© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Marloes Huiskamp, Veen, Jacoba van, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Veen [13/01/2014]
VEEN, Jacoba van (geb. Den Haag 1635 – gest. Den Haag? 1687/1694), schrijfster van een receptenboek voor amateurkunstenaars. Dochter van Jacob van Veen (ca.1608/09?-ca. 1643), advocaat en amateurschilder, en Maria van Iterson (gest. na 1665). Van Jacoba van Veen is geen huwelijk bekend.
De precieze geboortedatum van Jacoba van Veen is niet bekend. Wel is zeker dat zij het kind is dat haar tante Apollonia van Veen in een brief van vóór 23 maart 1635 noemt: ‘Mijn broeder Jacob zijn huis heeft al een kind, een dochter’. Deze Jacob van Veen, telg uit een bekend juristen- en schildersgeslacht, was in februari 1634 getrouwd met Maria van Iterson. Jacoba had een jongere broer en zus. Ze was ongeveer acht jaar oud toen ze haar vader verloor. Haar moeder hertrouwde in 1644 met Hendrik Sels, waarna er nog een halfzus en twee halfbroers bij kwamen. Mogelijk woonde Jacoba een deel van haar jeugd in het huis aan de Nieuwe Molstraat in Den Haag, dat haar vader in 1642 kocht en dat zij samen met haar zuster en een derde eigenaar in mei 1669 verkocht.
Jacoba van Veen heeft waarschijnlijk haar hele leven in Den Haag gewoond, zoals valt op te maken uit een aantal archiefstukken. Verschillende daarvan betreffen een conflict tussen Jacoba en haar oom Cornelis van Veen die zich misdroeg ten opzichte van zijn familieleden en hen financieel benadeelde door de nalatenschap van zijn vader, Jacoba’s grootvader, onder zich te houden.
Of Jacoba van Veen, net als haar vader en veel andere familieleden, zelf ook schilderde is niet duidelijk. Wel is zeker dat ze zich op een andere manier bezighield met de kunsten: ze schreef een foliant vol met recepten en tips voor allerlei soorten van kunstbeoefening. Ze beschrijft daarin onder meer hoe verf, inkt en vernis moeten worden gemaakt en hoe de verf moet worden toegepast bij het afbeelden van bijvoorbeeld landschappen, dieren en menselijk naakt. Ook geeft ze aanwijzingen voor zaken als illumineren, hout- en leerbewerking en het marmeren van papier. Daarnaast bevat het 454 pagina’s tellende manuscript huishoudelijke en cosmetische recepten. Terwijl de meeste recepten bedoeld lijken voor amateurkunstenaars en -ambachtslieden in het algemeen, is één hoofdstuk specifiek gericht op een vrouwelijk publiek: ‘Voor Poppenmaecksters, Ciersters, en die haer met fraeyicheydt te maecken willen bemoeijen, etc.’ (fol. 235-275). Behalve over poppen maken gaat het over het vervaardigen van onder meer sierbloemen en sierfruit, bezigheden die geschikt werden geacht als vrijetijdsbesteding voor dames uit de hogere klassen.
Met haar receptenverzameling sloot Jacoba van Veen aan bij een eeuwenoude traditie en de meeste recepten heeft ze dan ook overgenomen uit oudere geschriften. Opmerkelijk is dat voor de recepten uit het poppenmaakstershoofdstuk geen precedenten bekend zijn. Hetzelfde geldt voor haar receptuur voor het vervaardigen van pastelkrijt, een nog nieuw materiaal dat opvallend genoeg al vroeg werd gebruikt door sommige van Jacoba’s familieleden, zoals haar tante Apollonia.
Er zijn slechts weinig zeventiende-eeuwse voorbeelden van dergelijke receptenverzamelingen bewaard en voor zover bekend is dit de enige die door een vrouw is samengesteld. Mogelijk kon Jacoba bij het verzamelen van haar informatie gebruik maken van het boekenbezit van haar familie. Wanneer zij is begonnen met het (over-)schrijven van haar recepten is onbekend, maar te oordelen naar de ontwikkeling van haar handschrift moet zij een aantal jaren hebben gewerkt aan het manuscript dat zij mogelijk ook heeft willen publiceren.
