© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Gé Ostendorf-Reinders, Versfelt, Maria Elselina Johanna, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/versfelt [13/01/2014]
VERSFELT, Maria Elselina Johanna, vooral bekend als Ida Saint-Elme, ook wel als Elzélina van Aylde Jonghe en onder haar pseudoniem La Contemporaine (geb. Lith, Noord-Brabant 27-9-1776 – gest. Brussel 19-5-1845), schrijfster, toneelspeelster, avonturierster. Dochter van Gerrit Versfelt (1735-1781), predikant, en Alida de Jongh (1738-1828). Elselina Versfelt trouwde op 18-5-1792 in Amsterdam met Jan Ringeling Claasz. (1768-1801), koopman. Uit dit huwelijk, dat op 2-1-1796 uitliep op een scheiding, werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Gedurende 1795-1799 had Elselina Versfelt een verhouding met Jean-Victor Moreau (1763-1813), Frans generaal, en tussen ca. 1800 en 1815 met Michel Ney (1769-1815), Frans generaal. Beide relaties bleven voor zover bekend kinderloos.
Elselina Versfelt werd geboren als enige dochter en jongste van zeven kinderen. Haar vader was sedert 1760 predikant in Lith, een dorp in het oosten van Brabant. Na zijn overlijden in 1781 verhuisde zijn weduwe met haar kinderen naar Amsterdam. Daar trouwde Elselina – vijftien jaar oud, maar voorgevend zeventien te zijn – in de Nieuwe Kerk met Jan Ringeling Claasz. Deze handelde als koopman waarschijnlijk op de Oost en de West. Het echtpaar kreeg twee kinderen, Klaas (1793-vóór 4-6-1831) en Alida Maria (1794-1798). Eind 1794 logeerde Versfelt bij haar Fransgezinde oom mr. C.W. van der Sleijden in ’s-Hertogenbosch, dat kort daarvoor door Franse revolutionaire troepen veroverd was. Bij hem thuis ontmoette ze de Franse legercommandant, generaal Jean-Charles Pichegru, en diens onderbevelhebber, generaal Jean-Victor Moreau. Het was voor laatstgenoemde, een vrijgezel, dat Versfelt in 1795 man en kinderen verliet. Op 18 december 1795 werd het huwelijk met Ringeling op grond van haar overspel nietig verklaard (bevestigd op 2 januari 1796); Ringeling kreeg de kinderen toegewezen.
Maîtresse, schrijfster, toneelspeelster
Voor Elselina Versfelt begon een rusteloos bestaan. In 1796-1797 reisde zij – onderweg voor het gemak in mannenkleren – mee met generaal Moreau en zijn leger tijdens diens offensief in Zuid-Duitsland. In 1797-1798 woonde zij enige tijd met hem samen in Parijs (Passy). In die periode ook poseerde zij vrijwel naakt voor de beeldhouwer François-Frédéric Lemot, die van Moreau de opdracht had gekregen zijn maîtresse in marmer te vereeuwigen. Toen haar minnaar in september 1798 tot inspecteur-generaal van het Franse leger in Italië werd benoemd, volgde zij hem naar Milaan. Daar heette zij ‘Madame Moreau’. Terug in Frankrijk vestigde zij zich in 1799 onder die naam in Chaillot bij Parijs, waar zij verkeerde in kringen van de beau monde. Vooral in deze tijd leerde zij veel van de belangrijke personen kennen over wie ze later zou schrijven. Eind 1799 kwam er een eind aan haar relatie met Moreau, waarschijnlijk omdat hij huwelijksplannen had: in november 1800 trouwde hij, maar niet met Versfelt.
Vast staat dat Elselina Versfelt begin 1800 de naam Ida Saint-Elme aannam, die zij voor het grootste deel van haar verdere leven zou. Volgens sommigen suggereerde ze daarmee een huwelijk met een – overigens fictieve – graaf de Saint-Elme. Zelf beweerde ze later dat het alleen maar haar artiestennaam was. In Parijs had zij namelijk het plan opgevat toneelspeelster te worden. Ondanks een mislukt debuut in Didon bij het Parijse Théâtre Français (4 juni 1800) zette zij door en sloot ze zich aan bij een troep toneelspelers die met zijn voorstellingen de – minder kritische – provincie bereisde. Wanneer en onder welke omstandigheden zij de naam Elzélina van Aylde Jonghe (duidelijk een verbastering van haar moeders naam) voerde, is niet bekend.
