© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Joke Linders, Koning, Johanna Sara, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/koning [13/01/2014]
KONING, Johanna Sara, ook bekend onder de pseudoniemen Johanna en Tante Jans (geb. Amsterdam 30-6-1809 – gest. Amsterdam 4-9-1867), schrijfster. Dochter van Jacobus Koning, boekverkoper, en Sara van Dokkum. Johanna Koning trouwde op 7-10-1847 in Amsterdam met Christoffel Mackenstein (1818-1877), tabaksfabrikant. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren die jong overleed.
Johanna Sara Koning heeft waarschijnlijk een goede opleiding genoten. Haar vader was boekverkoper op het Vlakkeveld (nu: Derde Weteringdwarsstraat) in Amsterdam, een van haar broers, Gerrit, was griffier bij het kantongerecht en een andere, Jan Jacob, praeceptor (leraar) aan een gymnasium. Zelf vertelt zij in het voorwoord bij haar roman Hedwig (1856) dat ze van haar moeder leerde ‘om mijne gedachten schrijvende even juist en geregeld uit te drukken als sprekende’, al reikte dat kennelijk niet verder dan de beheersing van ‘de eenvoudige briefstijl’. In de loop der jaren ontvielen Johanna al haar familieleden: ‘Eenmaal [: ooit] zag ook ik mij omgeven van vele lieve huisgenoten en ik leefde éniglijk voor dezen. Maar in de ouderlijke woning werd de kring al kleiner en kleiner: ten laatste stond ik alléén!’, memoreerde zij later in de ‘Voorrede’ van haar verhalenbundel Beelden en omtrekken (1853). Om in die tijd dat zij alleen stond te voldoen aan haar ‘behoefte aan mededeling mijner gedachten en gewaarwordingen’ begon zij te schrijven. Haar eerste publicaties – enkele gedichten, maar vooral beschouwingen en stukjes van autobiografische aard – verschenen vanaf 1844 onder de naam ‘Johanna’ in het tijdschrift Maria en Martha, lektuur voor christenvrouwen en moeders. Onder het pseudoniem ‘Tante Jans’ schreef zij voor de daarbij behorende bijlage voor kinderen, Moeders schoot.
Johanna Koning vond weer eigen ‘huiselijk geluk’ toen zij op 38-jarige leeftijd trouwde met de weduwnaar Christoffel Mackenstein, die uit zijn eerste huwelijk een zoontje meenam, Albrecht Frederik (1842-1875). Een jaar na hun huwelijk kreeg Johanna Koning een kind, Jacobus (Kootje) Christoffel. In de daaropvolgende jaren publiceerde zij wat minder, omdat zij naar eigen zeggen weinig tijd voor schrijven had. Over de dood van Kootje, vlak voor zijn derde verjaardag in 1851, schreef ze het gedicht ‘Aan mijn ontslapen kind’ (Maria en Martha 16, 12). Daarna nam haar schrijversloopbaan werkelijk een aanvang, als ‘troostvolle afleiding’ van haar ‘moedersmarte’ en omdat haar stiefzoontje niet langer haar voortdurende ‘hulp en toezicht’ nodig had (voorwoord Hedwig).
