Tijdens het werk aan de brieven van Johan de Witt komen we vaak bijzondere zaken tegen. Dat kunnen noemenswaardige personen zijn, vreemde voorvallen, persoonlijke voorvallen, opvallende materiële zaken, enzovoort. Vooruitlopend op de lancering van de database met de correspondentie van Johan de Witt zullen we hiervan via blogpagina's en tweets regelmatig melding maken. Volg ons daarom ook via Facebook: Johan de Witt NL, Instagram en Twitter: @JohandewittNL.
 
In 1528 verscheen Het boek van de hoveling van Baldassar Castiglione. Zoals de titel doet vermoeden wordt in dit boek een ideaaltypisch beeld geschetst van een hoveling: iemand met uitstekende manieren, die op bescheiden wijze zijn vorst adviseert en bijstaat. Deze korte karakterschets lijkt ook op te gaan voor de Hollandse raadpensionaris Johan de Witt, want hij adviseerde Staten van Holland en trad, in vergelijking met een vorst, nauwelijks op de voorgrond. Kortom, was De Witt de ideale hoveling?
 
 
Il libro del Cortegiano [Het boek van de hoveling] is in 1528 verschenen in Venetië. Castiglione (1478-1529) beschrijft in vier boeken een fictieve discussie tussen hovelingen van paus Julius II, die in maart 1507 in Urbino verbleven. De merendeels jonge edellieden bespreken vier avonden lang alle karaktereigenschappen van een ideale hoveling. Die is van adellijke geboorte, is innemend, bescheiden, maakt een goede indruk met zijn smaak, stijl en kennis en dient gehoorzaam zijn vorst. Bovenal moet de hoveling door zijn gedrag bij zijn vorst in de gunst komen, zodat die zijn adviezen serieus en hij hem langs het pad van de deugd kan leiden, zoals Castiglione het fraai uitdrukt.
 
 
Of Johan de Witt (1625-1672) Het boek van de hoveling heeft gelezen is helaas niet bekend. Het is niet onmogelijk, want in 1612 verscheen een Nederlandse vertaling. Bovendien richtte de opleiding van De Witt, met aandacht voor de klassieke cultuur, musiceren, dansen en een Grand Tour door Frankrijk, zich op de aristocratische renaissancecultuur die in Castiglione's boek naar voren komt. Hoe dan ook, De Witt kan ondanks de verschillen tussen de aristocratische Italiaanse samenleving en de burgerlijke Nederlandse cultuur gezien worden als een ideale hoveling, vooral door de eigenschappen die in het tweede en vierde deel van Het boek van de hoveling besproken worden.
Allereerst was de Hollandse raadpensionaris een raadgever, zoals ook in de naam van zijn functie besloten zit. De Witt stelde de agenda van de Hollandse Statenvergadering op, was voorzitter van de vergadering, gaf haar advies en stelde, na alle leden gehoord te hebben, vast welk besluit er genomen was. De raadpensionaris had van zichzelf geen macht, maar zijn invloedrijke positie kwam voort uit het gezag dat hij zich verwierf door zijn optreden en doordat hij bij elke commissie- en Statenvergadering aanwezig was.
Een van de belangrijkste karaktereigenschappen van een hoveling zijn, volgens de edelen uit Castiglione's tweede boek, innerlijke en uiterlijke bescheidenheid, voorzichtigheid en dienstbaarheid aan zijn vorst. Dit gold ook voor De Witt. Hij voerde een (voor zijn positie) eenvoudige staat, kende zijn plaats en werkte hard om de besluitvorming in de Staten van Holland in goede banen te leiden. Zijn adviezen werden serieus genomen, omdat ze afgestemd waren op de wensen van zijn principalen.
De belangrijkste politieke eigenschappen waar een hoveling aan moet voldoen staan in het vierde en laatste boek. Een hoveling, aldus Castiglione, moet door zijn welwillendheid de vorst voor zich winnen, zodat hij de waarheid kan spreken. Voor De Witt was deze voorwaarde van groot belang voor zijn functioneren als raadpensionaris. De Witt had, zoals net opgemerkt, uit hoofde van zijn positie nauwelijks politieke macht. Hij was afhankelijk van het draagvlak dat hij creëerde onder de afgevaardigden van Hollandse steden, die bijeenkwamen in de Staten van Holland. Door slim gebruik te maken van de kennisvoorsprong die hij had, maar vooral ook door het gebruik van patronage, het investeren in goede relaties met belangrijke regenten en door schikken, plooien en overreden slaagde hij erin de politiek in Holland en daarmee in de Republiek te domineren. Als De Witt onder de Hollandse regenten geen bondgenoten had gevonden dan was hij als raadpensionaris vleugellam geweest.
Door de invloedrijke positie die De Witt opbouwde kon hij de belangrijkste taak van een hoveling uitvoeren: hij moet zijn vorst langs het pad van de deugd leiden. De Witt behartigde de belangen van Holland en daarmee over het algemeen ook de belangen van de Republiek. Hij loodste het land door twee oorlogen met Engeland en zorgde met zijn verstandige politiek voor binnenlandse rust en welvaart. Het Rampjaar, dat aan de rust én zijn leven een einde maakte, lag meer aan de internationale dan aan De Witts politiek.
Past Johan de Witt helemaal in het plaatje van de ideale hoveling? Nee, de hoveling was volgens Castiglione per definitie een aristocraat en De Witt was dat niet. In het eerste boek van De hoveling staat Castiglione hierbij stil. Een van de deelnemers aan de discussie merkt op dat een burgerlijke hoveling in vergelijking met een adellijke 'pas na veel moeite en geruime tijd bij de mensen de goede naam krijgt die de ander in een oogwenk krijgt, louter en alleen omdat hij adel is'.
Voor De Witt speelde dit probleem ook. Toen hij in 1653 raadpensionaris werd, was net het Eerste Stadhouderloze tijdperk aangebroken. De Witt gaf leiding aan de Hollandse politiek, zonder de bemoeienis van een Oranje-stadhouder. Vele inwoners van de Republiek vonden dat de burger De Witt op de plaats zat die eigenlijk toekwam aan de prins van Oranje. Daarom moest de raadpensionaris op zijn tellen passen en geen onnodige aanleiding geven tot jaloezie bij de Oranjegezinden. Voor De Witt dus geen portretten ten voeten uit of als zeeheld na zijn deelname aan de Tweede Engelse Oorlog (dat zijn broer Cornelis die na de tocht naar Chatham wel liet maken werd hem zeer kwalijk genomen). De enige adellijke uitspatting van de raadpensionaris is een borstbeeld dat hij van zichzelf liet maken door Artus Quellijn - als consul van de Romeinse republiek, dat dan weer wel.
Jaap de Haan, 23 mei 2018
Baldassar Castiglione, Het boek van de hoveling [vertaling Anton Haakman] (Amsterdam 1991).