Voor veel van Versfelts belevenissen in daaropvolgende jaren zijn haar eigen memoires de enige bron. Zo zou zij vanaf ongeveer 1800 een verhouding hebben gehad met Michel Ney, een van Napoleons bekendste generaals. Zij reisde echter niet in zijn gezelschap, maar volgde hem op zijn veldtochten. Het feit dat Neys kleinzoon, Napoléon Ney, in 1895 in zijn voorwoord bij een – verkorte en bewerkte – heruitgave van Versfelts memoires zeer lovend over haar spreekt, komt nog het dichtst bij een bevestiging van een mogelijke verhouding.
Ney, die in 1802 trouwde en in 1804 maarschalk werd, wilde niet dat Versfelt hem volgde op zijn veldtochten en hij verwelkomde haar dan ook niet erg hartelijk wanneer ze weer ergens opdook. In de slag bij Eylau (Pruisen, nu: Polen) in februari 1807 onderging zij de ‘baptême de la gloire’ (de doop van de glorie), in dit geval een sabelhouw boven het linkeroog, haar in het gedrang van de veldslag toegebracht door een Franse huzaar. Ney stuurde haar ijlings terug naar Frankrijk.
Anderhalf à twee jaar nadien verbleef Versfelt in Italië, waar zij zich aansloot bij een troep reizende Italiaanse toneelspelers. In 1809 wist ze zich – op voorspraak van Napoleon zelf – een plaats als lectrice (voorlezeres) te verwerven in Florence aan het hof van Napoleons oudste zuster Elisa Bacciocchi, groothertogin van Toscane. Maar al spoedig lokte het avontuur weer. Versfelt verliet Italië om opnieuw Ney achterna te reizen. Zo arriveerde zij in september 1812 in Moskou, dat de Russen enkele weken later zelf zouden platbranden.
Ook na de terugtocht van Napoleons legers uit Rusland bleef Versfelt Ney achterna reizen. Zij beschrijft hoe hij met enkele anderen begin 1814 probeerde Napoleon tot aftreden te dwingen ten gunste van de Bourbons, maar in 1815 weer de kant van Napoleon koos. Dat alles had hij gedaan, meende Versfelt, om een burgeroorlog te voorkomen. Het proces wegens landverraad tegen Ney na de tweede terugkeer van de Bourbons (de Restauratie) en zijn executie op 7 december 1815 vormden het grote drama van haar memoires.
Na de Restauratie kwam Versfelt vaak in Engeland. Ook reisde zij weer als toneelspeelster, waarschijnlijk door België en Frankrijk. Uit een brief in het familiearchief blijkt dat ze omstreeks 1819 korte tijd contact met haar familie in Nederland heeft gehad. Omstreeks 1820 woonde zij in Londen en maakte daar naar eigen zeggen kennis met Engelse – nu meest literaire – grootheden, onder wie de dichter Percy Bysshe Shelley en de Shakespeare-acteur Edmund Kean. Financieel ging het haar slecht. Enkele jaren later (1824) was zij terug in Parijs. Daar deelde zij haar huis met een zekere Léopold, een jongeman die zij aan de buitenwereld presenteerde als haar pleegzoon, maar die vermoedelijk haar geliefde was.
Mémoires en andere werken
Aan Versfelts armoedige omstandigheden kwam in 1827 een voorlopig einde toen zij naam maakte met haar Mémoires d’une Contemporaine (8 delen, 1827-1828). Deze hebben als hoofdonderwerp Frankrijks gloire zoals verpersoonlijkt door Ney, en in mindere mate door Moreau en Napoleon. Over het algemeen neemt men tegenwoordig aan dat Versfelt deze memoires zelf heeft geschreven. Ongetwijfeld heeft zij zaken verzonnen en bijgekleurd, misschien zelfs wat meer dan gemiddeld. Zo verving zij, als Ida Saint-Elme, haar Versfeltoorsprong door een verleden waarin zij in Toscane geboren was en haar vader Léopold Ferdinand de Tolstoy heette en van hoge Russische adel was.
