© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Marja Volbeda, Uytenbroeck, jonkvrouw, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Uytenbroeck [13/01/2014]
UYTENBROECK, jonkvrouw (actief Leiden 1587), probeerde tevergeefs de aan Nicolaas de Maulde opgelegde doodstraf ‘af te bidden’. Jonkvrouw Uytenbroeck was waarschijnlijk een dochter van Willebroort Uytenbroeck (voor 1533-?), secretaris te Dordrecht, en Cornelia van der Houve (1520-?).
Over het leven van ‘jonkvrouw Uytenbroeck’ is weinig met zekerheid te zeggen, ook al is zij opgenomen in het biografisch woordenboek van Van der Aa. Haar naamsbekendheid heeft zij te danken aan een pamflet dat in 1587 verscheen naar aanleiding van de militaire aanslag op de stad Leiden die de Engelse graaf van Leicester in zijn krachtmeting met de Staten-Generaal had beraamd. Leicesters handlangers waren kapitein Cosmo de Pescarengis, kapitein De Maulde en de Leidse ouderling Jacob Valmaer. Het plan lekte echter uit en de drie werden op 25 oktober 1587 op last van de magistraat van Leiden op het plein voor het Gravesteen onthoofd. Een grote delegatie van de Staten-Generaal, waaronder Johan van Oldenbarnevelt, woonde de executie bij.
De aanhangers van Leicester tekenden protest aan met het pamflet Veronschuldinghe van Jacob Valmar, vanden Capiteynen Cosmo de Pescarengis ende Nicolas de Maulde. Hoe durfde de magistraat van Leiden deze heren, die in het verleden hadden gestreden voor de goede zaak en altijd trouw waren geweest aan de prins van Oranje, zo zwaar te straffen? Vooral over de dood van De Maulde sprak het pamflet schande. Deze telg uit een adellijk geslacht van Doornik was groot onrecht aangedaan, niet alleen omdat het vonnis niet paste bij zijn voorname afkomst, maar ook omdat zijn rechters niet waren ingegaan op het aanbod van jonkvrouw Uytenbroeck, die zijn dood had willen afbidden door met hem te trouwen. Dit strafrechtsgebruik verliep als volgt: de verzoekster kleedde zich als bruid en droeg een bloemenkrans op haar loshangende haar. Zo deed zij, ten overstaan van magistraat, publiek en rechters, haar smeekbede voor het schavot. De veroordeelde moest dan wel met het huwelijk instemmen. Er zijn gevallen bekend dat de veroordeelde de dood boven zo'n huwelijk verkoos, bijvoorbeeld wanneer het een ontuchtige vrouw betrof, of een vrouw die oud en lelijk was (Schreuder). De meningen over de herkomst van dit gebruik zijn verdeeld: sommigen zoeken die in het Germaanse recht (hoog aanzien van de vrouw), anderen in de ‘huwelijkspropaganda’ van de rooms-katholieke kerk (als sacrament gaat het huwelijk boven de dood). Aannemelijker is de theorie dat het gebruik stamt uit het canonieke recht, dat onder meer bepaalt dat het een geschaakte vrouw vrijstaat te trouwen met degene die haar tegen haar wil had geschaakt. Als de geschaakte vrouw zich zo vergevingsgezind opstelde, moest de overheid genade voor recht laten gelden. Daarom ging men akkoord met het afbidden van de doodstraf (Blécourt).
Jonkvrouw Uytenbroeck, aldus het pamflet, was van het schavot weggeduwd en zelfs gestraft door de hoge heren met het argument dat het een schande was dat zij een verrader het leven wilde redden. Het pamflet veroorzaakte veel onrust in Leiden, en op 10 december 1587 reageerde de Leidse magistraat met een officiële afkondiging vanaf het stadhuis waarin werd gewaarschuwd tegen het geschrift. Tegelijkertijd liet het stadsbestuur een uitgebreid antwoord, een Vermaninghe, drukken om de aantijgingen jegens de magistraat te weerleggen. Daarin werd het recht op afbidden van een straf door ‘een gepretendeerde jonkvrouw’ resoluut van de hand gewezen.
Het bewijs ontbreekt dat jonkvrouw Uytenbroeck daadwerkelijk heeft geprobeerd de straf van De Maulde af te bidden; het pamflet is daarvoor de enige bron. Wel staat vast dat prins Maurits een goed woordje voor De Maulde heeft gedaan vanwege diens adellijke afkomst en de goede reputatie van zijn vader. Hieraan is waarschijnlijk te danken dat De Mauldes hoofd en romp samen werden begraven, terwijl de hoofden van de twee andere samenzweerders op een staak ten toon werden gesteld.
