© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Janine Jager, Triesman, Wilhelmina Cornelia, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Triesman [15/11/2016]
TRIESMAN, Wilhelmina Cornelia (geb. Rotterdam 14-8-1901 – gest. Leningrad, Sovjet-Unie 4-5-1982), conservatrice, tolkvertaalster en docente. Dochter van Gerardus Bartholomeus Triesman (1877-1953), steendrukker, en Wilhelmina Cornelia Ernste (1876-1952). Wilhelmina Triesman trouwde (1) op 24-11-1920 in Rotterdam met Timofej Rjazantsev (1886-1939), scheepsmachinist; (2) na echtscheiding (in 1935) op 27-2-1936 in Leningrad met Andrej Grigorevitsj Danilin (1896-1942), etnograaf. Uit huwelijk (1) werd 1 kind geboren; uit (2) werden 2 kinderen geboren.
Wilhelmina (Willy) Triesman was de oudste in een katholiek arbeidersgezin – ze had twee broers. Haar vader, een geschoold vakman en actief binnen de lithografenbond, stimuleerde zijn kinderen om door te leren, maar na een klein jaar mulo-onderwijs hield Wilhelmina dat voor gezien: in 1916 begon ze op de plisseerafdeling van modestoffenzaak Schröder. Een paar jaar later ontmoette zij een Russische zeeman die vanwege de Eerste Wereldoorlog in Rotterdam was gestrand en op de werf bij Wilton werk had gevonden. Ze raakte zwanger van hem, trouwde en raakte zodoende haar baan kwijt. Omdat haar man buitenlander was, verloor ze ook haar Nederlandse staatsburgerschap. Zij werd zelfs stateloos, net als haar man, aangezien Nederland het nieuwe Sovjetregime niet erkende.
Triesman en haar man sloten zich aan bij de Communistische Partij Holland (CPH) en stortten zich op het illegale partijwerk: ze verspreidden opruiende pamfletten en hielpen bij de opvang van buitenlandse communistische vluchtelingen. Intussen beviel zij in 1921 van hun zoon. Vier jaar later dreigde arrestatie en uitzetting. De Rotterdamse partijafdeling hielp eerst Rjazantsev en kort daarna ook Triesman en hun zoontje aan boord van een Russisch vrachtschip om ongemerkt het land te kunnen verlaten. Het gezin werd herenigd in Leningrad (Sint Petersburg).
Arbeidersfaculteit
Triesman geloofde in de socialistische toekomst van het land dat haar als ‘politieke emigrante’ gastvrij had ontvangen. De staat zorgde voor gratis huisvesting (één kamer), voedsel, kleding, medische verzorging en Russische taallessen. Ze ging werken in schoenfabriek De Rode Driehoek en werd in 1930 lid van de Russische communistische partij. Toen ze via de partij een driejarige stoomcursus middelbaar onderwijs bij de ‘rabfak’ (arbeidersfaculteit) kon volgen, stopte ze met haar fabrieksarbeid. Om haar beurs aan te vullen werkte ze op vrije dagen als tolk en gids bij de internationale zeemansclub (Interkloeb) en deed ze vertaalwerk bij de Leningradse radio. Daarnaast schreef zij als correspondente van de Nederlandse Tribune over haar nieuwe vaderland.
In 1933 behaalde Triesman haar diploma aan de rabfak en vervolgde ze haar studie aan het prestigieuze Vostotsjnyj Institoet (Oosters Instituut) – een kweekvijver van toekomstig partijkader. Triesman floreerde in het nieuwe academische milieu, ontmoette interessante mensen en ook haar grote liefde, de etnograaf Andrej Danilin. Toen Triesman in het najaar van 1935 zwanger werd van Danilin, scheidde zij van Rjazantsev. Hun zoon bleef bij zijn vader wonen.
Terreur en oorlog
Voor Triesman kwam de ommekeer tijdens de Grote Terreur (1936-38), toen veel Sovjetburgers verdwenen in Stalins Goelagarchipel of werden geëxecuteerd. Ook vrienden en kennissen van Triesman werden gearresteerd. Dat lot bleef haar en Danilin bespaard, maar Triesman werd wel van het Oosters Instituut verwijderd en raakte haar partijlidmaatschap kwijt. In deze tijd studeerde ze aan de School voor Internationaal Toerisme, maar toen de school in 1938 werd gesloten op verdenking van spionage, begon ze aan een studie Engels aan een lerarenopleiding. In 1940 haalde ze haar lesbevoegdheid.
De oorlogsjaren brachten voor Triesman veel verdriet: echtgenoot Danilin stierf de hongerdood tijdens de belegering van Leningrad, haar oudste zoon raakte zwaargewond aan het front en haar jongste kind, een baby nog, stierf tijdens hun vlucht naar het oosten aan een darminfectie. Met haar dochtertje bracht Triesman de oorlog door in een internaat voor geëvacueerde Leningradse schoolkinderen in Solikamsk, in de Oeral. Ze werkte daar als verzorgster en leerde de kinderen een mondje Engels. Tegen het einde van de oorlog nam de animo voor Triesmans Engelse lessen sterk toe. Tweemaal per week gaf zij taalles aan het personeel van de plaatselijke kaliumfabriek, en ook aan de lokale partijbons van Solikamsk.
