Vessem, Elisabeth Jacoba van (1924-1990)

 
English | Nederlands

VESSEM, Elisabeth Jacoba van, vooral bekend als Liesbeth den Uyl (geb. Amsterdam 18-5-1924 – gest. Amsterdam 30-9-1990), feministe en politica. Dochter van Jacobus van Vessem (1895-1966), procuratiehouder, en Jansje Elisabeth Schuurman (1900-1989). Elisabeth van Vessem trouwde op 30-8-1944 in Amsterdam met Johannes Marten den Uyl (1919-1987), politicus. Uit dit huwelijk werden 4 dochters en 3 zoons geboren.

Elisabeth (Beppie) van Vessem groeide op aan het Mariotteplein in de Watergraafsmeer, als oudste van twee dochters in een vrijzinnig-protestants Amsterdams gezin. Ze kon goed leren en mocht na de lagere school (de Watergraafsmeersche Schoolvereeniging) naar de Derde Vijfjarige HBS (de ‘derde vijf’) aan de Mauritskade. Daar ontpopte zij zich als een eigenzinnige leerling. Op haar vijftiende zwoer ze het geloof af, en in de zomer van 1942 haalde ze met drie tienen – voor wiskunde, biologie en Nederlands – haar hbs-B-diploma. Beppie wilde psychologie studeren, maar toen de Duitse bezetter van toekomstige beursstudenten een loyaliteitsverklaring verlangde, weigerde ze deze te tekenen en zag van haar studieplannen af.

‘Een slecht meisje’

In plaats van een studie psychologie deed Beppie van Vessem een snelcursus steno en typen. Ook liet zij zich testen. Het beroepskeuzebureau liet haar ouders na de test weten dat het jammer was dat zij een meisje was, ‘anders zouden wij ingenieur adviseren’, zo herinnert Liesbeth den Uyl zich (Alle verhalen, 124). Volgens de test was ze voor iedere opleiding geschikt, maar te slordig om bibliothecaresse of secretaresse te kunnen worden, en leende haar aard zich niet voor een dienende functie. Toen Beppie een baan als leerling-journalist had gevonden bij de Alkmaarsche Courant, hielden haar ouders dit tegen omdat ze haar te jong vonden voor een zelfstandig bestaan in Alkmaar. Vader Van Vessem regelde een betrekking als aktuaris bij een levensverzekeringsmaatschappij. Ze vroeg haar vader één dag de tijd om zelf een alternatief te vinden. Bij toeval viel haar oog op het koperen naambord van de uitgeverij E.M. Querido aan de Amsterdamse Herengracht, waar ze aanbelde en zich als ‘Elisabeth van Vessem’ voorstelde aan Geert van Oorschot, die de uitgeverij namens de ondergedoken joodse eigenaars tijdelijk beheerde. Van Oorschot zag wel iets in de achttienjarige Van Vessem en bood haar een salaris van negentig gulden per maand – het bedrag dat zij als aktuaris had zullen verdienen. Zo kwam ze in het najaar van 1942 bij Querido in dienst. Den Uyls biografe Anet Bleich suggereert dat Liesbeth in deze eerste maanden van haar bestaan te midden van de bohemiens rond Van Oorschot een verhouding had met haar werkgever (Bleich, 96).

In het voorjaar van 1943 leerde Liesbeth van Vessem bij Querido Joop den Uyl kennen, een vriend van Van Oorschot en betrokken bij de verzetskranten Vrij Nederland en Het Parool. Toen de uitgeverij nog datzelfde jaar onder NSB-bewind werd geplaatst, wist Van Oorschot haar te helpen aan een baan in boekhandel Erato aan de Utrechtsestraat, waar Joop haar vaak opzocht om te praten over poëzie. Zo kregen ze verkering.

De ouders Van Vessem accepteerden Joop onmiddellijk als aanstaande schoonzoon, maar Liesbeth kon bij de conservatief-gereformeerde ouders van Joop naar eigen zeggen geen goed doen. Haar vrijzinnigheid en onkerkelijkheid werden haar zwaar aangerekend. Dat ze daarnaast ook nog rouge, lipstick en een sigarettenkoker in haar tas had, kwam haar op een reprimande van haar aanstaande schoonmoeder te staan. In een van haar verhalen die ze in de jaren tachtig publiceerde, herinnert Liesbeth den Uyl zich dat ze te horen kreeg: ‘ik heb altijd al geweten dat jij een slecht meisje bent’ (Alle verhalen, 134).

Een groot gezin

Beppie trouwde op 30 augustus 1944 in Amsterdam met Joop en heette voortaan Liesbeth den Uyl. Het echtpaar ging wonen aan de Nieuwe Herengracht (nr. 97) in Amsterdam. Daar hadden ze dankzij Liesbeths oom Frits Grönloh – de schrijver Nescio – een etage kunnen huren. In deze tijd raakte Liesbeth ook betrokken bij de verzetsgroep rond het door Van Oorschot opgerichte tijdschrift De Nieuwe Vrijheid. Vanuit het huis aan de Nieuwe Herengracht werden pamfletten, illegale bladen en vermoedelijk ook valse persoonsbewijzen verspreid. Zo plakte ze in het voorjaar van 1945 posters waarop Duitse soldaten werden opgeroepen hun wapens neer te leggen. Daarmee was ze dapperder – sommigen zeggen roekelozer – dan Joop, die vooral schreef voor de illegale pers, waaronder Vrij Nederland.

