Witte, Jacomina de (1582-1661)

 
English | Nederlands

WITTE, Jacomina de, ook bekend als Jacomina de With (geb. Den Haag 1582 – gest. Zierikzee? 1661), in 1649 veroordeeld na geruchtmakend corruptieproces. Dochter van Jacob de Witte (ca. 1527-1590), burgemeester van Zierikzee, en Jacomina Weijtsen (ca. 1543-1623). Jacomina de Witte trouwde (1) in 1598 in Zierikzee met Willem Backer (1578-1613), vroedschap en schepen aldaar; (2) op 3-12-1617 in Den Haag met Johan Oem van Wijngaarden, heer van Werkendam (ca. 1580-1656), raad en later president van het Hof van Holland. Uit huwelijk (1) werden 7 kinderen geboren, uit (2) 1 zoon.

Jacomina de Witte groeide op in een groot burgemeestersgezin uit Zierikzee, waar haar vader gold als de rijkste man van de stad. Tijdens het beleg van 1575-1576 hadden de geuzen hem op verdenking van Spaansgezindheid gevangengezet in Middelburg, maar eenmaal teruggekeerd mocht hij zijn raadszetel weer innemen. Toch moet het gezin De Witte nog vóór Jacomina’s geboorte van Zierikzee zijn verhuisd naar Den Haag, want vader Jacob had in 1580 zijn raadszetel opgegeven. De drie jongste kinderen werden daar geboren, zodat ook Jacomina haar jeugd in Den Haag zal hebben doorgebracht.

In 1598 keerde Jacomina de Witte terug naar de stad van haar vader om er te trouwen met Willem Backer, de twintigjarige zoon van de pensionaris aldaar. Zelf was ze toen zestien of zeventien jaar oud. Het echtpaar betrok een woning bij het Kraanplein, en kreeg zeven kinderen. Een in 1610 geboren meisjestweeling is echter bijzonder jong gestorven. Net als haar vader en schoonvader maakte Jacomina’s echtgenoot carrière in het lokale bestuur van Zierikzee.

Na de dood van Willem Backer in 1613, verhuisde Jacomina de Witte met haar vijf kinderen, onder wie de pasgeboren Johannes, terug naar Den Haag. Daar hertrouwde ze in 1617 met Johan Oem van Wijngaerden, jurist en telg uit een voornaam adellijk geslacht. Twee jaar later kregen zij een zoontje, Daniël (1619-1688). De twee meegekomen dochters uit Jacomina's eerste huwelijk trouwden met geschikte partijen: Elisabeth met de bekende Dordtse medicus Johan van Beverwijck en Agatha met de Friese regent Johan Veltdriel. In 1621 werd De Wittes man toegelaten als raadsheer van het Hof van Holland, waar een jaar later ook haar zoon Cornelis als advocaat kwam werken.

De corruptiezaak

Het echtpaar woonde aan de noordzijde van de Spuistraat. Met het in 1627 geschatte vermogen van Oem van Wijngaerden van dertigduizend gulden behoorde het tot de financiële elite van Den Haag. De Witte wist het gezinsinkomen op een creatieve manier aan te vullen, zo bleek in 1649. In februari van dat jaar begon de advocaat-fiscaal van het Hof een onderzoek naar de geruchten over haar omkooppraktijken. Zij zou geld en geschenken hebben ontvangen van mensen die een proces hadden lopen voor het Hof van Holland, in ruil waarvoor zij beloofde haar man de procesgang te laten bespoedigen of tot een gunstig einde te laten brengen. Ook zou zij tegen betaling informatie over processen hebben verstrekt en valselijk hebben beloofd andere raadsheren om te kopen. De Witte zou de omkopers onder ede hebben laten beloven nooit iets van haar praktijken te openbaren. Ten slotte zou zij enkele mensen ook hebben bedreigd en afgeperst.