Met een feilloos gevoel voor de mode van het exotisme beschrijft Versfelt in haar Mémoires een ontmoeting met de ontdekkingsreiziger Jean-Baptiste Belzoni, de man die het British Museum van Egyptische oudheden had voorzien. Zo kwam ze op het idee om stof voor een nieuwe publicatie in Egypte te zoeken: ze hield van reizen en de piramides waren sinds Napoleon ook verbonden met Frankrijks glorie. Het zesdelige verslag van die reis, La Contemporaine en Egypte (1831), was niet zo’n succes als haar Mémoires. Dat eerste boek kwam indertijd tegemoet aan de verlangens van het publiek dat onder het restrictieve bewind van de Bourbons naar de glorie van weleer hunkerde. Op haar Egyptische reis ontmoette ze echter weinig in Frankrijk bekende persoonlijkheden, waardoor het boek er minder aansprak.
In 1830, op terugreis uit Egypte, hoorde ze met vreugde van de julirevolutie: dit was, zo meende zij, het einde van de Bourbons, die zij nog altijd haatte om Neys dood. Zij zag de toekomst onder koning Louis-Philippe van Orléans met optimisme tegemoet. Helaas viel die tegen: de zogenoemde juli-monarchie deed haar best, maar er waren vele tegenkrachten. Al gauw werd de nieuw ingevoerde persvrijheid weer ingeperkt. Versfelt was zeer teleurgesteld en daar wond zij in haar geschriften geen doekjes om. Haar Mille et une causeries (1833) lokte zelfs een antwoord uit, Mille et unième calomnie de la Contemporaine (1834) door de Vicomte de Toucheboeuf-Clermont, die haar van laster beschuldigde.
Mogelijk maakten dit laatste boek en andere bonapartistische uitlatingen haar in Frankrijk al te omstreden. Vast staat dat Versfelt, waarschijnlijk in 1834, weer naar Londen vertrok. Daar verhandelde zij manuscripten, in het bijzonder brieven en memoires van beroemde personen. Ook gaf zij van maart tot september 1836 een bonapartistisch blad uit, La caricature française. Hierin publiceerde zij ook brieven die koning Louis-Philippe geschreven zou hebben en waaruit zou blijken dat hij niet het beste met zijn land voorhad. Op de herpublicatie van die brieven in Frankrijk in de legitimistische krant La France volgde een rel die in april 1841 tot het zogeheten ‘Procès des lettres’ leidde. Versfelt verdedigde zich fel: de brieven waren niet vals en waren bovendien al eens gepubliceerd in Engeland. De krant werd uiteindelijk vrijgesproken op grond van het feit dat niemand geprotesteerd had bij de vorige publicatie. Versfelts reputatie bleef hierna twijfelachtig; volgens aantekeningen op enkele bewaard gebleven brieven (in de Koninklijke Bibliotheek) werd zij in Engeland als vervalser beschouwd.
Na – en zeker ook vanwege – dit schandaal verliet Versfelt Londen. Zij vertrok naar Brussel, waar zij haar laatste jaren doorbracht in het hospitium van het Ursulinenklooster. Daar stond zij ingeschreven, met de haar typerende mengeling van echte en fictieve gegevens, als Elselina Versfelt de Jong, geboren op 20 september 1778 in Toscane, bijgenaamd La Contemporaine, weduwe van Saint-Elme, graaf van het keizerrijk, en van ‘Rienglin’ (Ringeling). Zij stierf in 1845 in Brussel, 68 jaar oud.
Versfelts Mémoires in later tijden
Voor zover bekend heeft het werk van Elselina Versfelt in Nederland niet of nauwelijks de aandacht getrokken. Het feit dat het niet alleen in het Frans geschreven is maar ook nog eens sterk op Frankrijk is georiënteerd zal daar zeker debet aan zijn. Bovendien werd in Nederland de ware, dus Nederlandse identiteit van La Contemporaine alias Ida Saint-Elme pas in 1889 door Th.G. Versfelt onthuld. Wellicht daardoor ontstond er begin twintigste eeuw hier enige historische belangstelling voor haar. In 1940 putte de schrijfster Jo van Ammers-Küller uit de memoires van Versfelt voor een roman over haar. Het onderzoek naar haar leven en geschriften kwam echter pas eind twintigste eeuw op gang. Daarbij ging – en gaat – de aandacht vooral uit naar haar Mémoires. Elselina Versfelt wordt in het huidige vrouwenhistorische onderzoek vooral gezien als de onafhankelijke vrouw die zei dat ‘vrij zijn het hoogste goed is’. De Versfelt die regelmatig met het leger meereisde en relaties had met generaals kreeg een eigen hoofdstuk in Voor Napoleon, het boek dat een tentoonstelling in het Legermuseum (Delft, 2005/2006) begeleidde.