‘Onze Hollandse’ in Leningrad
In de zomer van 1945, na haar terugkeer in Leningrad, kreeg Triesman een aanstelling bij het Museum voor Antropologie en Etnografie (MAE). Ze had geen academische of museale opleiding, maar bij de afdeling Oost- en Zuidoost-Azië zochten ze iemand die Nederlands kende om de grote Indonesische collectie te catalogiseren. In opdracht van de museumdirectie werkte Triesman daarnaast aan een vertaling van Noord en Oost Tartarye (1705) van Nicolaas Witsen. Toen ze daar in 1950 klaar mee was, was de Koude Oorlog in volle gang. Het anti-westerse klimaat in de Sovjet-Unie maakte dat haar vertaling niet kon uitkomen. Ook haar latere vertaling van Witsens kritische reisverslag naar Moskou (Moscovische Reyse, 1664-65) bleef op de plank liggen.
Triesmans pogingen om haar familie in Nederland te mogen bezoeken, werden door de Sovjetautoriteiten geblokkeerd. Ze maakte van de nood een deugd door zoveel mogelijk de Nederlandse taal en cultuur in Rusland uit te dragen. Bij het eerste officiële vlootbezoek van de Nederlandse marine aan Leningrad en bij de feestelijke opening van de grote Rembrandt-tentoonstelling in de Hermitage, in de zomer van 1956, trad Triesman op als tolk-vertaler. Ze zorgde ervoor dat de Russische gastheren en -dames speeches in het Nederlands hielden en Russische zeelui Hollandse liedjes zongen. Dat maakte grote indruk. De curatoren van de Nederlandse collectie in de Hermitage leerden Nederlands van Triesman. Ook Russische Indonesiëkenners, verscheidene hoogleraren taalkunde, docenten en – vanaf 1972 – de eerste lichting studenten neerlandistiek aan de Leningradse staatsuniversiteit gingen allemaal bij haar op conversatieles.
Bijna dertig jaar lang beheerde Triesman het Indonesische kabinet van het MAE. Daarnaast publiceerde zij een twintigtal artikelen, bijvoorbeeld over de huwelijksrituelen van Toraja-stammen op Sulawesi, de rijstteelt, bijgeloof en het ontstaan van een nationale Indonesische taal. Voor haar collega’s was zij ‘nasja Gollandka’, ‘onze Hollandse’, en zo werd zij ook voorgesteld aan gasten van het museum. In 1965 kreeg Triesman door tussenkomst van minister Luns een visum voor een bezoek aan haar geboorteland. Triesmans dochter moest als ‘onderpand’ achterblijven. Het weerzien vatte Triesman samen met ‘alles is heel vreemd en wonderlijk, maar dat geeft niet, zelfs ijs smelt!’ (gecit. Jager, 232). Zij reisde twee maanden kriskras het land door en keek haar ogen uit. Niet alleen was alles enorm veranderd, maar ook realiseerde ze zich hoe Russisch zijzelf was geworden. De heimwee was sindsdien over.
Terug in Leningrad bleef Triesman haar contacten met Nederlandse wetenschappers en instellingen onderhouden, en toen het reizen naar de Sovjet-Unie eenvoudiger werd, ontving ze geregeld gasten uit Nederland: ze leidde hen rond in het museum en liet hen kennismaken met Russische collega’s. Als dank nam Triesman graag een Nederlands boek of wat tijdschriften in ontvangst. Zelf keerde ze in 1970 nog één keer terug naar Nederland. In 1973 ontmoette Triesman kroonprinses Beatrix en prins Claus in Leningrad.
Tot vlak voor haar dood bleef Triesman bezig met het corrigeren van haar beide grote en nog steeds niet gepubliceerde vertalingen van Witsen. Na een kortstondig ziekbed overleed zij op 4 mei 1982 in Leningrad, op tachtigjarige leeftijd.
Eerbetoon
Naar aanleiding van Triesmans honderdste geboortedag verscheen in 2002 in het Russische vaktijdschrift Etnografitsjeskoje obozrenië (Etnografisch overzicht) een In Memoriam. Haar postuum uitgebrachte Russische vertalingen van Witsens Moscovische Reyse (1996) en zijn studie over Tartarije (2010) werden feestelijk gepresenteerd in Amsterdam, Sint-Petersburg en Moskou. In 2012 verscheen een biografie over Wilhelmina Triesman.
Literatuur
Janine Jager, Wilhelmina Triesman 1901-1982. Een Nederlandse in Leningrad (Amsterdam 2012) [bevat een bibliografie van gebruikte bronnen en literatuur en een overzicht van Triesmans Russische boekvertalingen en artikelen].
Illustratie
Wilhelmina Triesman, door onbekende fotograaf, ongedateerd (particuliere collectie).
Auteur: Janine Jager
laatst gewijzigd: 15/11/2016
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.