Dijk, Margaretha van (1650?-na 1719)

 
English | Nederlands

DIJK, Margaretha van (ged. Leiden? 18-10-1650? – gest. na 1719), schrijfster van godsdienstige werken, leidster van conventikels in Leiden en Middelburg. Vermoedelijk de dochter van Gijsbert Klaasz. van Dijk en Maria Kornelis. Margaretha van Dijk bleef ongehuwd.

Volgens Van der Aa is Margaretha (Grietje) van Dijk geboren in Den Haag en opgevoed in het weeshuis van de Waalse gemeente te Leiden, maar in de doopboeken van Den Haag is zij niet te traceren. Mogelijk is zij de ‘Margariete van Dijk’ die op 18 oktober 1650 in de Hooglandse Kerk te Leiden gedoopt is als dochter van Gijsbert Klaasz. van Dijk en Maria Kornelis. Vaststaat dat Grietje van Dijk in 1686 belijdend lidmaat van de Nederduits gereformeerde kerk van Leiden was. Op 25 januari van dat jaar roept de Leidse kerkenraad haar ter verantwoording samen met Maria de Riviere, met wie zij particuliere godsdienstoefeningen en catechisatieoefeningen voor burgerkinderen organiseert. Beide vrouwen blijken tevens onderricht in het Hebreeuws te geven. Het is aannemelijk dat zij met deze activiteiten in hun levensonderhoud voorzagen.

Conventikels in Leiden

De particuliere godsdienstoefeningen van Grietje van Dijk waren, zo blijkt uit de kerkenraadsacta, geïnitieerd door de theologiestudent Theophylactus van Schoor (ca. 1659-?). Naar alle waarschijnlijkheid leerde hij haar Hebreeuws. Tegenover de kerkenraad verdedigde zij zich met de stelling dat men Hebreeuws moest kennen om er zeker van te zijn dat de bijbel Gods Woord was. Ook voerde zij aan dat het de ‘plicht van een gemeen christen’ was kinderen de catechismus uit te leggen en in te leiden in de Schrift. Uiteindelijk zegde Van Dijk de kerkenraad toe dat zij zich in het vervolg zou onthouden van de oefeningen. Twee jaar later echter kwam zij opnieuw in conflict met de Leidse kerkenraad. Ditmaal spitste de zaak zich toe op de interpretatie van enkele leerstukken. Van Dijk bleef nu wel vasthouden aan haar standpunten, waarop de kerkenraad op 2 april 1688 besloot om haar te censureren. Daarop verliet Van Dijk samen met Van Schoor de stad. Zij weken uit naar Middelburg, de vroegere woonplaats van Van Schoor.

In 1690 dook Van Dijk weer in Leiden op. In oktober van dat jaar maakte zij kenbaar dat zij zich met de kerkenraad  wilde verzoenen. Onder verwijzing naar 1 Tim. en 1 Kor. 14 kreeg zij toen van de voorzitter van de kerkenraad te horen dat het een vrouw niet paste om de preekstoel te beklimmen. Van Dijk liet daarop weten: ‘ik vind andere plaatsen in de Schrift, die daar schijnen tegen te strijden zoals, dat ook de dochters zullen profeteren, en dat er vrouwen worden genoemd, die veel hebben gearbeid in den Heer; als men gaven heeft, waarom zou men die niet besteden?’ De kerkenraad weerlegde deze gedachtegang door haar voor te houden dat vrouwen in de vroege kerk, tijdens de vervolgingen, misschien wel een actieve rol gespeeld hadden, maar dat dit niet in overeenstemming was met de leer. Ook op andere punten bleef er verschil van mening bestaan, zodat het niet tot een verzoening kwam.

Van Dijk bleef doorgaan met het organiseren van conventikels. Zij deed dat nu samen met de uit Vlissingen afkomstige proponent Jacobus Verschoor (1648-1700), die zij in 1687 in Leiden had leren kennen. Gezamenlijk openden zij de aanval op de gereformeerde leerstellingen over de zonde en de genade. In hun ogen bestond er voor christenen geen zonde en aan kerkelijke instituties hechtten zij weinig waarde. Evenmin erkenden zij het gezag van de overheid over de kerk van de ware christenen. Op de conventikels waar zij hun ideeën verkondigden, kwamen soms wel driehonderd personen af. In 1692 verbood de synode van Zuid-Holland hun leer en hun activiteiten, en op 18 februari 1693 vaardigde het Leidse stadsbestuur een verbod uit op bijeenkomsten van de nieuwe ‘sekte’. Degenen die voor deze conventikels hun huis openstelden alsook de bezoekers konden rekenen op hoge geldboetes. Van Dijk en Verschoor, die publiekelijk werden aangemerkt als schuldigen, vestigden zich daarop weer in Middelburg.

