© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Barbara C. de Jong, Verhallen, Johanna Maria, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Verhallen [01/06/2017]
VERHALLEN, Johanna Maria (geb. Vinkel 23-4-1904 – gest. Zevenaar 8-8-1993) overwegwachteres. Dochter van Petrus Verhallen (1860-1947), landbouwer en herbergier, en Theodora van den Akker (1860-1938). Marie Verhallen trouwde op 9-5-1924 in Vinkel met Petrus Ruijs (1894-1981), spoorwegwerker en overwegwachter. Uit dit huwelijk werden 13 dochters en 4 zoons geboren.
Johanna Maria (Marie) Verhallen groeide op in Vinkel (bij Den Bosch); haar ouders hadden er een boerderij en schonken drank in een café. Ze had zes zussen en twee broers en was de jongste thuis. Na het doorlopen van de lagere school hielp Marie haar ouders en combineerde ze zwaar werk op het land met een gezellig sociaal leven. In het café leerde ze biljarten en raakte ze bevriend met Piet Ruijs, een spoorwegwerker met een opgewekt karakter. In 1924 trouwden ze en vestigden ze zich in Rosmalen, waar Ruijs als wegwerker bij de Staatsspoorwegen was aangesteld. Hier werd hun eerste dochter Cornelia geboren (1925). Het paar verhuisde in 1926 naar een nieuwe standplaats in Boxmeer; haar man combineerde voortaan het wegwerk met de functie van overwegwachter. Er volgden nog vijf meisjes, onder wie een tweeling.
Sein veilig
Met man en gezin verhuisde Marie Ruijs-Verhallen in 1932 naar Wachtpost 7 in Zevenaar. Daar konden ze allebei werken als overwegwachters: een van de weinige functies bij de Staatspoorwegen die door vrouwen en echtparen werden uitgeoefend. Ze betrokken een dienstwoning met aangebouwd seinhuis, slechts 1,5 meter van het spoor verwijderd; als er een trein voorbijraasde, trilde het huis mee. Daarnaast kreeg ze een stuk land om groente en aardappels te verbouwen en een uniform: een zwartrode cape en een zwarte hoed met rode bies.
Marie Ruijs-Verhallen bewaakte 27 jaar lang de spoorwegovergang op de lijn Zevenaar-Winterswijk en de Rijksweg Zevenaar-Babberich. Haar diensten – zes dagen per week – begonnen om vijf uur ’s morgens en eindigden om drie uur ’s middags, als haar man de dienst overnam. Aanvankelijk kwamen er tien treinen per dag, maar dit aantal liep in de loop der jaren op. Vanuit Zevenaar of Didam kreeg ze signaal als er een trein aankwam, waarop ze eerst handmatig de spoorbomen moest sluiten en daarna in het seinhuis het sein met een grote ijzeren hendel op veilig zetten.
Ongelukken
In Zevenaar kreeg Ruijs-Verhallen nog eens elf kinderen: zeven meisjes en vier jongens. Omdat Piet Ruijs ’s ochtends aan het spoor werkte, berustte het huishouden geheel bij haar. Zij zorgde voor de zeventien kinderen, kookte, deed de was, werkte op het land, voerde de varkens en hield tegelijkertijd de klok en de veiligheid op het spoor in de gaten. Veel ongelukken maakte Ruijs-Verhallen niet mee, maar eenmaal vergat Piet Ruijs de bomen te sluiten en reed er een vrachtwagen uit Haelen op de naderende locomotief. Er vielen geen doden. Wel ontstond er vervolgens een warm contact tussen de familie Ruijs en de betrokkenen uit Haelen: Marie Ruijs-Verhallen hield er twee schoonzoons aan over. Vaker kwam het voor dat weggebruikers tegen de gesloten bomen reden. In de oorlogsjaren was het seinhuis een strategische plaats en geregeld gingen de ruiten aan diggelen. Tijdens een bombardement op het station van Zevenaar in 1944 wachtte een munitietrein direct naast het huis terwijl er voortdurend vliegtuigen overvlogen: het gezin beleefde bange uren, maar het liep goed af.
Marie Ruijs-Verhallen deed haar werk met plezier, versliep zich nooit en was vrolijk en gastvrij. De deur van het seinhuis stond open voor de vaste werkploeg die langs het baanvak werkte en voor de politie die tijdens de nachtdienst koffie kwam drinken. In 1959 stopte ze met werken omdat het te zwaar werd: de nieuwe ijzeren spoorbomen met hekken eraan waren moeilijker te bedienen en het aantal treinen was opgelopen tot zestig per dag. Het echtpaar Ruijs bleef wonen op Wachtpost 7 tot het seinhuis in 1970 moest worden afgebroken – ze verhuisden naar een flat in Zevenaar. In 1981 stierf haar echtgenoot. Zelf overleed Marie Ruijs-Verhallen op 8 augustus 1993 in een verzorgingshuis, op 89-jarige leeftijd. Ze liet zeventien kinderen, 34 kleinkinderen en twaalf achterkleinkinderen na.
Betekenis
Marie Ruijs-Verhallen kreeg nog tijdens haar leven waardering voor de grote verantwoordelijkheid die ze had gedragen. Er waren in de loop van de twintigste eeuw tientallen overwegwachteressen in dienst bij de spoorwegen, maar bijzonder aan Ruijs-Verhallen was dat ze dit zware werk combineerde met de zorg voor een gezin van zeventien kinderen. Toen ze ermee ophield, was ze een van de laatste overwegwachteressen die nog werkten. Kranten plaatsten interviews met haar en in veel herdenkingsliteratuur van de spoorwegen viel haar naam. In 1992 mocht Marie Ruijs-Verhallen, inmiddels 88 jaar oud, het nieuwe gebouw van het Spoorwegpensioenfonds in Utrecht openen.
Naslagwerken
BWG.
Literatuur
G.H. Jansen, ‘Wachtpost 7’, in: idem, Verzonken spoor. Gesprekken met oud-werknemers van de spoorwegen (Amsterdam/Utrecht 1989) 35-47.
Illustratie
Marie Verhallen, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Cultuurhistorische Vereniging Zevenaar).
Auteur: Barbara C. de Jong
laatst gewijzigd: 01/06/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.