Costerman, Mina (1808-1892)

 
English | Nederlands

COSTERMAN, Mina, ook bekend onder haar auteursnaam Mina (geb. Rotterdam 14-10-1808 - gest. Terneuzen 14-9-1892), letterkundige en vertaalster. Dochter van Hendrik Costerman (1764-1812), tweede directeur en boekhouder bij het Stads Algemeen Armenbestuur Rotterdam, en Gerardina Susanna de Sel (1775-1808). Mina Costerman trouwde op 4-9-1833 in Rotterdam met Johannes Fredericus van Binsbergen (1808-1890), predikant en letterkundige. Het huwelijk bleef kinderloos.

Mina Costerman is gereformeerd gedoopt als Maria Costerman. Zij had drie oudere broers, Cornelis, Pieter Dirk en Marinus, en een oudere zuster, Arendina. Marinus overleed toen hij bijna drie jaar was, een maand voor Mina’s geboorte. Haar vader overleed toen ze vier jaar oud was. Haar moeder is niet hertrouwd.

Huwelijk

Na haar huwelijk in 1833 met Johannes van Binsbergen verliet Mina Costerman haar geboortestad Rotterdam. Het echtpaar vestigde zich in Schore en Vlake op Zuid-Beveland, waar Van Binsbergen dat jaar als predikant was beroepen. Ruim twintig jaar later kreeg hij een beroep naar de gemeente Hoek, bij Terneuzen. Daar woonden zij meer dan dertig jaar. Toen Van Binsbergen in 1886 met emeritaat ging, vestigde het paar zich in Terneuzen.

Het echtpaar was volgens Nagtglas ‘tot zegen voor de dorpsgemeenschap en had er plezier in om genoegen te verspreiden in de kinderwereld daarbuiten’ (Levensberichten van Zeeuwen). Deze maatschappelijke betrokkenheid blijkt ook uit een brief van Mina Costerman aan W.H. Suringar van 18 januari 1851. Zij schrijft daarin over haar bewondering voor zijn inspanningen voor jonge gevangenen en verwaarloosde jongens, een groep waarvoor hij een school wilde oprichten. Zelf heeft ze geen kinderen, zo vervolgt zij, maar ze voelt ‘innige liefde’ voor kinderen in het algemeen en is ‘in de kring waarin God mij plaatste zo werkzaam met die lieve wezens als zulks mij mogelijk is’. Zij vraagt hem een voorwoord te schrijven bij ‘Vierentwintig uren op reis’, een door haar geschreven verhaal over een reis van Zuid-Beveland naar Rotterdam. Ze wil de tekst uitgeven en de baten van de verkoop bestemmen voor de op te richten school. Haar echtgenoot sloot zich blijkens een latere brief bij haar plan aan. Voor zover bekend is het plan van Suringar nooit gerealiseerd en is deze tekst dus ook nooit verschenen. Vermeldenswaard is dat Mina Costerman de brief aan Suringar ondertekende met ‘Mina’ en in een P.S. toevoegde dat haar ‘adres’ M. van Binsbergen Costerman is, maar dat zij als schrijfster niet anders dan als ‘Mina’ bekend wil staan. ‘Zijt zo vriendelijk mij aan niemand, anders als onder die naam bekend te maken.’

Mina Costerman was betrokken bij verschillende liefdadigheidsacties. Zo maakte zij in 1870 in Hoek deel uit van een commissie die met succes geld voor verbandmiddelen inzamelde ten behoeve van het net (in Nederland in 1867) opgerichte Rode Kruis. Zij werd door tijdgenoten geprezen om haar betrokkenheid bij minder bedeelden in de samenleving. Haar activiteiten op letterkundig en maatschappelijk gebied worden overigens dikwijls in samenhang met die van haar echtgenoot genoemd.

Letterkundig werk

Onder de naam ‘Mina’ had Costerman als vertaalster en schrijfster een zekere faam. Zij verkeerde ook in letterkundige kringen. Zo was zij was bevriend met de schrijfster Louise Victorine Haverkotte-Nagel (1845-1913), die onder het pseudoniem Antoinette publiceerde. Zij correspondeerden op vertrouwelijke voet met elkaar, zoals blijkt uit de bewaard gebleven brieven van Haverkotte-Nagel. Verder schreef Mina Costerman in 1882 een bijdrage voor het album amicorum van A.L.G. (‘Truitje’) Bosboom-Toussaint.

Mina Costerman schreef talloze artikelen voor tijdschriften en periodieken als De Vriend van Armen en Rijken, de Christelijke volks-almanak, Letteroefeningen, Theophania, de Evangelische almanak, Bato, De Hollandsche Illustratie, het Dames-weekblad en Ons Streven. Daarnaast vertaalde ze artikelen uit het Duits. Hoeveel bijdragen ze aan deze periodieken heeft geleverd is niet na te gaan, want in deze tijdschriften zijn veel artikelen anoniem gepubliceerd of slechts ondertekend met initialen van naam en plaatsnaam. De combinatie M - H zou dan op ‘Mina uit Hoek’ kunnen wijzen. De bijdragen die op grond van vermelding van de auteursnaam ‘Mina’ (soms in combinatie met de plaatsnaam Hoek) aan haar kunnen worden toegeschreven, hebben meestal een christelijk perspectief. Soms zijn ze expliciet op vrouwen gericht. Zo schreef ‘Mina’ voor de Christelijke volks-almanak (1851) het artikel ‘Geloof, hoop en liefde’, waarin zij vrouwen oproept de bijbelse Maria’s na te volgen. Maar ook wereldlijke vrouwen die zich positief opstellen stelt zij ten voorbeeld. Voor Ons Streven (1872) schreef zij bijvoorbeeld een artikel over een rijke Belgische vrouw die haar huis had omgebouwd tot een vormingsinstituut waar meisjes opgeleid konden worden tot ‘knappe dienstbodes’ en ‘kundige huisvrouwen en brave huismoeders’.