Bijna dertig jaar lang heeft Jacomina de Witte ongestoord haar gang kunnen gaan. In ruil voor meubelstukken of stukken stof bracht zij rechtszaken onder de aandacht van haar man, hoewel dat niet altijd tot een gunstig resultaat of spoedige afhandeling leidde. Directe aanleiding tot het onderzoek in 1649 waren twintig zilveren dukatons die zij zou hebben ontvangen van een Schotse schipper die een zaak had lopen voor het Hof. Binnen twee weken had de advocaat-fiscaal een overvloed aan informatie over ‘corruptiën en vuiligheid’ verzameld (Vreede, 23 noot 4). Intussen was De Witte vertrokken naar het slot van Woerden, waar haar zoon Daniël tot baljuw en dijkgraaf was benoemd. Zij moest hem helpen zijn huis op orde te brengen, waardoor zij zich niet binnen de gestelde tijd kon verantwoorden voor het Hof.

Omdat De Witte zich wilde voorbereiden op de rechtszaak tegen haar, vroeg zij om een overzicht van de aanklachten. Noch het Hof, noch de Staten wilden dit verstrekken. De Witte en haar man bleven wijzen op procedurefouten, zoals het gebruiken van onbetrouwbare getuigen, maar het Hof ging onverstoord verder met de strafzaak. Vanaf eind juli 1649 was De Witte tijdelijk weer in Den Haag, maar op 5 november van dat jaar werd zij bij verstek veroordeeld tot een banstraf van twaalf jaar uit Holland, Zeeland en West-Friesland en betaling van een boete van vijftienduizend pond Vlaams (negentigduizend gulden) en de gerechtskosten. Het Hof had deze uitzonderlijk hoge straf opgelegd, omdat Jacomina de Witte het aanzien van justitie zou hebben geschaad.

Zelf ontkende De Witte zich ooit met de rechtspraak van het Hof te hebben bemoeid in ruil voor geld, en al evenmin zou zij haar diensten zelf hebben aangeboden. Wel gaf zij toe sporadisch enkele kleine giften te hebben ontvangen, met name voedsel of drank, omdat zij zaken onder de aandacht van haar man had gebracht. De president zou zelf niets van deze omkoperij (uit de hand gelopen patronage?) hebben geweten, aldus De Witte. Zij bood aan de geschenken of de waarde ervan – zo'n tweeduizend gulden – terug te geven. De dukatons van de Schot, waarmee de zaak aan het rollen was gekomen, zou zij slechts in bewaring hebben gehad, zoals een ooggetuige onder ede kon bevestigen. In werkelijkheid wist haar man in ten minste één zaak van haar omkooppraktijken, terwijl hij deze giften ook niet afkeurde, zolang het geschenken aan zijn echtgenote betrof. Om zichzelf vrij te pleiten, kenschetste Oem van Wijngaerden zijn echtgenote als een zelfstandige en succesvolle zakenvrouw. Zo zou zij hebben verdiend aan landbezit in Holland en Zeeland en regelmatig leningen en betalingen hebben verstrekt aan de compagnie van haar zoon Johannes, kapitein in het Staatse leger.

Jacomina de Witte bleef vragen om een onpartijdig oordeel van een bevoegde rechter, maar wilde niet onschuldig in de Haagse gevangenis belanden. Waarschijnlijk hield zij zich schuil in Zeeland, ondanks de haar opgelegde banstraf. In 1650 werd haar man op non-actief gezet vanwege medeplichtigheid aan de corruptie van zijn echtgenote. De Staten van Holland weigerden overigens zijn aandeel hierin nader te onderzoeken. In datzelfde jaar verscheen in Den Haag het pamflet Waerachtige proceduren,waarin De Witte zichzelf en haar man vrijpleitte. Omdat hierin ‘onrechtmatige, lasterlijke en valse’ feiten zouden staan, werd het pamflet op 3 mei 1650 uit naam van stadhouder Willem II verboden.

