Nadere toegangen

 
English | Nederlands

Archief van de Afdeling Volksgezondheid

Bijbehorend Format: Afdeling Volksgezondheid

Nadere ontsluiting


De volgende inventarisnummers zijn bekeken:

  • Commissie ter bestudering van de Organisatie van de Gezondheidszorg, met een wetsontwerp over de bevordering van de volksgezondheid 1935-1940 (inv. nrs. 36 en 39);
  • Door de Duitse bezetter genomen maatregelen en de vraag of deze gehandhaafd of ingetrokken moesten worden, 1945-1950 (inv. nr. 47);
  • Wetsontwerpen ziekenfondswet met conflicten tussen de Maatschappij Geneeskunst en de onderlinge ziekenfondsen, 1920-1940 (inv. nrs. 854-856, 866 en 868);
  • Ziekenfondsenbesluit, voorbereiding, vaststelling en uitvoering, 1940-1945 (inv. nr. 872);
  • Bemiddeling van de minister van Arbeid, Handel en Nijverheid in het conflict tussen de Algemene Raad ter bevordering van het
    Ziekenfondswezen en de Maatschappij Geneeskunst, 1931 (inv. nr. 1337)
    NB: de analyse van dit dossier is ondergebracht bij de nadere toegang op de Algemene Raad;
  • Ziekenfondsenbesluit (1941), voorbereiding, vaststelling en uitvoering, 1940-1945 (inv. nr. 872 en 1340);
  • Ziekenfondsverzekering voor Nederlandse arbeiders werkzaam in Duitsland, 1940-1941 (inv. nr. 1341);
  • Erkenning van ziekenfondsen, 1941-1947 (inv. nrs. 1344 en 1345);
  • Voorbereiding ziekenfondswet, ontwerp-Joekes, 1947-1949 (inv. nr. 882, 1356 en 1370);
  • Regeling beroepsrecht, 1947 (inv. nr. 1358);
  • Onderzoek naar wantoestanden bij de behandeling door medisch specialisten van ziekenfondspatiënten in Den Haag, 1949 (inv. nr. 1373);

Enkele inv. nrs. zijn wel bekeken, maar bleken niet belangrijk genoeg om in de nadere toegang te worden opgenomen. Informatie over deze dossiers is opgenomen in een nota-bene bij de archiefbeschrijving.
In de departementale stukken komen de volgende parafen veelvuldig voor:
A: minister Aalberse
G: mr. H.W. Groeneveld, chef van de afdeling Arbeidersverzekering
H (met uithaal naar beneden aan rechterpoot): mr. dr. A.L. Scholtens, secretaris-generaal van het ministerie van Arbeid en opvolgende ministeries tot 1940 en van 1945 tot 1946
P: mr. L. Lietaert Peerbolte, directeur-generaal van de Volksgezondheid
T.J.J.: minister Verschuur van Arbeid, Handel en Nijverheid
SB: minister Slotemaker de Bruïne

inv. nrs. 36 en 39

Commissie ter bestudering van de Organisatie van de Gezondheidszorg, met een wetsontwerp over de bevordering van de volksgezondheid 1935-1940.
Eind 1935 wendde de Algemene Nederlandse Vereniging voor Sociale Geneeskunde (voortaan: ANVSG) zich tot het hoofdbestuur van de Maatschappij Geneeskunst met het voorstel een plan te maken om de gehele gezondheidszorg beter te ordenen. Op een vergadering van 20 november 1935 werd besloten een commissie te formeren bestaande uit vertegenwoordigers van de Maatschappij Geneeskunst, de ANVSG en de beide landelijke koepels van het Groene (neutraal) en het Wit-Gele Kruis (katholiek). De geneeskundig hoofdinspecteur van de Volksgezondheid, dr. R.N.M. Eijkel, werd voorzitter. Na een lange reeks vergaderingen produceerde de commissie een rapport dat bij brief van 12 december 1939 aan de minister van Sociale Zaken werd aangeboden. De formele overhandiging vond op 16 januari 1940 plaats.
Het rapport bevatte een wetsontwerp met een memorie van toelichting en een concept van een algemene maatregel van bestuur. Het uitbreken van de oorlog en de bezetting leidden ertoe dat er niets met het rapport gebeurde. Toen het bestuur van de ANVSG op 23 oktober 1940 voorstelde de waarnemend secretaris-generaal van Sociale Zaken te benaderen en hem te vragen om het resultaat van het werk van de commissie te gebruiken bij een wenselijk geachte reorganisatie van de gezondheidszorg, ontraadde de directeur-generaal van de Volksgezondheid, dr. C. van den Berg, dit in een brief van 28 oktober 1940 met klem, daarbij verwijzend naar een nog te geven mondelinge toelichting. Daarmee eindigt het dossier.
Het plan kwam erop neer dat er een hiërarchisch opgebouwd netwerk van publiekrechtelijke organen diende te komen dat een klein deel van de gezondheidszorg zou gaan besturen en adviezen uit zou gaan brengen. Art. 1 van het wetsontwerp echter beperkte het werkterrein van de Centrale Raad en de Districtsraden voor de Volksgezondheid tot de volgende deelterreinen: a) wijkverpleging; b) tuberculosebestrijding; c) hygiëne van moeder en kind; d) geslachtsziektenbestrijding; e) geestelijke volksgezondheid en f) zorg voor gebrekkigen. De raden zouden geen verordenende bevoegdheden krijgen, maar wel "besturen", terwijl zij ook retributies mochten gaan heffen om in de kosten te voorzien.
De Commissie bestond uit:
dr. R.N.M. Eijkel, voorzitter
dr. L.C. Kersbergen (Maatschappij Geneeskunst)
dr. C.H.A.T. Fehmers (idem)
dr. C.J. Brenkman (ANVSG)
dr. M.G. Neurdenburg (ANVSG)
dr. J. Beijerman (Groene Kruis)
Chr. Mol (Wit-Gele Kruis)
Later kwam daar nog bij mr. dr. H. Fortuin, adjunct-secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, die de commissie van juridisch advies voorzag

