© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU).
Bronvermelding:
Mineke van Essen,
Woldendorp, Alberdina,
in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.
URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Woldendorp
[13/01/2014]
WOLDENDORP, Alberdina
(geb. Groningen, 5-6-1799 – gest. Zwolle, 30-1-1835), onderwijzeres, auteur van
eerste Nederlandse handleiding voor kleuter- en handwerkonderwijs. Dochter van
Albert Woldendorp (1752-1810), timmerman, en Anna Margaretha Harzema (1758-1823).
Alberdina Wolderdorp trouwde (1) op 6-5-1816 in Groningen met Menno Hindriks C(K)remer (1798-1840),
commissionair; (2) op 6-10-1834 in Zwolle met Geert Spijkerman (1790-1864), hoofdonderwijzer. Uit huwelijk (1)
werd 1 zoon geboren die als baby stierf; (2) bleef kinderloos.

Alberdina Woldendorp werd geboren als jongste dochter van
een timmerman met een eigen bedrijf (aannemer) en groeide op met haar zus
Margaretha, die vijf jaar ouder was; de kinderen uit het eerste huwelijk van
haar vader waren al volwassen. Haar vader stierf toen Alberdina elf was. Vermoedelijk
heeft ze na de lagere school thuis of op een particuliere naaischool goed leren
naaien en haar moeder in het huishouden geholpen. Op haar zeventiende – nog
geen jaar na haar zus – trouwde Alberdina met de achttienjarige Menno Cremer, in
de trouwakte aangeduid als commissionair. Waarschijnlijk werkte hij voor zijn
vader, die beursmeester was. Het huwelijk was vrijwel vanaf het begin een
mislukking. Menno mishandelde haar, ook toen ze zwanger was. Het jongetje dat
vier maanden later werd geboren, stierf na tien weken. Nadat het paar ook
financieel in de problemen raakte, verliet Menno haar voor het leger.
Om in haar levensonderhoud te voorzien ging Alberdina
handwerkles geven aan de meisjes op de school van haar zwager, Roelf Gerrit
Rijkens Rijkens – dat mocht in die tijd zonder onderwijsbevoegdheid. In juli 1821
werd op haar verzoek het huwelijk ontbonden. Ze bleef als handwerkonderwijzeres
op de school van haar zwager werken en vond bij hem, haar zus en hun
snelgroeiende kinderschaar ook onderdak.
Op 22-jarige leeftijd begon Alberdina Woldendorp zich
volledig aan het onderwijs te wijden. Met het geven van handwerken alleen nam
ze geen genoegen meer; ze wilde onderwijzeres worden en begon zichzelf
professioneel te ontwikkelen. Ze bezocht andere scholen en las studies over
opvoeding en onderwijs. Omdat ze in deze boeken geen pedagogische en
didactische aanwijzingen inzake onderwijs aan kleuters en meisjes tegenkwam, zette
ze haar eigen gedachten en ervaringen op schrift. Het resultaat ervan, haar
Praktische
handleiding voor onderwijzeressen der aanvangs- of kinderscholen en die der
vrouwelijke handwerken voor jeugdige meisjes, verscheen in 1827. In haar voorwoord beklemtoonde ze de
stimulerende rol van haar zwager, wiens ster binnen het Nederlandse onderwijs
snel was gestegen, en schreef zij bescheiden: ‘heb ik evenwel hier of daar
gedwaald, men vergeve mij zulks, immers is dwalen menselijk, en dit kan men
lichter van een vrouw verwachten, van welke men niet kan vorderen, dat zij in
doorzicht en kennis aan de man gelijk zij’.
Het boek kreeg een goede pers, wat Woldendorp ongetwijfeld
gestimuleerd heeft om door te gaan op de ingeslagen weg. Zo werd zij ‘de ziel
en het leven’ van een Gronings onderwijzeressengezelschap dat regelmatig
discussiebijeenkomsten hield. Intussen bereidde zij zich ook voor op het
onderwijzeressenexamen, waarvoor ze in mei 1831 slaagde. Met het diploma mocht
ze in de stad Groningen zelfstandig schoolhouden voor kinderen beneden de acht
jaar. Vermoedelijk had ze toen via haar zwager al kennisgemaakt met de man voor
wie ze haar geboorteplaats zou gaan verlaten: de Zwolse hoofdonderwijzer van de
Nutsschool Geert Spijkerman, in die tijd ‘Zwolle’s beroemdste schoolmonarch’. Na
een huwelijk van veertien jaar lit hij zich dat najaar van 1831 scheiden van
Jannetje Cornelia van der Veen – of Alberdina voor deze stap de aanleiding
vormde, blijft onbekend. In elk geval vertrok ze in de zomer van 1832 naar
Zwolle, waar ze een particuliere handwerkschool voor meisjes opende. Nu kon ze
de pedagogische opvattingen in de praktijk gaan brengen die ze in haar
handleiding had beschreven.
Binnen een half jaar stond Alberdina Woldendorp in Zwolle zo
goed bekend dat ook welgestelde Zwolse burgers hun dochters graag bij haar op
school deden. Wel vonden ze dat de meisjes naast handwerken ook onderwijs in de
Franse taal konden krijgen. Door hiervoor in december 1832 een verzoek bij het
stadsbestuur in te dienen probeerde Woldendorp haar eenvoudige handwerkschool in
een Franse meisjesschool te transformeren, maar het stadbestuur hield het
besluit lange tijd aan, uit vrees voor concurrentie met de twee andere Franse
meisjesscholen. In oktober 1834 trouwde ze met Geert Spijkerman – zwager Roelf
Rijkens was getuige.
Voor de 35-jarige Alberdina Woldendorp, ooit een berooide en
verlaten naaister die rouwde om een gestorven baby, lag nu een wereld open.
Getrouwd met een onderwijzer van aanzien, jong genoeg om nog kinderen te kunnen
krijgen, een reële kans om aan het hoofd te staan van een prestigieuze Franse
meisjesschool, meer pedagogische handleidingen voor onderwijzeressen schrijven...
Maar de dood haalde haar in: ze stierf op 30 januari 1835 na een ziekbed van
een paar maanden aan wat Geert Spijkerman omschreef als ‘eene verouderde
ongesteldheid der maag’.
Weduwnaar
Spijkerman trouwde in 1837 voor de derde keer en kreeg nog vier kinderen.
Publicatie
Praktische handleiding voor onderwijzeressen der
aanvangs- of kinderscholen en die der vrouwelijke handwerken voor jeugdige
meisjes (Groningen 1827).
Literatuur
Mineke van Essen, ‘Eindbestemming Zwolle. Het
levensverhaal van de negentiende-eeuwse onderwijzeres Alberdina Woldendorp’, Zwols
Historisch Tijdschrift 3 (1986) 34-46.Illustratie
Titelpagina van Praktische handleiding voor onderwijzeressen...(UBA).
Auteur: Mineke van Essen
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.