In Frankrijk werden Versfelts memoires in 1895 in sterk verkorte vorm opnieuw uitgegeven. Ze moesten na de verloren oorlog van 1870 tegen Duitsland laten zien dat Frankrijk toch een verleden had om trots op te zijn. Het ging toen niet om Versfelt, maar om de personen die ze beschrijft. Omstreeks 1900 verschenen er ook populaire bewerkingen van de Mémoires, waarin de aandacht vooral uitging naar het anecdotische en het pikante. Een daarvan kreeg in 1910 de titel La courtisane de la grande armée, een kwalificatie die haar al veertig jaar eerder ten deel was gevallen (Neue Konversations-Lexicon). Dat La Contemporaine eigenlijk Nederlandse was en Elselina Versfelt heette, drong pas in 1933 tot Frankrijk door (Jarry). In 2004 verscheen van haar memoires de eerste integrale heruitgave sinds 1827, bezorgd door Jacques Jourquin. Blijkens de titel beschouwt ook hij Versfelt als courtisane. In het Franse onderzoek naar vrouwen in mannenkleren in de vroegmoderne tijd is er eveneens belangstelling voor Versfelt. Zo komt zij voor in een studie over travestie (Steinberg) en in een over vrouwen die als man in het leger dienden (Jacotey). Maar al kleedde Versfelt zich soms als man, zij is nooit in actieve legerdienst geweest.
Minnares van generaals, courtisane van Napoleons ‘grande armée’, schrijfster, handelaarster in manuscripten, mogelijk zelfs – volgens sommigen – incidenteel spionne: over het avontuurlijke en veelzijdige leven van Elselina Versfelt is het laatste woord nog lang niet gesproken, niet in Frankrijk en niet in Nederland.
Naslagwerken
J. Meyer, Neue Konversations-Lexikon, deel 13 (Hildburghausen 1871, 2de dr.) [onder Saint-Elme]; NNBW; A.A. Vorsterman van Oyen, Stam- en wapenboek van aanzienlijke Nederlandsche familiën 3 (Groningen 1890) 271.
Archivalia
- Stadsarchief Amsterdam: toegangsnr. 5061, rechterlijk Archief,, inv. nrs. 1520, 1917 [betr. de scheiding]
- Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA), Handschriftencollectie: brief aan Versfelt.
- Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, Bijzondere Collecties: Brieven van Versfelt [zie ook Toetenel, Wie was Ida Saint-Elme?].
- Familiearchief Versfelt (niet toegankelijk): Brief van Elselina Versfelt aan haar neef C.W. Versfelt, oktober 1819 [afgedrukt bij Ostendorf-Reinders, 100].
- Staats- und Universitätsbibliothek, Hamburg, Handschriftenabteilung: 2 brieven van Versfelt.
Publicaties
Elselina Versfelt publiceerde onder het pseudoniem La Contemporaine.
- Mémoires d’une Contemporaine, ou Souvenirs d’une femme sur les principaux personnages de la République, du Consulat, de l’Empire, etc. 8 delen (Parijs 1827-1828) [ook op internet: http://gallica.bnf.fr. Vertaling: Memoirs of a contemporary, being reminiscences of Ida Saint-Elme, adventuress (Londen 1902). Voor latere, steeds verkorte en bewerkte heruitgaven in het Frans zie onder, op Ida Saint-Elme, op La Courtisane, en op Souvenirs].
- La Contemporaine en Egypte, pour faire suite aux Souvenirs d’une femme [...], 6 delen (dln. 1-4: La Contemporaine en Egypte; dln. 5-6: La Contemporaine à Malte et à Alger) (Parijs 1831).
- Mille et une causeries (Parijs 1833).
- Mes dernières indiscrétions (Parijs 1834).
- La caricature française (Londen 1836) [25 afleveringen].
- ‘My reply to the English and French papers, respecting the autographs of Louis-Philippe, part of which was written during his emigration, and the other part proceeding from the secret portfolio of Prince Talleyrand’ [ondertekend:] The Contemporaine, proprietor and responsible editor of the French caricature in London, and of the facsimile correspondence of Louis-Philippe’ (Londen [1840?]).