Inv. nr. 36 bevat de volledige notulen van de Commissie (voorbespreking op 20 november 1935, 1ste vergadering op 18 januari 1936 tot en met 23ste en laatste vergadering op 8 juni 1939).
Inv. nr. 39 bevat correspondentie, het rapport en concepten van het wetsontwerp en rapport met amendementen daarop.

inv. nr. 47

Door de Duitse bezetter genomen maatregelen en de vraag of deze gehandhaafd of ingetrokken moesten worden, 1945-1950. Hierbij was ook de Staatscommissie Bezettingsrecht (zie hierover de onderzoeksgids Sociale Zekerheid 1890-1967) onder leiding van dhr. Fockema Andreae betrokken.

Van belang zijn:

  • nota door NN [dr. C. van den Berg?] bestemd voor het ministerie van Justitie in verband met het proces te Neurenberg tegen de voormalige Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied over de betekenis van de maatregelen die tijdens de bezetting op het terrein van de volksgezondheid zijn genomen, z.j. [1945]
    NB: de teneur van het commentaar is dat er maar weinig maatregelen zijn getroffen, dat zij óf onbelangrijk waren óf dat zij reeds vóór 10 mei 1940 door het ministerie waren voorbereid en zonder de bezetting toch zouden zijn ingevoerd; het Ziekenfondsenbesluit wordt alleen maar terloops genoemd en verder niet van commentaar voorzien;
  • nota van de directeur-generaal van de Volksgezondheid aan het bureau van de secretaris-generaal van het ministerie van Sociale Zaken met een opsomming van de bezettingsmaatregelen die nog niet buiten werking zijn gesteld, 30 maart 1946
    NB: een handig overzicht met vindplaatsen in de Staatscourant
  • brief van de directeur-generaal van de Volksgezondheid aan het bureau van de secretaris-generaal met een lijst van maatregelen die gehandhaafd moeten worden, waaronder het Ziekenfondsenbesluit en het Besluit Paramedische Bedrijven, 23 november 1949;
  • notitie van de directeur-generaal van de Volksgezondheid voor de secretaris-generaal van Sociale Zaken dat het Ziekenfondsenbesluit pas op 15 februari 1953 kan vervallen, omdat de totstandkoming van een nieuwe ziekenfondswet meer tijd kost dan aanvankelijk gedacht, 16 september 1950;

inv. nrs. 854-856, 866 en 868

Wetsontwerpen ziekenfondswet en ziekenverzorging, 1920-1940.
Vijf dossiers met stukken over ontwerpen voor een ziekenfondswet en daarnaast ook veel materiaal over de conflicten tussen de Maatschappij Geneeskunst en de onderlinge ziekenfondsen, met name in de jaren dertig.

inv. nr. 854 bestrijkt de jaren 1920-1925

Behalve wetsontwerpen, memories van toelichting, voorlopige verslagen en memories van antwoord, zowel in concept als in minuut, zijn van belang:

  • rapport van de Commissie-Koolen vergezeld van een wetsontwerp en een memorie van toelichting en als bijlage een lijst van bestaande ziekenhuizen (met aantal bedden) en minderheidsnota van het commissielid E. Kupers, 12 februari 1920
    NB: dit rapport bevindt zich ook in het archief van de afdeling Arbeidersverzekering, inv. nr. 493;
  • advies van de Raad van State, 29 juni 1920
    inhoud
    De Raad van State is het in beginsel met het wetsontwerp eens. Hij acht het beter te werken met de bestaande ziekenfondsen dan van de ziekenverzorging een staatszaak te maken. De Raad brengt hulde aan het rapport van de Commissie-Koolen en is het eens met het beginsel dat de ziekteverzorging niet beperkt wordt tot arbeiders, maar zich zal uitstrekken tot allen die onder een bepaalde welstandsgrens vallen.
    Wel meent hij dat enkele aspecten van het wetsontwerp niet door de Kroon maar bij algemene maatregel van bestuur dienen te worden geregeld, zoals de vaststelling van de welstandsgrens.
    De Raad adviseert het wetsontwerp aan de Tweede Kamer te zenden, nadat zijn opmerkingen zullen zijn overwogen.
  • brief van de minister van Arbeid aan zijn collega van Binnenlandse Zaken over de wenselijk geachte overdracht van de geneeskundige armenzorg van Binnenlandse Zaken naar Arbeid, 23 maart 1920
    NB: deze overdracht ging niet door;
  • nota van de minister van Financiën met bezwaren van financiële aard tegen het wetsontwerp door Aalberse doorgezonden naar dhr. Koolen, [vóór 8 april 1920];
    brief van dhr. D.A.P.N. Koolen aan de minister van Arbeid als reactie op de nota van de minister van Financiën, 12 april 1920, door Aalberse voorzien van de kanttekening: 'juist, wat wij moeten hebben!';
  • negatief advies van de Algemene Armencommissie op het verzoek van de minister van Arbeid om de geneeskundige armverzorging over te hevelen van Binnenlandse Zaken naar Arbeid, 5 mei 1920;
  • adres van de Rotterdamse Bond van Ziekenfondsen aan de minister van Arbeid met bezwaren tegen het wetsontwerp;
  • nota van de chef van de afdeling Arbeidersverzekering voor de minister van Arbeid met een reactie op het advies van de Raad van State, 13 juli 1920;
  • adres van de Landelijke Federatie ter behartiging van het Ziekenfondswezen aan de Tweede Kamer met bezwaren tegen het wetsontwerp, juli 1920, met de correspondentie die de Federatie heeft gevoerd met de minister van Arbeid;
  • nota van de Bond van Rotterdamse Ziekenfondsen met een toelichting op hun bezwaren tegen het wetsontwerp, zijnde een vervolg op de audiëntie met de minister op 11 september 1920 (22 pp.)
    NB: bij deze Bond waren 13 ziekenfondsen, waarvan 12 in Rotterdam en 1 in Amsterdam, aangesloten;
  • circulaire van de notabelen van Waddinxveen aan de ingezetenen van deze gemeente met een plan om een ziekenhuisverplegingsfonds te vormen, oktober 1922;
  • nota's van de hoofdinspecteur van de volksgezondheid dr. Terburgh over de ziekenverzorging, 3 januari 1923 en 1 september 1924;
  • adres van 'Nosokómos' Ned. Vereniging tot bevordering der belangen van Verpleegsters en Verplegers aan de Tweede Kamer om de wijkverpleging in het ziekenfondspakket op te nemen, met negatief advies van de Gezondheidsraad, 18 september 1925.