Op 9 juli 1687, bij de verkoop van het huis van haar grootouders, was Jacoba van Veen nog in leven. Toen zeven jaar later, op 7 augustus 1694, haar zuster Elisabeth stierf, was Jacoba al overleden. In Elisabeths nalatenschap bevonden zich vele familieportretten, deels door leden van de familie Van Veen geschilderd. Jacoba wordt noch als maakster, noch als geportretteerde genoemd. Wel worden vier portretten vermeld die een zekere Johanna van Veen voorstellen. Omdat twee van deze beeltenissen de tegenhanger vormden van een portret van Elisabeth en omdat er in de familie Van Veen geen Johanna bekend is, zal het om portretten van Jacoba gaan. De huidige verblijfplaats van deze stukken is niet bekend.
Naslagwerken
Elck zijn waerom.
Archivalia
Haags Gemeentearchief: toegang 0372-01 (Notarieel archief), inv. nr. 86 (not. P. van Groeneweghen), fol. 27 [d.d. 8-3-1660 betr. conflict met Cornelis van Veen]; inv. nr. 87 (not. P. van Groeneweghen), fol. 162 [d.d. 8-9-1662 betr. hetzelfde]; inv. nr. 440 (not. G. Valette), fol. 163-165 [d.d. 19-9-1662 betr. hetzelfde]; inv. nr. 302 (not. C. van de Hooch), fol. 248 [d.d. 12-4-1665 betr. een tuin verhuurd door Jacoba van Veen]; inv. nr. 88 (not. P. van Groeneweghen), fol. 455-456 [d.d. 31-12-1665 betr. een lening]; inv. nr. 470 (not. J. Louckers), fol. 126 [d.d. 10-4-1666 betr. financiële kwestie]; inv. nr. 518 (not. A. Ennis), fol. 226 [d.d. 28-5-1667 betr. hetzelfde]; inv. nr. 349 (not. J. Vos), fol. 24 [d.d. 30-1-1668 betr. hetzelfde]. Toegang 0003-01 (Evangelisch-Lutherse Gemeente), inv. nr. 1242 (Stukken nagelaten door Apollonia en Geertruid van Veen) [hierin Apollonia’s brief over Jacoba’s geboorte, 1635).
Zie ook Eschauzier, 374-375.
Werk
Jacoba van Veen, De wetenschap en[de] manieren om alderhande couleuren van saij of saijetten te verwen etc. oock om te leeren het fondament der verlichterij konst; (manuscript z.p. z.j. [tweede helft 17de eeuw]) (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, sign. 135 K 44).
Literatuur
- G. Eschauzier, ‘Het Leidsche geslacht Van Veen’, Genealogische en Heraldische Bladen 3 (1908) 360-380, aldaar 374-376.
- N.J. Pabon, ‘Iets over mr. Pieter van Veen en zijn familie’, Oud-Holland 41 (1923) 241-249, aldaar 248.
- A.G.J. Mosmans, ‘Een belangrijke nalatenschap van oude schilderijen’, Oud-Holland 56 (1937) 214-218.
- K. Thomassen, Accoord C.R. Een keuze uit de bijzondere aanwinsten verworven tijdens het bibliothecariaat van C. Reedijk (Den Haag 1986) 107.
- A. Vogels, ‘Nemo artifex nascitur: het zeventiende-eeuwse receptenboek van Jacoba van Veen (1635-na 1687)’, De Zeventiende Eeuw 18 (2002) 99-114.
Illustratie
Pagina van het manuscript met de gekalligrafeerde naam van de schrijfster en het devies ‘Nemo artifex nascitur’ (Niemand wordt als kunstenaar geboren) (coll. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag). Uit: Elck zijn waerom.
Auteur: Marloes Huiskamp
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 315
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.