Mina Costerman schreef slechts één boek: Hoe het in den ‘goeden’ ouden tijd toeging (Gorinchem 1869). In deze psychologiserende geschiedenis geeft ze haar visie op de affaire Cornelis Costerman, die in 1693 was beschuldigd van moord op een belastinginner en daarom de doodstraf had gekregen. Het vonnis was omstreden en had een volksopstand (het bekende Costermanoproer) tot gevolg. Naar eigen zeggen op basis van familiepapieren en -verhalen probeert ‘Mina’ de gebeurtenissen te reconstrueren, waarbij zij onder andere aandacht besteedt aan de karaktervorming van Cornelis zelf. Deze had in zijn eerste levensjaren de liefde van zijn – zieke – moeder moeten missen en was toevertrouwd geweest aan een onbetrouwbare kindermeid. Zelf gaat zij niet in op de familierelatie tussen haar en deze Costerman, maar genealogisch onderzoek wijst uit dat het ging om haar betovergrootvader. Met haar belangstelling voor deze familiegeschiedenis lijkt Mina Costerman goed te passen in het vroegmoderne patroon van vrouwen met historische belangstelling die zich verdiepten in familiepapieren omdat publieke archieven voor hen niet toegankelijk waren en zij niet tot de wereld van de wetenschapsbeoefening werden toegelaten. In latere publicaties over het Costermanoproer is overigens, voor zover bekend, nooit naar haar boek verwezen.

‘Mina’ schreef ook educatieve verhalen voor kinderen. Zo is in deel 2 van De Nieuwe Kinderbibliotheek (1878) haar verhaal ‘Een rijtoertje in Drente’ opgenomen. Daarin beschrijft zij een idyllisch uitstapje van enkele kinderen met hun tante over de Hondsrug, doet zij de werkzaamheden van de schaapherder uit de doeken en geeft een toelichting op het Drentse landschap. Net als haar werk voor volwassenen is haar werk voor kinderen alleen via vermelding van haar schrijversnaam ‘Mina’ te achterhalen. Nagtglas meldt dat zij ook rijmpjes en versjes voor kinderen schreef die ‘niet weinig jeugdige harten sneller doen kloppen van verlangen en jonge ogen doen schitteren van pret’ (Eigen Haard). Zeer waarschijnlijk geldt ook voor deze bijdragen dat ze anoniem gepubliceerd zijn.

Over de eigentijdse waardering van het werk van Mina Costerman is weinig bekend. In Levensberichten van Zeeuwen schrijft Nagtglas: ‘Haar vernuft toont zich vooral in kinderrijmpjes en raadsels’. Als schrijfster en vertaalster is zij totaal in de vergetelheid geraakt. Zelfs bij haar overlijden verscheen, voor zover bekend, geen in memoriam.

Naslagwerken

Frederiks/Van den Branden; Nagtglas; NNBW.

Archivalia

  • UB Leiden, Handschriftencollectie: brief van Mina aan Commissie Huldeblijk Mevr. A.L.G. Bosboom-Toussaint ’s-Gravenhage.
  • Zeeuws Archief, Middelburg: Akten van de Burgerlijke Stand Zeeland 1796/1811, aktenr. 105 [overlijdensakte van Mina Costerman]; Memories van Successie, inv. nr. 329, Memorie van Aangifte der nalatenschap van Maria Costerman.
  • UB Amsterdam (UvA), Handschriftencollectie: brief van Mina aan Willem Hendrik Suringar.
  • Letterkundig Museum, Den Haag: brieven van Louise Victorine Nagel aan Mina.
  • Archief Terneuzen: diverse krantenknipsels zonder signatuur.

Publicaties

Onder de naam ‘Mina’:

  • ‘Geloof, hoop en liefde’, Christelijke volks-almanak (1851) 55-86.
  • ‘Anna, een waar verhaal’, Christelijke volks-almanak (1852) 113-171.
  • Hoe het in den ‘goeden’ ouden tijd toeging: eene donkere bladzijde uit de geschiedenis van een onzer vaderlandschen steden op het einde der zeventiende eeuw, naar oude familiepapieren opgesteld (Gorinchem 1869).
  • ‘Inrichting voor behoeftige meisjes’, Ons Streven 1 (1870) 16, 80-81.
  • ‘Een rijtoertje in Drente’, De Nieuwe Kinderbibliotheek 2 (1878) 2-9.

Literatuur

  • F. Nagtglas, ‘Zeeuwsch Vlaanderen, “een achterhoek aan den overkant”’, Eigen Haard 6 (1880) 112.
  • ‘Costerman’, Nederland’s Patriciaat 16 (1926) 52-59.
  • Marjoke Rietveld-van Wingerden, Jeugdtijdschriften in Nederland en Vlaanderen 1757-1942 (Leiden 1995) 85.
  • Lotte Jensen, Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt. Vrouwentijdschriften en journalistes in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw (Hilversum 2001) 253, 259.

Illustratie

Titelblad van Hoe het in den ‘goeden’ ouden tijd toeging.

Auteur: Janneke van der Veer

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 682

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.