Blogs en ander nieuws over De Witt

 
English | Nederlands

Tijdens het werk aan de brieven van Johan de Witt komen we vaak bijzondere zaken tegen. Dat kunnen noemenswaardige personen zijn, vreemde voorvallen, persoonlijke voorvallen, opvallende materiële zaken, enzovoort. Vooruitlopend op de lancering van de database met de correspondentie van Johan de Witt zullen we hiervan via blogpagina's en tweets regelmatig melding maken. Volg ons daarom ook via Facebook: Johan de Witt NL, Instagram en Twitter: @JohandewittNL.

 

Concurrentie in het postsysteem

 

Als raadpensionaris schreef en ontving Johan de Witt bijzonder veel brieven. Tussen de vele vergaderingen door las en beantwoordde hij ze. Hiervoor was een goed postsysteem essentieel, zodat hij zo efficiënt mogelijk op de hoogte werd gehouden van de politieke situatie in zowel binnen- als buitenland. Met name voor zijn buitenlandse correspondentie draaide het om snelheid; een brief deed er gerust een week over om aan te komen op de plaats van bestemming.

 

Het buitenlandse postsysteem

Voor een snelle bezorging van de buitenlandse correspondentie was men afhankelijk van de postsystemen in de buurlanden en daar kon men niet om de postdynastie Thurn en Taxis heen.(1) Deze familie had rond 1500 een uitgebreid postnetwerk in handen gekregen dat zich over bijna heel Europa uitstrekte; van Italië tot aan de Zuidelijke Nederlanden. Ze waren in staat om snel post te bezorgen door de vele tussenstations langs de route, met een onderlinge afstand van ongeveer 30 tot 40 kilometer. Bij elke station werd de lading doorgegeven aan de volgende koerier, die met frisse moed verder reisde. Op de instructies die de postkoeriers rond 1500 kregen stond 'cito, cito, cito, citissim - snel, snel, snel, supersnel'. Voor de duidelijkheid stond daar vaak een galgje bijgetekend: falen was geen optie. Het monopolie van Thurn en Taxis op de post zorgde er echter ook voor dat het bezorgen duur was en gebonden aan een specifieke route.

Het hof van de familie Thurn en Taxis in Brussel in 1686. Romeyn de Hooghe. Rijksmuseum Amsterdam.

 

In de Noordelijke Nederlanden was men voor de buitenlandse correspondentie geheel afhankelijk van bodes uit Antwerpen, Keulen en Hamburg, die hun eigen postkantoor in Amsterdam hadden. Antwerpen was de kern van het internationale postverkeer; vanaf daar waren er postroutes naar Parijs, Londen en steden van Duitsland. Deze postroutes vanaf Antwerpen waren voornamelijk in handen van Thurn en Taxis.(2) De postmeester van Zevenbergen, Hendrick Jacobsz. van der Heyden, wist in 1649 het alleenrecht te verkrijgen op het vervoer van de Zuid-Hollandse post tussen Rotterdam en het kantoor van Thurn en Taxis in Antwerpen. Deze postrit moest in de zomer in tien uur afgelegd worden en in de winter in twaalf uur. Zijn succes blijkt uit de postritten die hij verder instelde: rond 1650 tussen Amsterdam en Hamburg, in 1659 tussen Amsterdam en Den Haag, in 1660 tussen de Republiek en Engeland en in 1662 tussen Den Haag en Rotterdam.(3) Hierdoor werd de Republiek der Verenigde Nederlanden steeds minder afhankelijk van buitenlandse bodes en de omleiding via Antwerpen.

 

De arrestatie

Zo voorspoedig bleef het echter niet gaan voor Van der Heyden. Buiten het postsysteem van Thurn en Taxis om richtte hij in 1663 een directe dienst op in Frankrijk.(4) Op 12 april 1663 was hij door Amsterdam aangesteld tot postmeester voor alle steden in Frankrijk, teneinde de brieven vanuit Amsterdam daar zo snel mogelijk naartoe te vervoeren. De bestelling van de brieven ging op 12 juli 1663 in. Tien dagen later werd hij echter samen met twee boden gearresteerd en gevangengezet in Gent. Lamoraal II Claudius Frans (1621-1676), de graaf van Thurn en Taxis, zat hierachter, vanwege inbreuk op diens postrecht. Verwoede pogingen werden gedaan om hen vrij te krijgen. De Staten van Holland klaagden bij de markies van Caracena, de landvoogd van de Spaanse Nederlanden, terwijl de leden van Amsterdam en Alkmaar gecommitteerd werden om mondeling hun bezwaren bij de Spaanse gezant Gamarra over te brengen. Ook de resident in Brussel, Thomas Sasburg (1611-1687), zette zich in voor hun vrijlating, wat blijkt uit de brief die hij op 12 augustus 1663 naar Johan de Witt stuurde.(5)

Kopergravure van Lamoraal II Claudius Frans van Thurn en Taxis naar een schilderij van Nicolaes van der Horst. Brussel, AR, Bibliotheek, LP 496.

