Wijnberg, Rosalie Margaretha (1887-1973)

 
English | Nederlands

WIJNBERG, Rosalie Margareta (geb. Amsterdam 1-2-1887 – gest. Amersfoort 10-1-1973), gynaecoloog, chirurg en voorvechtster van geboorteregeling. Dochter van Jacob Wijnberg (1852-1910), steendrukker, en Keetje Morel (1853-1934). Rosalie Wijnberg bleef ongehuwd.

Rosalie (Ro) Wijnberg werd geboren in een Joods gezin in Amsterdam. Ze had een jongere broer, Benjamin. Na het gymnasium studeerde Rosalie geneeskunde aan de gemeentelijke universiteit. Zij haalde haar artsexamen in 1913 en vervolgde haar opleiding in het Bergwegziekenhuis in Rotterdam. In 1916 werd ze in de Vrouwenkliniek van het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam met twee andere vrouwen (Heleen Brouwer-Robert en Jeanne Knoop) als assistent aangenomen door professor Hector Treub. Deze markante hoogleraar gynaecologie en verloskunde was feminist en had zich voorgenomen de eerste vrouwelijke chirurgen van Nederland op te leiden.

Gynaecoloog en chirurg

Na voltooiing van haar specialisatie vestigde Rosalie Wijnberg zich in 1917 als arts voor verloskunde en vrouwenziekten in de P.C. Hooftstraat (nr. 166) in Amsterdam. Voor extra studie bezocht zij klinieken in Parijs en Londen. Ze werd lid van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie en, in 1923, ook lid van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (chirurgie). Haar aanmelding als vrouwelijke gynaecoloog leidde tot commotie, maar ze werd wel aangenomen. Met een stevige voet aan de grond in het mannenbolwerk van de chirurgie richtte zij in 1928 met enkele collega’s de Vrouwelijke Artsen Reünie Amsterdam (VARIA) op.

In 1937 bezocht Wijnberg een internationaal congres voor vrouwelijke artsen (MWIA) in Edinburgh en werkte ze mee aan een internationaal onderzoek over maternale sterfte en abortus. Een jaar daarna publiceerde zij het populaire handboek Hygiëne der vrouw in de verschillende levenstijdperken. In diezelfde periode (1936-1941) kreeg zij de zorg over de dochters (Katie en Ro) van haar jongere broer Benjamin, werkzaam als ingenieur in Nederlands-Indië – ze kwamen bij haar in huis wonen en zaten in Amsterdam op de middelbare school.

Rosalie Wijnberg was wetenschappelijk zeer goed op de hoogte, maar hield vooral ook van de praktijk van haar vak: ze genoot elke keer als zij een baby op de wereld had geholpen. Haar opgewektheid en humor maakten haar bijzonder geliefd, zowel bij patiënten als bij het verplegend personeel. Naast haar werk als arts gaf ze onderwijs aan verpleegsters voor het kraamdiploma en hield ze lezingen over de hygiëne van de vrouw. In haar vrije tijd was ze bestuurslid en secretaresse van verschillende Joodse liefdadigheidsverenigingen.

Wijnberg was een vurig pleitbezorgster van het gebruik van goede en veilige anticonceptie. In 1937 hield ze een lezing over dit onderwerp op het MWIA in Edinburgh. Ook was ze van mening dat gynaecologische operaties beter konden worden uitgevoerd door vrouwenartsen. Als een van de eerste vrouwelijke chirurgen, gespecialiseerd in gynaecologische ingrepen, was zij een groot voorstander van een algemeen chirurgische vooropleiding voor gynaecologen. Van 1937 tot 1939 was Wijnberg ook voorzitster van de Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen, de opvolger van VARIA. Als lid van de Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (NMG) werd ze in 1939 tweede secretaris van de Geneeskundige Kring Amsterdam.

Sterilisatie of deportatie

In 1941 moest Rosalie Wijnberg vanwege haar Joodse achtergrond vertrekken bij de NMG. Zij mocht ook geen niet-Joodse patiënten meer behandelen en raakte hierdoor een deel van haar inkomsten kwijt. Datzelfde jaar verlieten haar nichtjes het huis en woonde zij alleen met haar huishoudster in de Jacob Obrechtstraat (nr. 74hs). Toen ze in 1942 dreigde te worden gedeporteerd, nam zij vergif in. Haar huishoudster sloeg alarm en Rosalie Wijnberg werd op het nippertje gered. Daarna zat ze een jaar ondergedoken in de Valeriuskiniek – de directeur was een vriend van haar. In 1943 werd Wijnberg alsnog gedeporteerd naar Barneveld, een verzamelkamp voor prominente Joden. Samen met een collega-vrouwenarts schoolde ze zich daar om tot pedicure en hielp ze lotgenoten af van eksterogen en ingegroeide teennagels.

Vanaf 1 november 1943 zat Rosalie Wijnberg in kamp Westerbork, waar zij in de ziekenboeg werkte. Toen ze daar samen met vier mannelijke collega’s het bevel kreeg gemengd gehuwde Joodse vrouwen te steriliseren, weigerde zij pertinent. Ondanks de pressie van kampcommandant Gemmeker, die met doodstraf wegens sabotage dreigde, bleef zij bij haar weigering zich als arts met sterilisatie in te laten. ‘Had ik anders gedaan, dan zou zelfverachting mij verder leven eenvoudig onmogelijk hebben gemaakt’, was de motivatie waarmee zij later iedere lof afwees (gecit. Presser 1965, 363). Mede door haar standvastige houding werd het bevel na enkele dagen van hogerhand ingetrokken. Op 4 september 1944 ging zij van Westerbork naar Theresiënstadt, waar ze na een half jaar – op 5 februari 1945 – als een van twaalfhonderd joden werd uitgewisseld met krijgsgevangenen. Zo kwam ze in Zwitserland terecht.