inv. nr. 855 bestrijkt de jaren 1927-1935

Ook dit dossier bevat wetsontwerpen, memories van toelichting, nota's van wijzigingen e.d. Vaak zijn deze voorzien van kanttekeningen van de minister (in blauw) en rood (van de secretaris-generaal). Daarnaast bevat het dossier veel adressen en rekesten van belangenorganisaties met hun wensen ten aanzien van de ziekenfondswet. Tenzij anders vermeld gaan al deze stukken over het ontwerp-ziekenfondswet. In het dossier liggen de stukken niet helemaal in chronologische volgorde. In de hierna volgende opsomming staan de stukken in de volgorde waarin zij in februari 2004 in het dossier zijn aangetroffen.

De aandacht verdienen:

  • brief van de minister van Arbeid c.a. aan zijn collega van Financiën met de vraag of Financiën genegen is een rijkssubsidie te geven in de administratiekosten van ziekenfondsen, 15 januari 1927
    NB: terloops wordt melding gemaakt van een onderzoek verricht door de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid dr. Terburgh naar het aantal mensen dat bij een ziekenfonds is aangesloten;
  • afwijzende reactie van de minister van Financiën, 9 februari 1927;
  • concept van een brief van de minister van Arbeid c.a. aan zijn collega van Financiën, waarin hij nogmaals aandringt op een rijkssubsidie in de administratiekosten van ziekenfondsen, februari 1927;
  • notulen van de Commissie voor ziekenverzorging en ziekenverpleging uit de Gezondheidsraad van 14 en 29 maart 1927
    NB: deze commissie werd voorgezeten door dr. J.E. Stumpff, geneesheer-directeur van het Binnengasthuis in Amsterdam en was gevraagd om een advies uit te brengen over het ontwerp ziekenfondswet;
  • concept-advies van voornoemde commissie (29 p.);
  • advies van de voornoemde commissie, 8 juni 1927 (32 p.);
  • nota van de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid, dr. Terburgh, over het ontwerp-ziekenfondswet, 6 juli 1927;
  • brief van de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid dr. Terburgh ten geleide van een artikel in het "Orgaan van den Bond van Nederlandschen Vroedvrouwen" over de verhouding tussen artsen en vroedvrouwen, 10 juli 1927;
  • nota van mr. Groeneveld, chef van de afdeling Arbeidersverzekering, aan zijn collega van de afdeling Volksgezondheid met commentaar op het wetsontwerp, 14 oktober 1927;
  • brief van de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid dr. Terburgh aan de minister van Arbeid c.a. over de wenselijkheid om de wijkverpleging in het ziekenfondspakket op te nemen, 18 januari 1928, met negatief advies van mr. Groeneveld, chef van de afdeling Arbeidersverzekering, 31 januari 1928;
  • rekest van de Algemene Nederlandsche Vereniging "Het Groene Kruis" aan de minister van Arbeid c.a. om de wijkverpleging in het pakket op te nemen, 24 december 1927;
  • rekest van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde om de tandheelkunde in het pakket op te nemen, 3 februari 1928;
  • correspondentie tussen de geneeskundige inspectie en de minister van Arbeid c.a. over een door de inspectie aan te leggen statistiek van ziekenfondsen, met een statistiek, 1925-1929;
    NB: de eerste gepubliceerde statistiek van ziekenfondsen dateert van 1936; de statistiek van de inspectie heeft als peildatum 1 januari 1924 en bestrijkt heel het land met uitzondering van de provincies Zuid-Holland en Zeeland; dit werk is na 1926 vermoedelijk niet voortgezet; de statistiek zelf bevindt zich in het dossier en wel achter de rapporten over het Algemeen Mijnwerkersfonds uit 1931;
  • advies van prof. Nijhoff aan de directeur-generaal van de Volksgezondheid over het ontwerp-ziekenfondswet, januari 1930;
  • rekest van de Bond van Rotterdamse Ziekenfondsen, de Bond van Amsterdamse Ziekenfondsen en de Bond van Haagse Ziekenfondsen aan de minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, waarin zij aandacht vragen voor de ziekenfondsen in de grote steden en hun wensen ten aanzien van de ziekenfondswet aan hem voorleggen, januari 1930, met vier bijlagen
    NB: alleen de bijlagen I en IV zijn nog aanwezig:
    I. de regeling van de ziekenfondsen in Rotterdam
    IV. 'Hoe wij ons een eenvoudige wettelijke regeling denken'
  • brief van het Verbond van Nederlandse Werkgevers aan de directeur-generaal van de Volksgezondheid met een nota van dhr. T.L. Koning te Groningen over ondernemingsziekenfondsen, 16 april 1930;
  • stukken van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Farmacie, oktober 1930;
  • brief van de Sociaal-Economische Afdeling van Philips aan de directeur-generaal van de Volksgezondheid, 29 december 1930;
  • enkele nota's van de geneeskundig hoofdinspecteurs van de Volksgezondheid dr. Terburgh en Eykel over bijdragen uit de schatkist aan de ziekenfondsen, wanneer de ziekenfondswet zal zijn ingevoerd, over preventieve zorg door middel van twee in te stellen prophylaxefondsen, over directiefondsen en over niet-erkende ziekenfondsen, februari-april, oktober 1930 en mei 1931;
  • adviezen van de Gezondheidsraad aan de minister van Arbeid c.a. over de verkoop van vitaminepreparaten en de wijze waarop apothekers door ziekenfondsen betaald zouden moeten worden, januari 1931;
  • brief van de Algemene Raad ter bevordering van het Ziekenfondswezen aan de minister van Arbeid c.a. over het conflict met de Maatschappij Geneeskunst, 5 februari 1931;
  • adres van het Nutsziekenfonds aan de minister van Arbeid c.a., februari 1931;
    brief van het Algemeen Ziekenfonds voor Amsterdam met een verzoek om een audiëntie met de minister, 27 februari 1931
    NB: met aantekening van de minister: 'Waar moet ik toch den tijd van daan halen? ';
  • nota door W.A.M. Korink, z.j.;
  • brief van de Maatschappij Geneeskunst aan de minister, 28 maart 1931;
  • adres van de Bond van Verenigingen van Vertegenwoordigers van Verzekering-Maatschappijen en Ziekenfondsen in Nederland, 17 april 1931;
  • rekest van zeven ziekenfondsen aan de minister met adhesie aan het adres van de Algemene Raad van april 1931, 30 april 1931;
  • rekest van de Nederlandse Apothekers Vereniging aan de minister, juni 1931;
  • brief van de Landelijke Federatie ter behartiging van het Ziekenfondswezen aan de minister met een motie aangenomen door de algemene vergadering, 10 juli 1931;
  • notitie van de directeur-generaal van de Volksgezondheid voor de minister van Arbeid c.a. met een advies hoe te reageren op het verzoek van de voorzitter van de Algemene Raad aan de minister om te bemiddelen in de 'ziekenfondsstrijd', 29 juli 1931;
  • adres van de bonden van ziekenfondsen in de drie grote steden, 1 augustus 1931;
  • nota van de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid, dr. Terburgh, over het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg, maart 1926, met andere stukken over de activiteiten van dit fonds;
  • adres met bijlage van de bonden van ziekenfondsen in de drie grote steden aan de minister, 12 juni 1926;
  • adres van de bonden van ziekenfondsen in de drie grote steden aan de Tweede Kamer, 21 januari 1928;
  • nota van de geneeskundig hoofdinspecteur van de Volksgezondheid, dr. Terburgh, over rijkssubsidie aan de ziekenfondsen, [1926];
  • rekest van de Landelijke Federatie ter behartiging van het Ziekenfondswezen aan de minister, 17 februari 1928;
  • proces-verbaal van een onderzoek naar de problemen tussen de Maatschappij Geneeskunst en het ziekenfonds "Ziekenzorg" in Utrecht, 26 december 1933;
    brieven van dr. H.G. Hamaker (Maatschappij Geneeskunst) aan de minister van Sociale Zaken over het ziekenfondsconflict in Utrecht, januari-februari 1934;