Voortzetting van de activiteiten in Middelburg

In de daaropvolgende jaren was Grietje van Dijk in Middelburg een van de leidende figuren van de zogenaamde hebreeën of antinomianen, zoals zij door hun kerkelijke bestrijders werden genoemd. In opdracht van de Staten van Zeeland stelde de classis Walcheren in 1696 zestien ‘theses’ op die door Verschoor en Van Dijk moesten worden ondertekend. Indien zij weigerden zouden de Staten zich beraden op passende maatregelen om ervoor te zorgen dat zij hun ‘dangereus gevoelen’ niet langer zouden kunnen uitdragen. De publicatie van de theses was aanleiding tot een aantal tegenschriften. Een hiervan was getiteld De waterloose fonteynen, dat volgens het titelblad geschreven was door ‘Gaudentia Vigilans’ (waakzame vreugde). In het voorwoord onthult de auteur dat hij zich bij de ‘Hebreen’ heeft aangesloten, van buiten Zeeland komt en een vrouw is. Zij heeft ervan afgezien om het werk onder haar eigen naam te publiceren uit vrees dat de ‘geringheid’ van haar persoon en haar sekse ‘enig nadeel aan het wezen der zaak zou hebben toegebracht’. Tijdgenoot Pieter de la Ruë veronderstelde dat achter de auteur Grietje van Dijk zelf schuilging.

Op 1 maart 1697 nam Van Dijk samen met Verschoor deel aan een openbaar dispuut met twee gereformeerde predikanten in Middelburg, ten huize van burgemeester Steven Voet. In dit zeven uur durende twistgesprek kwam onder andere de vraag aan de orde of de hebreeën wel als gereformeerde christenen, zoals zij zelf meenden, beschouwd konden worden. Van Dijk bleef ook daarna een belangrijke rol spelen in het bestuur van de door Verschoor opgerichte ‘zuivere Gereformeerde Kerk’. Na zijn dood in 1700 nam zij de leiding op zich, maar de groep raakte intern verdeeld.

Onder het pseudoniem Christianus Constans publiceerde Van Dijk in 1709 het Ligt schynende in duistere plaatsen. De Middelburgse kerkenraad oordeelde dat dit geschrift vol stond met antinomiaanse en chiliastische ketterijen en was ervan overtuigd dat Van Dijk de auteur was. Reden genoeg om haar op te roepen. Toen zij niet verscheen, werd de zaak overgedragen aan de Staten van Zeeland. Die verboden het boek en bepaalden op 4 januari 1710 dat Van Dijk uit Middelburg verbannen werd. Op 27 maart 1710 stelden de Staten van Holland zelfs een commissie in die het gewraakte geschrift moest onderzoeken, maar de uitkomst daarvan is niet bekend. In Museum Meermanno-Westreenianum bevindt zich een vervolg op Licht schynende in de duistere plaatsen uit 1711, ingebonden als het tweede deel van Koerbaghs Licht. Op de rug staat gedrukt: Koerbagh, Ligt in ’t duistere. De voorrede is echter ondertekend door C.C. (Christianus Constans). De inhoud sluit volledig aan bij het eerste deel uit 1709.

Reputatie

In 1719 sloot Grietje van Dijk zich aan bij de remonstranten in Rotterdam. Zij moet eerder al in onmin zijn geraakt met haar geloofsgenoten. Verwijzingen naar haar leidersrol in de groep rond Jacob Verschoor zijn nog wel te vinden in een in 1731 verschenen uitgave van zijn geschriften. De uitgever achtte het nodig om in een voorwoord de lezer te informeren dat ‘Margreta van Dyk’ weliswaar de laatste jaren van haar leven van ‘een kwaad gevoelen was, gelijk het uit haar uitgegeven Boekjes blijkt’, maar dat zij bij zijn leven nog van ‘een goed gevoelen was […] en dat ze zich wel zou geschaamd hebben voor haar goede onderwijzer, en het goede gezelschap, toen van haar kwaad gevoelen iets te laten blijken’. Bij het verschijnen van deze uitgave van Verschoors werken was Van Dijk zelf waarschijnlijk al overleden.

Grietje van Dijk is een van de weinige zeventiende-eeuwse vrouwelijke lidmaten van de gereformeerde kerk die in de oudere biografische lexica een lemma gekregen heeft. Naar alle waarschijnlijkheid was dat niet zozeer vanwege haar strijd met de kerkelijke autoriteiten – er waren wel meer vrouwen die in conflict met de kerk waren geraakt – maar vanwege haar godsdienstige werken. Van der Aa vermeldt dat zij de auteur was van de volgende geschriften: Korte aanmerkingen over de Brief aan de Galaten (Amsterdam 1710), Huishouding Gods, vergeleken met de huishouding van den aartsvader Abraham (1716), Aanmerkingen over ’t Evangelium Johannes Cap. 1 tot 7 (Amsterdam 1717) en Zelfbedriegelijkheid. In het Biographisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerden in Nederland is laatstgenoemd geschrift niet meer in de lijst met werken van Van Dijk opgenomen. Toegevoegd is het onder de naam van Christianus Constans verschenen Licht schynende in de duistere plaatsen (1709).