 

In 1655 was Thomas Sasburg als resident in Brussel afgevaardigd namens de Staten-Generaal.(6) Brussel was ook het hoofdkwartier van de onderneming Thurn en Taxis, waar de familie tussen 1500 en 1700 in hun eigen stadspaleis woonde. Sasburg was daarom de aangewezen persoon om met de graaf te onderhandelen over de vrijlating van Van der Heyden en de twee bodes. Uit zijn brief aan de raadspensionaris blijkt dat hij zich hiervoor volop inzette. Inmiddels was hij al twee keer bij de graaf van Thurn en Taxis op bezoek geweest. Tijdens deze gesprekken had hij de graaf erop gewezen dat het drietal op een 'onhebbelijcke ende onaengename maniere' was gevangen genomen. Dit leidde tot groot protest van de graaf: hij had niets anders gedaan dan hij vanwege zijn ambt verplicht was te doen. Hij beriep zich op een plakkaat van de Koning, dat uitgevaardigd was op 13 november 1660.(7) Na de Dertigjarige oorlog was er in 1660 namelijk een internationale postconferentie in Parijs geweest, waar besloten werd dat de oude postroute van Thurn en Taxis door Frankrijk - tussen Spanje en de Nederlanden - hersteld werd.(8)

De brief van Thomas Sasburg aan Johan de Witt, 12 augustus 1663. NA, Raadpensionaris De Witt, 3.01.17, 891.

 

Helaas lukte het Sasburg niet om Van der Heyden zonder kosten uit de gevangenis te krijgen. Daarom stuurde hij op 9 en 11 augustus twee brieven naar de Privé Raad van Lodewijk XIV om voor de vrijlating van de postmeester en de twee bodes te pleiten.(9) Volgens Sasburg was het argument van de graaf ongefundeerd en waren ze niet tegen de ordonnantie van de koning ingegaan. De hoge waarborgsom die de graaf eiste om het drietal vrij te laten was dan ook onbehoorlijk. Uit zijn brief van twee dagen later blijkt dat de Raad van de Koning dit volgens een omslachtige procedure eerst aan de graaf van Taxis wilde voorleggen. Sasburg protesteerde echter: de zaak moet zo snel mogelijk afgehandeld worden.

 

Dodelijke haat

Wat Thomas Sasburg opviel was dat de graaf door eerdere voorvallen 'eenen doodelijcken haet' had gekregen tegen de Hollandse postmeester. Zo is bijvoorbeeld bekend dat Van der Heyden in 1657 de Antwerpse brieven niet bij het Taxische kantoor had laten bezorgen, waarop al snel een boze brief volgde aan de burgemeesters van Rotterdam.(10) Uit angst dat de postrechten van Thurn en Taxis aangetast werden, was de vijandelijkheid tussen Lamoraal II en de postmeester Van der Heyden steeds groter geworden. De graaf bleef daarom onvermurwbaar. Zelfs Sasburgs argument dat hij met een 'cleyne civiliteyt' (de gevangenen schadeloos vrijlaten) veel voorname heren voor zich zou winnen, kwam niet aan. Sasburg wist daarom niets anders dan zijn brief aan de raadpensionaris af te sluiten met de conclusie: 'het schijnt dat capriciën en passiën somwijlen over de reden triumpheren'.

Fragment brief van Thomas Sasburg aan Johan de Witt, 12 augustus 1663. NA, Raadpensionaris De Witt, 3.01.17, 891.

 

Uiteindelijk kwam Hendrick van der Heyden toch vrij. Van 1663 tot 1669 was hij postmeester voor Frankrijk, tot er een nieuwe overeenkomst voor de Franse post gesloten werd met de markies van Louvois. Van der Heyden viel daarmee alsnog buiten de boot, maar de markies van Louvois wist nieuwe routes te openen voor een beter postverkeer met het buitenland.(11) Zo kreeg Johan de Witt alsnog zijn brieven uit Frankrijk.

De Delftse postmeester Lambert Twent en zonen, 1695, Martinus de la Court. Den Haag, Museum voor Communicatie

 

Geeske Bisschop, 23 juni 2017

 

Noten

  • (1) Geertje Dekkers, 'Razend vlotte bezorging door heel Europa', Historisch Nieuwsblad 2 (2017).
  • (2) Paul Arblaster, From Ghent to Aix. How they brought the news in the Habsburg Netherlands, 1550-1700 (Leiden 2014) 47.
  • (3) E.A.J.B. ten Brink, De geschiedenis van het postvervoer (Bussum 1969) 18.
  • (4) J.C. Overvoorde, Geschiedenis van het postwezen in Nederland voor 1795, met de voornaamste verbindingen met het buitenland (Leiden 1902) 230.
  • (5) Nationaal Archief, Den Haag, Johan de Witt, Raadpensionaris van Holland, nummer toegang 3.01.17, inventarisnummer 891.
  • (6) H.H. Rowen, John de Witt, Grand Pensionary of Holland, 1625-1672 (Princeton 1978) 290.
  • (7) Marc Meurrens, 'II. De stadsboden en de diligencediensten in concurrentie met de post van de familie de Tassis. Een eindeloze reeks processen', in: Luc Janssens en Marc Meurrens (ed.), De post van Thurn und Taxis - La poste des Tour et Tassis, 1489-1794 (Brussel 1992) 73-81, 78.
  • (8) Wolfgang Behringer, 'Brussel, centrum van het internationale postnet', in: Janssens en Meurens (ed.), De post van Thurn und Taxis (Brussel 1992) 21-40, 40.
  • (9) NA, Den Haag, Johan de Witt, Raadpensionaris van Holland, 3.01.17, 891. De kopieën van deze brieven stuurde hij ook mee als bijlage van zijn brief naar De Witt.
  • (10) Lucie, J. Elias, 'De postmeester Jacob Quack', Rotterdamsch Jaarboekje, 3e reeks, 3e jaargang (1925), 126-167, 138.
  • (11) Vincent Schouberechts, De Post: 500 jaar geschiedenis in Europa / La Poste: 500 ans d'histoire en Europe (Tielt 2016) 113.