  • manifest van artsen te Vlaardingen aan alle Nederlandse artsen met een waarschuwing voor het streven van de vakbonden die zich meester willen maken van het ziekenfondswezen, met commentaar van mr. Lietaert Peerbolte, februari 1934;

In het dossier bevindt zich tenslotte de volgende documentatie:
H.G. Hamaker, "De vrije artsenkeuze", in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 71 (1927), eerste helft, p. 507-513
L.L. Postuma, "Het ontwerp ziekenfondswet", in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 75 (1931), januari 1931 contracten gesloten tussen Amsterdamse ziekenfondsen en organisaties van medewerkers, 1922; idem gesloten te Utrecht, 1924; ontwerp-rapport van een commissie die zich moest beraden hoe meer eenheid te brengen in het ziekenfondswezen, [1922]
NB: dit was de zogenaamde unificatiecommissie;
verslag van de Controlecommissie voor het Ziekenfondswezen te Rotterdam over 1919;
brochure van de Landelijke Federatie ter behartiging van het Ziekenfondswezen over de problemen tussen artsen en ziekenfondsen, januari 1914;
rapport van de Commissie tot Onderzoek naar de werking van het instituut fabrieksarts (onder leiding van mgr. W. Nolens), 1927; statuten en huishoudelijk reglement van de Federatie van Verenigingen voor Ziekenhuis-verpleging in Nederland, 1929.

inv. nr. 856

Dit dossier bestrijkt de periode 1932-1935 en bestaat uit
a) een groot aantal brieven en andere stukken over besprekingen die tot doel hadden een einde te maken aan de conflicten tussen de ziekenfondsen en de Maatschappij Geneeskunst. De minister en de directeur-generaal van de Volksgezondheid, mr. L. Lietaert Peerbolte, werden , overigens zonder succes, gevraagd om te bemiddelen;
b ) brieven, rekesten en adviezen van belangenorganisaties (arbeidersvakcentrales, koepels van ziekenfondsen en ziektekostenverzekeraars, particulieren, organisaties van artsen, tandartsen, apothekers en vroedvrouwen) en van de geneeskundige hoofdinspecteur van de Volksgezondheid met hun wensen ten aanzien van de op stapel staande ziekenfondswet.