Na de oorlog begon Liesbeth den Uyl alsnog aan haar studie psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ook schreef zij gedichten voor Van Oorschots tijdschrift Criterium. Vrij Nederland-journalisten bleven huize Den Uyl nog jarenlang als hun thuisbasis beschouwen, ook nadat de Den Uyls in 1949 naar de James Rosskade in Amsterdam-West verhuisden. Noodgedwongen brak Liesbeth haar studie psychologie af (en daarna ook een studie Russisch) om zich te wijden aan haar gezin. Dat gezin bestond inmiddels uit drie meisjes – Saskia, Barbara en Marion – en werd tussen 1951 en 1957 uitgebreid met drie jongens: Martijn, Xander en Rogier. In 1957 verhuisden de Den Uyls opnieuw naar een grotere woning, ditmaal aan de Milletstraat in Amsterdam-Zuid, waar zij de benedenburen werden van Liesbeths jongere zus Atie en haar man, de antropoloog André Köbben. Na de geboorte van nakomertje Ariane verhuisde het gezin in 1967 naar Weldam 5 in Amsterdam-Buitenveldert.

Liesbeth den Uyl had altijd een groot gezin gewild, maar zij was een moderne moeder en feministe ‘van nature’. Zij schakelde haar kinderen in het hectische huishouden in en bleef buitenshuis haar eigen activiteiten ontplooien, ook nadat haar man vanaf de tweede helft van de jaren vijftig carrière begon te maken binnen de Partij van de Arbeid (PvdA). De vrouwenzaak was haar belangrijkste thema. Al begin jaren vijftig schreef ze hierover artikelen in Het Parool en Het Vrije Volk en hield zij praatjes voor de vrouwenrubriek Een recht, een averecht en voor het programma Op de koffie, beide van de VARA-radio. Ook verzorgde zij cursussen over literatuur op het door Liesbeth Ribbius Pelletier opgerichte vormingscentrum voor arbeidersvrouwen De Born in Bennekom. Vanaf de jaren zestig werd Liesbeth bestuurlijk actief. Zij was bestuurslid en vice-voorzitster van de landelijke vrouwenorganisatie binnen de PvdA, achtereenvolgens Vrouwenbond, Vrouwencontact en Rooie Vrouwen geheten. Ook was zij lid van de Raad van Toezicht van de VARA en voorzitster van de wijkraad van Amsterdam-Buitenveldert. Tot slot was zij in de jaren tachtig zeer actief in het comité SAAM, dat de strijd van de Dwaze Moeders in Argentinië ondersteunde, en bestuurslid van de Nederlandse organisatie voor ontwikkelingssamenwerking Novib.

In interviews heeft Liesbeth den Uyl meermaals gezegd het hinderlijk te hebben gevonden dat haar man carrière maakte terwijl zij haar meest wezenlijke ambitie – die van het schrijverschap – niet had kunnen waarmaken. Tegenover Ischa Meijer liet ze zich in 1985 ontvallen haar huwelijk daarom als een grote opoffering te hebben ervaren (Meijer, 323). Na de dood van haar man, in december 1987, heeft ze tientallen verhalen geschreven over haar jeugd, haar gezinsleven en haar leven als echtgenote van de minister-president. In het damesblad Margriet kreeg ze in 1989 een column. Haar boek Een rimpeltje meer of minder, met onder meer een bewerking van de columns die ze voor Margriet had geschreven, heeft ze niet kunnen voltooien. Op 30 september 1990 overleed Liesbeth Den Uyl-van Vessem op 66-jarige leeftijd aan de gevolgen van kanker. Kort na haar dood verscheen de bundel Alle verhalen.

Reputatie

In haar geschriften portretteert Liesbeth den Uyl zichzelf als eigenzinnig, radicaal, dwars en principieel. Algemeen bekend is dat zij als echtgenote van de minister-president (1973-1977) veel meer op de voorgrond trad dan in Nederland gebruikelijk was, en als kritisch partijlid is zij zonder twijfel van grote invloed geweest op de politieke stellingnames van haar man. Legendarisch zijn in dit verband de zogeheten ‘braintrust’-bijeenkomsten die ten huize van de Den Uyls werden georganiseerd met politieke vertrouwelingen uit verschillende generaties, waarbij Liesbeth – lange tijd de enige vrouw – een belangrijke stem had. Toch heeft zij in de schaduw van haar man moeten leven. Deventer kent een Liesbeth den Uylstraat en in Amsterdam-Buitenveldert is bij raadsbesluit van 28 februari 2017 een brug naar Liesbeth den Uyl genoemd.

Archivalia

IISG, Amsterdam: Archief Liesbeth den Uyl.

Publicaties

  • Omdat het kerstmis was? Kort verhaal (Amsterdam 1983) [kerstverhaal, oorspr. verschenen in kerstnummer van Vrij Nederland, 1945].
  • Ik ben wel gek maar niet goed (Utrecht 1987).
  • Beppie van Vessem (Utrecht 1988).
  • Alle verhalen (Utrecht 1990).

Literatuur

  • Ischa Meijer, [interview], VN, 21-9-1985 [herdrukt in Idem, De interviewer. 50 interviews uit 25 jaar interviewen (Amsterdam 1999) 319-325].
  • Elisabeth Lockhorn, [interview], Margriet, 15-7-1988.
  • Simone Koudijs, ‘“Ik ben mijn leven lang een schrijfster geweest die niet schreef”. De talenten en de zelfverzekerdheid van Liesbeth den Uyl’, Opzij 16 (1988) nr. 12, 48-51.
  • Anet Bleich, Joop den Uyl, 1919-1987 (Amsterdam 2008).

Illustratie

Liesbeth den Uyl kijkt vanuit de loge toe bij de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer, door Hans Peters, 1973 (Nationaal Archief / Fotocollectie Anefo).

 

Auteur: Frits Rovers

laatst gewijzigd: 08/01/2018

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.