Naslagwerken

Van der Aa; BWPGN; Nagtglas; NNBW.

Archivalia

  • Regionaal Archief Leiden: Doopboeken Hooglandse Kerk, 18-10-1650. Archief Kerkenraad Ned. Hervormde Gemeente, Actenboeken, inv. nrs. 7 en 8 (1684-1694), d.d. 25-1-1686, 12 en 26-3-1688, 20-10-1690, 13-2-1693.
  • Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA), Handschriftencollectie: [Pieter de la Ruë], ‘Nederlands geleerd vrouwentimmer, of beschryving der, door schriften weetenschappen en kunsten meer of min vermaarde, uit Nederland oirsprongkelyke Vrouwen saamenvergaderd en in orde geschikt […] sedert 1739 en vervolgens’, z.j. [1770].

Publicaties

  • [Gaudentia Vigilans], De waterloose fonteynen of theses des EE: Classis van Walcheren: wederlegt uyt de Heylige Schrifture op welcke de ware gereformeertheyt is gefondeert (Amsterdam 1696) [reactie op Theses, opgestelt door de E. Gedeputeerde des E.E. Classis van Walcheren, do. Nicolaus Schorer, Jacobus Fruytier en Joannes de Visser, op order van haer Ed. Mog. de Heeren Staten van Zeeland, in het E.E. Classis gelesen, gerevideert, en met eenparige stemmen geapprobeert, den 31. Mey 1696. om voorgestelt te werden aen Jacob Verschoor, en Grietje van Dyck, ten eynde sy de selve souden onderteykenen (Middelburg 1696); ex. in Universiteitsbibliotheek Utrecht].
  • [Christianus Constans], Ligt, schijnende in duistere plaatsen tot de dag aan ligte en de morgen-ster op gaa in uwe herten. Of schriftuurlyk en christelyk onderwys, dat Jesus van Nazareth de soone Gods is. Dog geen eeuwigen soon, eens wesens met den vader. By form van een brief, voorgesteld aan seker heer (Amsterdam 1709) [ex.  in Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit, Amsterdam].
  • Margareta van Dyk, Korte aanmerking over den brief van den apostel Paulus aan de gemeente te Galatie (Amsterdam 1710) [part. coll.].
  • [Christianus Constans], Light schynende in duystere plaatsen, tot de dagh aan-ligte, en de morgen-ster opgaa in uwe herten. Tweede deel. Door C. P. Editor (Keulen 1711) [ex  in Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit, Amsterdam en in Museum Meermanno-Westreenianum, Den Haag; op de rug: Koerbagh, Ligt in ’t Duistere 2].
  • Margareta van Dyk, Geestelyke huishouding Godts, vergeleeken met de huishouding van den aartsvader Abraham (Amsterdam 1716) [part. coll.].
  • Aanmerkingen over ’t Evangelium Johannes cap. 1 tot 7 (Amsterdam 1717) [geen ex. bekend].

Literatuur

  • Carolus Tuinman, Sibboleth, of leugen en bedrog, van den vermomden vrygeest Marinus Booms (Middelburg 1715), 158-161.
  • [Jacob Verschoor], Verzameling der werkjes van d’hr. Jacob Verschoor en eenige zijner discipelen, als mede de handelingen des E. Classis van Walcheren tegen d’hr. Jacob Verschoor, en de zogenaamde ofte ware Hebreen, en haar opregt gereformeerd gevoelen (Amsterdam 1731).
  • M. van der Bijl, Idee en interest. Voorgeschiedenis, verloop en achtergronden van de politieke twisten in Zeeland en vooral in Middelburg tussen 1702 en 1715 (Groningen 1981) 42, 172-174, 347, 396.
  • Mirjam de Baar, ‘Van kerk naar sekte: Sara Nevius, Grietje van Dijk en Anna Maria van Schurman’, De Zeventiende Eeuw 7 (1991) 159-170.
  • Annelies de Jeu, ‘’t Spoor der dichteressen’. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 270-272, 291.
  • W.P.C. Knuttel, Verboden boeken in de Republiek der Vereenigde Nederlanden (’s-Gravenhage 1914) nr. 235.
  • J. van Leeuwen, ‘De Antinomianen, of de sekten der Verschoristen of Hebreeën, Hattemisten en aanverwante Buitendijkers, geschiedkundig geschetst’, Nederlandsch Archief voor Kerkelijke Geschiedenis 8 n.s. (1848) 57-169.
  • Michiel Wielema, The march of the libertines. Spinozists and the Dutch Reformed Church (1660-1750) (Hilversum 2004) 26, 27, 30, 31, 35, 37, 38, 40-43, 49-52.

Illustratie

Titelpagina van Margareta van Dyk, Geestelyke huishouding Godts, 1716 (part. coll.).

Auteur: Mirjam de Baar, met dank aan Willem de Graaff

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 719

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.