De aandacht verdienen:

  • plan van dr. P.A. de Wilde, arts te Amsterdam, voor de inrichting van het ziekenfondswezen ingediend bij de directeur-generaal van de Volksgezondheid, 21 februari 1932;
  • briefwisseling tussen de Landelijke Federatie ter behartiging van het Ziekenfondswezen en de geneeskundig hoofdinspecteur met klachten over het declareergedrag van artsen bij fondspatiënten, maart-april 1932;
  • twee verschillende verslagen van een bespreking gehouden op 30 april 1932 onder leiding van de minister van Arbeid tussen de Algemene Raad en de Maatschappij Geneeskunst;
  • brief van het R.K. Werkliedenverbond in Nederland aan de minister van Arbeid, waarin zij de oprichting aankondigen van de Bond van Katholieke Ziekenfondsen, met concept-statuten, 14 mei 1932;
  • verslag van een bespreking geleid door mr. L. Lietaert Peerbolte op 4 juni 1932 met vertegenwoordigers van de Algemene Raad en de Maatschappij Geneeskunst;
  • voorstel van mr. L. Lietaert Peerbolte over de samenstelling van de besturen van nog op te richten ziekenfondsen, 6 juni 1932, met daarop volgende correspondentie;
  • brief van de Landelijke Federatie ter behartiging van het Ziekenfondswezen aan de chef van de afdeling Armwezen van het ministerie van Binnenlandse Zaken met het verzoek dat het rijk de ziekenfondscontributie van werklozen voor zijn rekening neemt, 26 september 1932;
  • briefwisseling van dr. H.G. Hamaker met mr. L. Lietaert Peerbolte met gegevens over de situatie in een groot aantal plaatsen, februari-maart 1933;
  • rekest van de Contact Commissie van ziekenhuisverplegingsverenigingen aan de minister van Sociale Zaken om het ziekenvervoer en behandeling en verpleging in een ziekenhuis in de ziekenfondswet op te nemen, 19 september 1933, met bijlagen
    NB: de Contact Commissie bestond uit vertegenwoordigers van verenigingen voor ziekenhuisverpleging in Nederland en de drie noordelijke provincies Groningen, Friesland en Drenthe;
  • nota van de geneeskundig hoofdinspecteur van de Volksgezondheid aan de directeur-generaal van de Volksgezondheid over de verzekering van on- en minvermogenden bij ziekenfondsen en ziekenhuisverplegingsfondsen, 1 maart 1934;
  • brief van "De Volharding" uit Den Haag aan de directeur-generaal van de Volksgezondheid met opmerkingen over het ontwerp-ziekenfondswet en een uiteenzetting over het bijzondere karakter van deze coöperatie die onder meer een ziekenfonds omvat, 11 mei 1934;
  • brief van mr. C.P.M. Romme aan de minister van Sociale Zaken waarin hij diens aandacht vraagt voor een apotheker die door de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Farmacie op de zwarte lijst is geplaatst en daardoor zijn beroep niet uit kan oefenen, 31 mei 1934;
  • stukken over het contract in 1928 gesloten tussen het Algemeen Mijnwerkersfonds en de Maatschappij Geneeskunst en door de Maatschappij in 1934 opgezegd, 1928-1934;
    advies van de geneeskundig inspecteur van de Volksgezondheid in Utrecht en Overijssel, dr. G.D. Hemmes, aan de minister van Sociale Zaken over het ziekenfondsconflict in Utrecht en over de door de regering te nemen maatregelen om te bevorderen dat arbeiders met een laag inkomen zich aansluiten bij een ziekenfonds, 29 oktober 1934;
  • verslag van een vergadering van vertegenwoordigers van de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en de Maatschappij tot bevordering der Farmacie op 18 december 1934 over het voornemen om de apothekers uit de besturen van ziekenfondsen te verwijderen;
  • rekest van de Maatschappij tot bevordering der Farmacie aan de minister van Sociale Zaken gericht tegen het kennelijke voornemen van de regering om de apothekers te verwijderen uit de besturen van ziekenfondsen, 25 februari 1935;
  • eigenhandige notitie van de minister van Sociale Zaken J.R. Slotemaker de Bruïne over een ziekenfondswet en een ziekenfondsraad, 2 maart 1935
    NB: de minister acht bij nader inzien een ziekenfondswet niet nodig, maar voelt veel voor een ziekenfondsraad "waar men alles bepraten en overleggen kan";
  • brief van de minister van Sociale Zaken aan de besturen van ziekenfondsorganisaties met een oproep te komen tot een Centrale Commissie voor het Ziekenfondswezen, 8 april 1935;

inv. nr. 866

Dit dossier bestrijkt de periode 1936-1940 en bestaat uit:
a) stukken van en over de commissie die minister van Sociale Zaken Slingenberg in 1936 instelde om hem te adviseren omtrent de ziekenfondswet
b ) brieven, rekesten en adviezen van belangenorganisaties (arbeidersvakcentrales, Verbond van Nederlandse Werkgevers, Algemene Katholieke Werkgeversvereniging, koepels van ziekenfondsen en ziektekostenverzekeraars, particulieren, organisaties van artsen, tandartsen, apothekers en vroedvrouwen) en van de geneeskundige hoofdinspecteurs van de Volksgezondheid en de Farmacie met hun wensen ten aanzien van de op stapel staande ziekenfondswet.