Was jonkvrouw Uytenbroeck een verzinsel of heeft ze echt bestaan? In de Leidse gerechtsdagboeken, de stukken van de vroedschap, de burgemeestersboeken en het Oud Rechterlijk Archief komt haar naam in het jaar 1587 niet voor. Wel wordt ze genoemd in het Kervenregister uit 1581 en in het Kohier van omslag van het Leidse aandeel uit 1583. Volgens deze verpondingsregisters woonde zij in de Houtstraat in het huis van Claes Pouwelsz., accijnsmeester. Cosmo de Pescarengis, hoog aangeslagen bij deze belastingen, woonde bij haar in de buurt. Daarmee is nog steeds onduidelijk wie deze jonkvrouw Uytenbroeck is geweest. De twee dochters van het echtpaar Uytenbrouck-Van der Houve komen allebei in aanmerking als gegadigde, want zij zijn beiden na 1587 in Leiden getrouwd. De oudste, Maria (gest. Utrecht 28-1-1593), trouwde op 1 juli 1592 met de predikant Carolus Gallus (Karel de Haan) (1530-1616). De jongste, Geertruyt, trouwde op 27 februari 1597 met Gilhelmus Berchuysius (Willem Jacobs van Berckhuysen). Het is aannemelijk dat Maria de vrouw was die Nicolaas de Maulde probeerde te redden van de doodstraf. Maria had sterke Utrechtse connecties en haar echtgenoot Carolus Gallus, predikant te Utrecht, was een steile calvinist en hing zeer waarschijnlijk de partij van Leicester aan.
Het verhaal van jonkvrouw Uytenbroeck is terechtgekomen in de nationale geschiedschrijving omdat historicus Pieter Bor bij zijn beschrijving van de gebeurtenissen in Leiden in 1587 de gedrukte vonnissen, de Veronschuldinghe en de Vermaninghe integraal opnam. Geertruida Bosboom-Toussaint verwerkte de gebeurtenissen met veel dichterlijke vrijheid in haar historische roman Gideon Florensz. De Pescarengis laat zij kennis maken met de dappere ‘kapiteinse der vrouwen’ Katharina Rose uit Sluis. Ook het afbidden van de straf door jonkvrouw Uytenbroeck komt in de roman voor. Het is daar onderwerp van een discussie waarin de een zegt dat De Maulde het aanbod beter had kunnen aannemen, een ander dat De Maulde met zijn afwijzing zijn adellijke afkomst onderstreepte, en weer een ander dat de verleiding om met ‘jonkvrouw Utenhove’ te trouwen toch niet erg sterk was, want zij ‘is lelijk en spijtig; spitse neus en tanige tronie’.
Naslagwerken
Van der Aa; BLGNP; NNBW.
Archivalia
Regionaal Archief Leiden: toegang 501A (Stadsarchief Leiden 1574-1816), inv. nr. 3504 (Kervenregister) [ook bekend als verpondingskohier] 1581; inv. nr. 472 (Vroedschapsboek K-L, Kohier van omslag van het Leidse aandeel in enige gewestelijke heffingen, 1583).
Literatuur en gedrukte bronnen
- Copien van de vonnissen binnen der stadt Leyden gevvezen, ende ter executie gestelt etc., Veronschuldinghe van Jacob Valmar, vanden Capiteynen Cosmo de Pescarengis ende Nicolas de Maulde etc., Vermaninge ende waerschouwinge van die vande Gerechte der stadt Leyden aende burgeren ende innevvoonderen derzelver stede etc. (Knuttel Pflt. 804-810).
- P.C. Bor, Oorsprongk, begin en vervolgh der Nederlandsche oorlogen, beroerten en borgerlyke oneenigheden, deel 3 (Amsterdam 1681) boek 23, 71-104.
- F.L. Kersteman, Hollandsch rechtsgeleert woorden-boek (Amsterdam 1768) 152-153.
- W. Bisschop, ‘Verhandeling over de woelingen der Leicestersche partij binnen Leiden’, in: Stedelijk Gymnasium te Leyden 1863-1864 (Leiden 1864) 1-145.
- A.L.G. Bosboom-Toussaint, Gideon Florensz, 2 (Rotterdam 1900) 173, 306-324 [roman].
- Arend van Buchell, Diarum, G. Brom en L.A. van Langeraad ed. (Amsterdam 1907) 339.
- J.G. Schreuder, Onderzoek naar het oude strafrechtsgebruik volgens hetwelk eenen veroordeelde kwijtschelding kon worden verleend wanneer eene vrouw hem wilde huwen (Amsterdam 1915) [dissertatie].
- A.S. de Blécourt, ‘Over J.G. Schreuder, Onderzoek naar het oude strafrechtsgebruik, etc.’, Rechtsgeleerd Magazijn 35 (1916) 139-144.
- A.J. Kronenberg, ‘Uyttenbroeck’, De Nederlandsche Leeuw 94 (1977) 310-312.
- P.C.J. Van der Krogt, ‘Franciscus Verburch alias Uytenbrouck (1616-1708), Cornelis Verburch alias Decker alias Langelaen (1623-1693) en hun familie’, Ons Voorgeslacht 426 (1992) 209-214.
Auteur: Marja Volbeda (met dank aan Sjoerd Faber)
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 174
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.