Ook na haar vertrek uit Den Haag liet De Witte het er niet bij zitten. In 1657, een jaar na het overlijden van haar tweede echtgenoot, verscheen in drukvorm een advies van een groep rechtsgeleerden over de hoogte van haar boete. Op grond van het Hollands adelsprivilege uit 1593 oordeelden de juristen, onder wie de beroemde Haagse advocaat Pieter Bort, dat De Witte slechts tachtig pond Vlaams zou moeten betalen, in plaats van de geëiste vijftienduizend. Hoewel zij zelf niet van adel was, zou zij hetzelfde voorrecht als haar man genieten. Of Jacomina de Witte ooit de boete heeft betaald en hoe zij haar laatste levensjaren heeft doorgebracht, is onbekend.

Schoon schip

De corruptiezaak tegen Jacomina de Witte heeft indertijd veel stof doen opwaaien. Behalve de verboden publicatie waarin zij haar eigen handelwijze verdedigde, verschenen er pamfletten waarin werd beweerd dat zij voor ten minste honderdduizend gulden had gefraudeerd. Nadat in 1651 de fameuze fraude van de reeds overleden griffier Cornelis Musch aan het licht was gekomen, besloten de Statencolleges op de Grote Vergadering schoon schip te maken. Regenten moesten onder ede beloven geen geschenken meer aan te nemen, terwijl de burgers bij plakkaat werd verboden regenten en ambtenaren en hun echtgenotes of andere familieleden om te kopen.

Net als de omkooppraktijken van Musch heeft de zaak van Jacomina de Witte veel aandacht gekregen. Opmerkelijk is de vermelding bij Nagtglas (993) dat ‘velen der deftigste dames uit Den Haag’ en zelfs Amalia van Solms, echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik, bij De Wittes knoeierijen betrokken zouden zijn geweest. Waarschijnlijk berust deze veronderstelling op een verkeerde lezing van Vreede (23), die Amalia slechts in dezelfde adem noemt omdat ook zij geschenken had aangenomen.

Naslagwerken

Kok; Nagtglas.

Archivalia

Nationaal Archief, Den Haag: toegang 3.03.01.01 (Hof van Holland), inv. nr. 5244 (Criminele papieren), dossier 39 (stukken inzake Jacomina de Witte, huisvrouw van de president Oem van Wijngaerden, over het aannemen en afvorderen van geschenken tot corruptie der justitie, 1650) [Het dossier is tijdelijk niet beschikbaar in verband met restauratie. Met dank aan drs. C.O. van der Meij voor de verstrekking van de nodige gegevens ontleend aan een nog te publiceren artikel over deze corruptie-affaire].

Literatuur

  • Waerachtige proceduren gepleeght tegen Iacomina de Witte, huysvrouwe van den E. heer præsident van Wyngaerden (Den Haag 1650) [Knuttel Pflt. 6908].
  • Verbod van het ‘injurieus ende fameus libel’: Waerachtige proceduren gepleeght tegen Jacomina de Witte (Den Haag 1650) [Knuttel Pflt. 6909].
  • Sententie, gepronuncieert by den ed. Hove Provinciael, op ende yegens Iacomina de Witte, huys-vrouwe van den heer president van Wijngaerden (Middelburg 1650) [Knuttel Pflt. 6910].
  • Herziening van de boete, opgelegd aan Jacomina de Witte (z.p. 1657) [Bibliotheek van Nederlandsche pamfletten van Louis D. Petit, nr. 2936].
  • G.W. Vreede, Hooge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland (z.p. 1844) par. II, 22-23, noot 4.
  • ‘Twee lieve presidentsvrouwtjes’, Die Haghe (1891) 72.
  • P.D. de Vos, De vroedschap van Zierikzee (Middelburg 1931) 79-80, 248-249.
  • Jan Pot, Het beleg van Zierikzee (Leiden 1925) 16, 21, 60.
  • G.Chr. Kok, In dienst van het recht. Uit de geschiedenis van het gerechtshof te ’s-Gravenhage en de daaraan voorafgegane hoven (1428-heden) (Hilversum 2005) 276.

Illustratie

Titelpagina van Waerachtige proceduren, waarin Jacomina de Witte zichzelf en haar man vrijpleitte, 1650 (UB, UvA).

Auteur: Maarten Hell

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 202

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.