De aandacht verdienen:

  • notulen van de Centrale Commissie voor het Ziekenfondswezen van 28 februari 1936,
  • overzicht samengesteld door de Maatschappij Geneeskunst van de crisisregelingen in de ziekenfondsen, per gemeente, toegezonden aan de minister bij brief van 28 februari 1936;
  • verslag van de installatie door de minister van Sociale Zaken van de Commissie van Advies voor het Ziekenfondswezen op 7 april 1936
    NB: de commissie moest de minister op korte termijn adviseren over de nieuwe ziekenfondswet en bestond uit vertegenwoordigers van de/het:
    Staatstoezicht op de Volksgezondheid
    Maatschappij Geneeskunst
    Maatschappij Farmacie
    Maatschappij Tandheelkunde
    Landelijke Federatie ter bevordering van het Ziekenfondswezen
    Nederlands Verbond van Vakverenigingen
    R.K. Werkliedenverbond
    Christelijk Nationaal Vakverbond
    Rotterdamse Verzekeringssociëteit
    Federatie van Verenigingen voor Ziekenhuisverpleging in Nederland
    Contact-Commissie van de Noordelijke Federatie voor Ziekenhuisverpleging
    voorzitter was mr. L. Lietaert Peerbolte, oud-directeur generaal van de Volksgezondheid;
  • verslagen van de vergaderingen van de commissie voornoemd van 17 april en 6 mei 1936;
  • advies van voornoemde commissie, 22 mei 1936;
  • reacties van belangenorganisaties, 1936 onder andere adressen aan de Tweede Kamer van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, de Maatschappij Geneeskunst en het R.K. Werkliedenverbond;

In 1937 trok minister Romme van Sociale Zaken het uit 1920 stammende wetsontwerp ziekenfondsen in.

  • nota's van de directeur-generaal van de Volksgezondheid aan de minister van Sociale Zaken over een wettelijke regeling van het ziekenfondswezen, 10 juli 1938, 20 januari 1940 en z.d.;
  • brief van de directeur-generaal van de Volksgezondheid aan de Verzekeringskamer met een verzoek om advies over hoe het toezicht op de ziekenfondsen te regelen, 16 maart 1940;
  • ambtelijke ontwerpen van een nieuwe ziekenfondswet, z.j. [1940]
    NB: dit wetsontwerp voorzag alleen in registratie van ziekenfondsen en toezicht door een ziekenfondsraad;
  • derde ontwerp van een ziekenfondswet opgezonden aan de beide hoofdinspecteurs van de Volksgezondheid op 18 april 1940
  • ambtelijke klad-notitie door NN en zonder datum met een voorstel welke verstrekkingen tenminste in het pakket moesten zitten, wilde een ziekenfonds voor registratie in aanmerking komen;

Het dossier eindigt met een stuk van 8 mei 1940;

inv. nr. 868

Dit dunne dossier bestrijkt het jaar 1937 en handelt voornamelijk over malversaties en wanbeheer door ziekenfondsen. De inspecteurs van de volksgezondheid rapporteerden hierover aan hun chef, de hoofdinspecteur.

inv. nr. 872

Ziekenfondsenbesluit (1941), voorbereiding, vaststelling en uitvoering, 1940-1945
Dossier waarvan de ruggengraat gevormd wordt door ontwerpen van het Ziekenfondsenbesluit en de daarbij horende uitvoeringsbesluiten. Het bevat verder correspondentie tussen de staf van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied (Jakob, Sendler, Boening en anderen) en de topambtenaren van het ministerie van Sociale Zaken. Een kleiner deel van de correspondentie is gevoerd tussen Artsenkamer en het ministerie. Enkele brieven gaan over de uitvoering van het besluit na de bevrijding. Zie voor de kwestie of het Ziekenfondsenbesluit na 5 mei 1945 gehandhaafd moest worden inv. nr. 47.
Het dossier is grotendeels, maar niet helemaal chronologisch geordend.
De brieven van en aan Jakob en veel andere stukken zijn in het Duits.

Het vermelden waard zijn de volgende brieven, nota's en notities:

  • brief van de directeur-generaal van de Volksgezondheid, dr. C. van den Berg, aan de geneeskundig en farmaceutische hoofdinspecteurs met een eerste ontwerp voor een verordening op de ziekenfondsen (dit heeft de vorm van een gewijzigde versie van het derde ontwerp-ziekenfondswet) met een verzoek om commentaar, 8 augustus 1940;
  • brief van Van den Berg aan de beide hoofdinspecteurs met een tweede ontwerp-ziekenfondsverordening met verzoek om commentaar, 4 september 1940;
  • nota door NN waarom het staatstoezicht op de ziekenfondsen onder het ministerie van Sociale Zaken hoort te vallen, concept en netversie, z.j.;
  • brief van het hoofd van de Hauptabteilung Soziale Verwaltung, R. Jakob, aan Van den Berg, met zijn denkbeelden over verbetering van de ziekenfondsverzekering, 16 oktober 1940;
  • brief de chef van de afdeling Arbeidersverzekering, mr. H.W. Groeneveld, aan Van den Berg met een ontwerp-nota over de ziekteverzekering, 1 november 1940
    NB: de nota ontbreekt;
  • brief van de secretaris-generaal van Sociale Zaken, ir. R.A. Verwey, aan Jakob als antwoord op zijn brief van 16 oktober 1940;
  • brief van Groeneveld aan Van den Berg over een door Jakob gemaakt ontwerp getiteld "Der Ausbau der Krankenversicherung", 17 maart 1941;
  • nota van Groeneveld aan Van den Berg met zijn visie op het ontwerp van Jakob, 17 maart 1941;
  • nota van Van den Berg aan Verwey met zijn commentaar op het ontwerp van Jakob, 1 april 1941;
  • brief van Van den Berg aan dr. Sendler (Hauptabteilung Soziale Verwaltung) met zijn commentaar op het ontwerp van Jakob, 24 april 1941;
  • nota door NN met de grondbeginselen van een nieuwe ziekenfondsregeling, z.j.;
  • brief van Groeneveld aan Van den Berg over de uitvoering van het ontwerp-ziekenfondsenbesluit, 1 oktober 1941;
  • brief van de Commissaris belast met het toezicht op de Ziekenfondsen, dr. C. van den Berg, aan Verwey over de wijze van inning van de premie, 3 oktober 1941;
  • brief van Van den Berg aan Verwey waarin hij beargumenteert waarom het Ziekenfondsenbesluit pas op 1 januari 1942 in werking kan treden, 3 oktober 1941;
  • brief van Van den Berg aan Verwey over de wijze van inning van de premie zoals dit geregeld moest worden in het tweede uitvoeringsbesluit, 3 oktober 1941
  • brief van Jakob (?) van de Haupabteilung Soziale Verwaltung aan Verwey waarin wordt medegedeeld dat de Rijkscommissaris toestaat dat het besluit pas op 1 januari 1942 in werking treedt, 7 oktober 1941;
  • brief van Van den Berg aan Verwey over de stand van zaken rond de invoering van het Ziekenfondsenbesluit, 10 oktober 1941;
  • brief van Van den Berg aan de erkende en toegelaten ziekenfondsen met richtlijnen hoe het besluit uit te voeren, 6 november 1941;
  • advies door NN voor mr. dr. L.P. van der Does, Commissaris belast met het toezicht op de Ziekenfondsen, over de gevolgen die de overdracht van de maatschappij-ziekenfondsen aan de Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen met zich mee brengt, z.j.;
  • nota's door NN over de in Duitsland geldende regeling voor de ziekenfonds-verzekering van werklozen en over de wenselijkheid werkloze arbeiders onder het Ziekenfondsenbesluit onder te brengen, z.j.;
  • brief van mr. L.V. Ledeboer, secretaris van het Staatstoezicht, aan Verwey over de verplichte ziekenfondsverzekering van werklozen, 14 juli 1942;