- Ida Saint-Elme, Mémoires d’une Contemporaine, ou Souvenirs d’une femme sur les principaux personnages de la République, du Consulat, de l’Empire, etc. Nouvelle édition entièrement refondue, augmentée de documents inédits, de trois portraits, d’un fac-similé tirés du Cabinet des Estampes de la Bibliothèque Nationale et d’une Préface par Napoléon Ney (Parijs 1895).
- La courtisane de la Grande Armée. Mémoires d’Ida Saint Elme (Parijs [1910]).
- Souvenirs d’une courtisane de la Grande Armée: 1792-1815. Jacques Jourquin ed. (Parijs 2004).
Literatuur
- Louis Toucheboeuf-Clermont, Mille et unième calomnie de la Contemporaine (Parijs 1834).
- Procès des lettres, Cour d’Assises de la Seine du 24 avril 1841 (Parijs 1841).
- Th.G. Versfelt, ‘Maria Elselina Johanna Versfelt’, Noordbrabantsche Volksalmanak voor het jaar 1889 (Helmond 1889) 164-170.
- Valentin de Vars, Les femmes de Talleyrand (Parijs [1891?]).
- Henri Lachize, Une amazone sous le premier empire. Illustré de 36 compositions par Charles Thévenin. Préface de Jules de Marthold (Parijs 1902).
- M.G. Wildeman, ‘De doodacte van de Contemporaine’, Taxandria 15 (1908) 191.
- Paul Jarry, ‘Saint-Elme (Ida) dite la Contemporaine’, l’Intermédiaire des chercheurs et curieux 69 (1933) dl. 96/2, 161-162.
- Jo van Ammers-Küller, Elzelina, de geschiedenis van een Hollandsche vrouw in de jaren 1776-1845 (Amsterdam 1940; herdr. 1976 o.d.t. De geliefde van maarschalk Ney) [roman].
- J.H.A. Ringeling, Kroniek van Mr. Anthoni Claasz Ringeling en zijn nazaten op Marken, in Waterland en West-Indië (z.p. [1982?]).
- Evert J.M. Samplonius, ‘Ida Saint-Elme: girl power anno 1800’ (op www.cubra.nl (april 2011)).
- Manita Toetenel, Wie was Ida Saint-Elme? Een historisch bronnenonderzoek naar het leven van Maria Elselina Johanna Versfelt (1776-1845) en een bespreking van haar levensbeschrijving Mémoires d’une Contemporaine (scriptie Nijmegen 1990) [met overzicht van Versfelts werken aanwezig in de Bibliothèque Nationale, Parijs, een lijst van alle brieven en een prospectus voor een waarschijnlijk nooit gepubliceerd boek van Versfelt in de KB].
- Manita Toetenel, ‘Ida Saint-Elme’s ondeugdzame vertellingen. Een biografische schets van Maria Elselina Johanna Versfelt (1776-1845) naar aanleiding van haar Mémoires d’une Contemporaine’, DinaMiek 11 (1994) nr. 1, 40-57.
- Marie-Louise Jacotey, Femmes aux armées (Parijs 1999).
- Sylvie Steinberg, La confusion des sexes. Le travestissement de la Renaissance à la Révolution (Parijs 2001).
- Gé L. Ostendorf-Reinders, Van helden en heldenverering. De Mémoires van Elselina Versfelt alias Ida Saint-Elme (scriptie Open Universiteit Nederland 2004) [met bibliografie van oudere literatuur en tekst van Versfelts brief uit 1819].
- Mark van Hattem, Mariska Pool en Matthieu Willemsen samenst., Voor Napoleon. Hollanders in oorlogstijd 1792-1815 (Bussum/Delft 2005) 80-85.
Illustraties
Portret door Cäcilie Brandt, z.j. De regels in handschrift luiden: ‘Comme nous passons et comme je suis passée! La Contemporaine’ (privécollectie).
‘La femme couchée (La Contemporaine)’, gravure van Fontaine naar een tekening van Capazza van het marmeren beeld van Lemot, z.j. De verblijfplaats van het beeld is al sinds 1876 onbekend (uit: Mémoires d’une Contemporaine 8. Fotodienst Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
Auteur: Gé Ostendorf-Reinders
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 620
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.