: ‘Gouwe gouwbloem van Ter Gouw [in Gouda],/ wist ik wie u plukken zou,/ ’k paarde hem van deze dag/ met de wijste bloemen-zotten/ die men ooit voor bloemenpotten/ goud ter Gouw besteden zag’. Kennelijk had Huygens geruchten gehoord dat iemand haar in Gouda het hof maakte. Hoe het ook zij, tot een huwelijk is het nooit gekomen. Regelmatig werd ze door Huygens bedacht met gedichten, en daarin spreekt hij haar vrijwel altijd aan als een maagd die maar niet ouder wordt. Twee voorbeelden: in 1644 dichtte hij ‘maagd, onversleten, onverslijtelijke maagd,/ die fris en frisser werd hoe ’t lang en langer daagt’, en in 1645 ‘jongste maagd van alle maagden/ die ooit God en mens behaagden’.

Ooghen-troost

Haar ‘eeuwige roem’ dankt Lucretia van Trello aan het lange gedicht dat Constantijn Huygens in 1647 voor haar maakte, als troost toen zij blind werd aan één oog. Ze was inmiddels circa 57 jaar oud. Zijn gedicht ‘Eufrasia, ooghen-troost aen Parthenine, bejaerde maeghd, over de verduijstering van haer een ooghe’ telde oorspronkelijk 430 versregels. Huygens houdt haar voor dat ze er beter aan toe is dan alle andere mensen die op de een of andere manier geestelijk blind zijn. Er volgde een opsomming van allerlei soorten blindheid. Huygens besloot het gedicht met de troostende woorden: ‘blind of onblind is één, de vromen zullen God zien’.

Aanvankelijk was het gedicht aan Lucretia van Trello persoonlijk gewijd. Later breidde Huygens het gedicht uit met allerlei categorieën van blinden en voegde er veel citaten aan toe. Het gedicht groeide uit tot 1002 dichtregels en hij schrapte bij deze bewerkingen de specifieke verwijzingen naar zijn vriendin Lucretia. Het gedicht verscheen veelvuldig in druk en werd ook opgenomen in zijn bundel Korenbloemen (1672). Het exemplaar dat Huygens haar persoonlijk stuurde, is in 1990 via een veiling in Belgische handen gekomen. Het zou 10.200 gulden opgebracht hebben.

Overlijden en reputatie

De laatste jaren van haar leven moet Lucretia van Trello in Delft hebben gewoond, de stad waar haar moeders familie vandaan kwam. Daar werd ze op 17 april 1663 begraven in het familiegraf in de Oude Kerk. Na haar dood in 1663 wijdde Constantijn Huygens twaalf grafdichten aan haar, onder meer over haar eeuwige jeugd, haar vrolijkheid, haar schoonheid en haar ongehuwde staat: ‘Hier ligt Lucretia,/ die, zo welsprekende, geen raad en wist tot ja;/ die, zo verstandig, geen verstand en had van trouwen./ O jammer en o scha,/ voor nu en lang hier na!/ ’t Stuk was te goed om geen kopieën af te houwen’.

Letterkundigen hebben veel aandacht besteed aan Huygens’ ‘Ooghen-troost’. Toch is er nog altijd bijzonder weinig bekend over Lucretia van Trello, de vriendin voor wie Huygens dit beroemde dichtwerk schreef.

Naslagwerken

Van der Aa; NNBW.

Archivalia

Gemeentearchief Delft: DTB.

Literatuur en uitgegeven bronnen

  • J.F.M. Sterck, ‘Charles de Trello en zijne dochter Lucretia, de “Parthenine” van C. Huygens’, Oud-Holland 5 (1887) 275-294.
  • De gedichten van Constantijn Huygens, J.A. Worp ed., 9 delen (Groningen 1892-1899) [voor vindplaatsen, zie Keesing, 197].
  • De briefwisseling van Constantijn Huygens, J.A. Worp ed., deel 1 (Den Haag 1911) 45, 50, 51, 80, 84, 117, 155, 166, 170.
  • C.W. de Kruyter, Constantijn Huygens’ Oogentroost. Een interpretatieve studie (Meppel 1971).
  • F.L. Zwaan, Constantijn Huygens' Ooghentroost (Groningen 1984).
  • Elisabeth Keesing, Het volk met lange rokken. Vrouwen rondom Constantijn Huygens (Amsterdam 1987) 197-198 [verwijzingen naar Huygens’ brieven en gedichten waar Trello wordt genoemd].

Auteur: Els Kloek (met dank aan Marja Volbeda)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 209

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.