Verder zijn het vermelden waard de volgende stukken:

  • nota door NN over de indeling van het land in 40 districten, z.j.;
  • statistiek van ziekenfondsverzekerden op 31 december 1941, per provincie en per soort ziekenfonds en gesplitst in rechtstreeks en indirect verzekerd, z.j.
  • samenvatting van de besprekingen gehouden over de plannen om tot concentratie van ziekenfondsen (één per regio) te komen, 12 juni - 14 september 1942, met bijlagen en andere stukken
    NB: dit vooral door commissaris Van der Does voorgestane plan leidde tot conflicten met de Nederlandse Artsenkamer en liep op een mislukking uit; het was de bedoeling 33 regionale fondsen, enige ondernemingsfondsen en een fonds voor het personeel van de binnenscheepvaart te vormen;
  • verslag van een bespreking tussen de heren Verwey, dr. Croin (president van de Artsenkamer), dr. Keyer (leider van het Medisch Front), dr. Boening (president van de Hauptabteilung Soziale Verwaltung) en dr. Decker (opperstafarts) over de vorming van regionale algemene staatsziekenfondsen, 25 juni 1942;
  • ontwerp-besluit van de secretaris-generaal van Sociale Zaken over de maatschappij-fondsen, september 1942
    NB: de bezittingen van de maatschappijfondsen zouden worden overgedragen aan de Commissaris belast met het toezicht op de Ziekenfondsen;
  • dossier, ingebonden, met in het Duits vertaalde en geschreven stukken over de conflicten tussen het Staatstoezicht op de Ziekenfondsen en de Nederlandse Artsenkamer over de voorgenomen regionale concentratie van ziekenfondsen en de plannen om tot een herverzekering te komen, 1941-1942

inv. nr. 1340

Voorbereiding van het Ziekenfondsenbesluit en wat erop volgde, 1940-1941.
Dit dossier overlapt met de inv. nrs. 872.

De aandacht verdient:

  • commentaar van de directeur-generaal van de Volksgezondheid op het ontwerp-ziekenfondsenbesluit van Jakob, 1 april 1941;
  • Duitse vertaling van de rede gehouden door C.C.A. Croin op de tweede landdag van het Medisch Front door L.P. van der Does toegezonden aan Regierungsrat dr. Scharrenbroich, met 12 bijlagen met statistische gegevens gespecificeerd per provincie over ziekenfondsen.

inv. nr. 1341

Ziekenfondsverzekering voor Nederlandse arbeiders die in Duitsland werken, 1940-1941.

Van belang is alleen:

  • nota door NN van de Centrale Bond van Ziekenfondsen met een vergelijking van de Nederlandse met de Duitse ziekenfondsen, [december 1940].

inv. nrs. 882, 1356 en 1370

Voorbereiding ziekenfondswet ontwerp-Joekes, 1947-1949.

Het dossier inv. nr. 882 bevat:
1. voorontwerpen van een ziekenfondswet en concepten daarvan
2. anonieme en niet gedateerde nota's met denkbeelden over hoe de nieuwe ziekenfondswet eruit zou moeten gaan zien
3. brieven en nota's met standpunten van de organisaties van aanbieders van zorg.
Naar verhouding veel stukken gaan over de financiële problemen van de vrijwillige ziekenfondsverzekering die met oplopende tekorten te kampen had.