Over de contacten van Johanna Koning in het literaire leven is niet veel bekend. Wel weten we dat ze onder andere contact zocht met de schrijver Potgieter. In een brief uit 1856 vroeg ze namelijk of hij nog leessuggesties had. Omdat zij een zwak gestel had, zo schreef zij hem, en haar man ’s avonds de deur niet meer uit wilde, brachten ze de avonden door met het lezen van stichtelijke lectuur. Ook zal ze voor haar redactiewerk van de Almanak in miniatuur voor kinderen, waarvoor zij zelf ook bijdragen schreef, de nodige contacten hebben moeten leggen. Voor enkele afleveringen van Maria en Martha schreef zij bovendien samen met Elise van Calcar-Schiotling bijdragen in de vorm van een briefwisseling over allerhande onderwerpen. Zo voerden zij in de tweede jaargang van dat blad als ‘Johanna’ en ‘Elise’ een discussie over de vraag of het schrijven van een ‘verdicht’ verhaal (fictie) niet strijdig is met een strikt gevoel voor waarheid. Ook uit haar brief aan Potgieter blijkt dat deze kwestie haar hoog zit: ‘Alles moet mij een natuurlijke kleur hebben [...] toon mij waarheid en natuur!’ De boeken van Charles Dickens kunnen haar nauwelijks bekoren, laat zij hem weten. Beter bevallen haar de romans van A.L.G. Bosboom-Toussaint en vooral het werk van de predikant C.E. van Koetsveld en de letterkundige H.J. Schimmel, omdat zij meer ‘naar het leven’ schrijven
Blijkens haar bijdragen aan Maria en Martha hechtte Johanna Koning veel waarde aan dienstbaarheid en volgzaamheid. In haar werk voor volwassenen benadrukt zij vaak het belang van ondergeschiktheid van de vrouw aan de man. Aardige, toegewijde vaders en echtgenoten zijn er een zeldzaamheid. Daarentegen komen vrouwen die zich geheel opofferen voor hun echtgenoot of voor (wees)kinderen des te meer voor in haar werk, evenals kinderen wier ouders aan een noodlottige ziekte sterven. Haar verhalen voor kinderen, eenvoudiger van taal en speelser, getuigen van eenzelfde ernstige levensbeschouwing met gehoorzaamheid en deugdzaamheid als belangrijke waarden.
Uit de overlijdensadvertentie die haar man plaatste, blijkt dat Johanna Sara Koning stierf ‘na een langdurig lijden’. Zij werd 58 jaar oud.
Naslagwerken
Frederiks/Van den Branden.
Archivalia
- Gemeentearchief Delft: Archief van de Remonstrants-gereformeerde gemeente te Delft [brief aan P.A. de Genestet, 1858].
- UB Amsterdam (UvA), Handschriftenverzameling: brieven aan B. Hulshoff (1847) en E.J. Potgieter (1856).
Werk
Onder de naam J.S. Mackenstein-Koning gepubliceerd:
- Huiselijke toonelen: twee verhalen voor mijne jeugdige vriendjes (Schiedam z.j.).
- Kinder-poezy Schiedam z.j.).
- Eene alleraardigste ontmoeting en zes andere verhalen (Rotterdam z.j.) [kinderverhalen; ook verschenen onder de titel: Nieuwe figuranten op het tooneel der kinderwereld: waarbij een enkele bekende (Rotterdam z.j.)].
- Dichtbundeltje voor de jeugd (Rotterdam z.j).
- Beelden en omtrekken, naar het leven getekend (Amsterdam 1853) [verhalen].
- Paul en Flora met hunne charades(1856; 2de veel vermeerderde druk: Amsterdam 1865) [kinderboek].
- Hedwig (Amsterdam 1856) [roman].
Eveneens onder de naam J.S. Mackenstein-Koning leverde zij bijdragen aan de volgende bundels:
- Het zondagsboek. Twaalf staalgravuren met bijschriften, voor jongens en meisjes: proza en poezy(Schiedam 1858).
- Voor Hollandsche jongens en meisjes onder redactie van A.L.H. Ising (Amsterdam 1863).
Onder het pseudoniem ‘Johanna’ leverde zij bijdragen aan periodieken, waaronder:
- Maria en Martha, lektuur voor christenvrouwen en moeders (1844-1856) [alleen haar laatst bekende bijdrage, in deel 20 (1854) onder de naam Mackenstein-Koning].
- Almanak voor het schoone en goede (1821-1860).
- Almanak in miniatuur voor kinderen (1857).
Onder het pseudoniem ‘Tante Jans’ verschenen verhalen en gedichten voor kinderen in:
- Moeders schoot [het kinder-‘bijblad’ van Maria en Martha].
- Museum voor de jeugd (1852, 1856).
- Het eerste boekje van Tante Jans (Amsterdam 1853).
- Het tweede boekje van Tante Jans (Amsterdam 1860).
Literatuur
- P.J. Buijnsters en Leontine Buijnsters-Smets, Lust en leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw (Zwolle 2001) 443.
- Lotte E. Jensen, ‘Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt’. Vrouwentijdschriften en journalistes in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw (Hilversum 2001).
Illustratie
Titelpagina van J.S. Mackenstein-Koning, Beelden en omtrekken, 1853 (Universiteit van Amsterdam; Bijzondere Collecties).
Auteur: Joke Linders
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 684
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.