Anticonceptie

Na de oorlog keerde Rosalie Wijnberg terug naar Amsterdam en hervatte haar praktijk, in de Vondelstraat (nr. 128). In de naoorlogse periode zette zij zich in voor het gebruik van anticonceptie, iets waarover toen zelfs onder artsen nauwelijks werd gesproken en waarvan de verkoop en aanprijzing nog strafbaar waren. Het gebrek aan belangstelling en de weerstand ertegen berustten volgens Wijnberg op ‘een volkomen verkeerde preutsheid’ en een miskenning van de werkelijkheid, waardoor de gezondheid van de vrouw op het spel werd gezet. Zij vond het absurd dat artsen geen gedegen onderwijs ontvingen over geboorteregeling en dat zij hun patiënten daarin onvoldoende steunden. In 1949 zette zij samen met haar collega’s van de VNVA een actie op touw voor meer openheid en kennis over dit onderwerp. Ze zagen hierin een taak voor vrouwelijke artsen. In datzelfde jaar publiceerde Wijnberg een spraakmakend artikel over geboorteregeling in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, vergezeld van een uitgebreid overzicht van goede en veilige voorbehoedmiddelen. Dit wekte een storm van verontwaardiging onder artsen.

Het huis van Rosalie Wijnberg in de Vondelstraat groeide in de naoorlogse jaren uit tot een ontmoetingsplek voor ‘de overblijvers’. Ze bleef haar praktijk uitoefenen tot haar zeventigste jaar, en zelfs daarna ging ze nog werken bij de medische administratie van de reumabestrijding.

Rosalie Wijnberg werd gedurende haar werkzame leven verzorgd door de huishoudster die haar in de oorlog voor zelfmoord had behoed. Haar laatste levensjaren waren moeilijk. In 1968 verhuisde ze naar Amersfoort. Op 10 januari 1973 overleed Rosalie Wijnberg daar in een verpleeghuis, 86 jaar oud.

Reputatie

Rosalie Wijnberg was een de eerste vrouwelijke gynaecologen van Nederland. Ze maakte naam met een populair handboek over de gezondheidsleer van vrouwen, waarover ze ook lezingen en cursussen gaf. In haar ogen was een goede en veilige geboorteregeling essentieel voor de gezondheid en het welbevinden van vrouwen. Tot op hoge leeftijd bleef Wijnberg ook een steunpilaar voor de VNVA. Haar benoeming tot erelid in 1953 viel samen met haar veertigjarig artsjubileum en was tevens een eerbewijs voor haar heldhaftige houding in het kamp. In 1967 werd ze voor haar maatschappelijke verdiensten benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Naslagwerken

Joden in Nederland; Persoonlijkheden.

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam: archiefkaart.

Publicaties

  • Hygiëne der vrouw in verschillende levenstijdperken (Amsterdam 1938).
  • ‘Voorbehoedsmiddelen tegen de zwangerschap,’ Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 93 (1949) 4242-4245.
  • ‘Hector Treub als leermeester en mens’, Nederlands Tijdschrift der Verloskunde en Gynaecologie 56 (1956) 448-452.

Literatuur

  • Jacques Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945 (Den Haag 1965) 357-366.
  • J.W. van den Blink-Rolder en B. Poppers-Prins, ‘In Memoriam Rosalie Wijnberg’, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 117 (1973) 582-583.
  • Elsa Peirera-d’Oliveira, Vrouwen feministen die van genezen wisten (Amsterdam 1973).
  • E.J. Schaepman–van Geuns, ‘De vrouwelijke gynaecologen’, in: F.J.J. van Assen red., Een eeuw Vrouwenarts (Amsterdam 1987) 133-134.
  • A.I.L. Schoon, De gynaecologie als belichaming van vrouwen. Verloskunde en gynaecologie 1840-1920 (Zutphen 1995).
  • W. Mulder en E. de Jonge, ‘De eerste vrouwelijke chirurgen in Nederland’, Tijdschrift voor Geschiedenis, Geneeskunde, Natuurwetenschappen (1997) 243-255.
  • Mirjam Bartelsman, Deportatie of sterilisatie. Een vergeten hoofdstuk uit de geschiedenis, televisiedocumentaire Zembla (uitgezonden op 22-1-1998).
  • Frits Abrahams, ‘Verdrongen verhalen’, NRC Handelsblad, 23-1-1998.
  • K. Kruisheer, De dokter, dat ben ik! 65 jaar Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen (Zutpen 1998).
  • Ella de Jong en Mimi Mulder, ‘De komst van vrouwen in de heelkunde’, Scientarum Historia 26 (2000) 123-129.
  • Mimi Mulder en Ella de Jong, Vrouwen in de heelkunde. Een cultuurhistorische beschouwing (Overveen/Alphen aan den Rijn 2002).
  • Hannah van der Ende, Vergeet niet dat je arts bent. Joodse Artsen in Nederland 1940-1945 (Amsterdam 2015).

Illustratie

Ro Wijnberg, door onbekende fotograaf, ongedateerd (particuliere collectie).

Auteur: Renée Simons

laatst gewijzigd: 13/04/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.