De aandacht verdienen verder:

  • brief door NN [mogelijk een bestuurslid van de Maatschappij Geneeskunst] aan een anonieme collega met zijn denkbeelden over een getrapte verzekering al naargelang het inkomen, 23 maart 1949;
  • nota van het bestuur van de Federatie "V.M.Z." getiteld 'Het ziekenfondswezen op de tweesprong', 28 juli 1949;
  • nota's van het bestuur van de Federatie "V.M.Z." over de toekomstige financiering van de ziekenfondsen, augustus en september 1949;
  • notitie met beschouwingen van mr. J. de Vreeze over het ziekenfondswezen, 17 augustus 1949;

in september 1949 werd het voorontwerp ziekenfondswet gepubliceerd;

  • notitie van J. van Bruggen, voorzitter van de Verzekeringskamer, over het voorontwerp van de wet, 20 september 1949;
  • brief van de R.K. Bond van Vroedvrouwen en de Bond van Nederlandse Vroedvrouwen aan de Ziekenfondsraad over hun positie bij verlossingen bij ziekenfondspatiënten, 24 september 1949;
  • artikel door J.H. [= ?] in 'Herstel', het weekblad van de Katholieke Arbeidersbeweging van 8 september 1949, waarin wordt gepleit voor behoud van de katholieke ziekenfondsen;
  • brief van de Bond van R.K. Ziekenfondsen aan de directeur-generaal van de Volksgezondheid met een pleidooi ten gunste van de katholieke ziekenfondsen, 12 oktober 1949;
  • conclusies van de vergadering van de Ziekenfondsraad van 28-30 september 1949 over het voorontwerp, bij brief van 4 oktober 1949 toegezonden aan de minister van Sociale Zaken;
  • nota van de directeur-generaal van de Volksgezondheid voor de minister van Sociale Zaken met een reactie op een bespreking gehouden op 26 oktober waarin hij erop aandringt dat de regering knopen doorhakt met name ten aanzien van de vrijwillige verzekering, 27 oktober 1949;
  • brief van de Stichting van de Arbeid aan de minister van Sociale Zaken over het voorontwerp en nota van de directeur-generaal van de Volksgezondheid als reactie daarop, beiden over de verhouding tussen ziekenfondsen en bedrijfsleven, resp. 3 en 10 november 1949;

Inv. nr. 1356 bestaat alleen uit een nota van de voorzitter van de Kleine Commissie uit de Commissie van Advies voor het Ziekenfondswezen, de voorloper van de Ziekenfondsraad, aan de directeur-generaal van de Volksgezondheid over aard en omvang van de toekomstige verstrekkingen, 13 oktober 1947.

Inv. nr. 1370 bestaat uit een verslag van een bespreking tussen de ambtelijke top van het ministerie en het Hoofdbestuur van de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst op 27 april 1949 over de plaats van de tucht- en beroepsrechtspraak onder de nieuwe ziekenfondswet. De Maatschappij Geneeskunst wilde haar bestaande beroepsrechtspraak uitbreiden over de artsen die geen lid waren van de Maatschappij.

inv. nrs. 1344 en 1345

Erkenning van ziekenfondsen, 1941-1947.
Inv. nr. 1344 bestaat uit de besluiten waarin ziekenfondsen worden erkend of waarin een aanvrage om erkenning wordt afgewezen of ingetrokken; verder besluiten waarin de werkgebieden van ziekenfondsen worden omschreven en enkele circulaires van de waarnemend secretaris-generaal van Sociale Zaken, 1941-1944.
De aanvragen zelf bevinden zich niet in het dossier. Aan de erkenning waren meestal enkele voorwaarden verbonden, maar erg informatief zijn de stukken in de inv. nrs. 1344 en 1345 niet.
De aandacht verdienen enkele stukken over het rechtsherstel van het "Ziekenfonds Amsterdam", 1946 (dit was een door Joden bestuurd fonds met veel Joodse leden);

Inv. nr. 1345 bestaat uit correspondentie tussen het Staatstoezicht op de Ziekenfondsen en het ministerie van Sociale Zaken over de erkenning en toelating van ziekenfondsen en ziekenhuizen, 1941-1942 en 1945-1947.

inv. nr. 1358

Regeling beroepsrecht, 1947
Dit dunne dossier is vooral van belang wegens een brief van de secretaris van het Staatstoezicht op de Ziekenfondsen aan de directeur-generaal van de Volksgezondheid van 21 februari 1947, waarin hij de huidige gang van zaken beschrijft en adviseert geen administratieve rechtspraak in te voeren, hoewel hij persoonlijk van mening is [sic] dat de nieuwe ziekenfondswet administratieve rechtspraak moet inhouden, omdat 'het den burger een grooter gevoel van rechtszekerheid geeft, wanneer hij in beroep kan komen bij een onafhankelijken deskundigen administratieven rechter, dan dat hij is "overgeleverd" aan de administratie zelve.'

inv. nr. 1373

Onderzoek naar wantoestanden bij de behandeling door medisch specialisten van ziekenfondspatiënten in Den Haag, 1949. Aanleiding was een brief van de Haagse arts A.P.J. van der Burg aan de minister van Sociale Zaken, waarin hij 'grove misstanden' signaleert bij de behandeling in een ziekenhuis van ziekenfondspatiënten. De minister liet de Ziekenfondsraad een onderzoek instellen en berichtte daarna aan de klager dat de directeur-generaal van de Volksgezondheid zich met deze ingewikkelde materie zou gaan bezighouden.
De aandacht verdienen:
de brief van dhr. A.P.J. van der Burg, arts voor inwendige en tropische ziekten, met bijlagen waarin de klacht wordt toegelicht, 29 april 1949;
tarief gehanteerd door de Rijksverzekeringsbank vanaf 1 januari 1949 voor medische verrichtingen; concept-contract te sluiten tussen de Landelijke Specialisten Vereniging en de ziekenfondsen over de honorering van eerstgenoemden, met tarieflijst, [1949]
NB: de tarieflijst telt 443 chirurgische verrichtingen; nota van J. Fokkema, medisch adviseur bij de Ziekenfondsraad, over de situatie in Den Haag, 21 juni 1949
NB: de schrijver signaleert de 'typisch Haagse mentaliteit van de verzekerde, die overal een specialist voor wil consulteren' en een te groot aantal medisch specialisten;