Verzoeken om inlichtingen, met de daarover genomen besluiten

Verzoek

Onderwerp Kassen en administraties onder beheer van Landdrosten die onder toezicht van het Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken zouden behoren te vallen
Beginjaar 1809
Toelichting
Beleidsterrein Openbare Financiën
Gestelde vragen [0] [Het ging om financiële administraties onder de directie of het toezicht van de Landdrosten], die niet staan onder de superintendentie van eenig ander Ministerie en daarentegen uit hoofde van hunnen oorsprong of het employ der penningen kunnen worden [geacht] onder het resoort van het Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken te behoren, en waarvan mitsdien de Minister kennis moet hebben. [1] Hoe groot de vaste fondsen zijn van het door hen geadministreerd wordende établissement. [2] Welke derzelver oorsprong zij. [2] [Alleen aan de Landdrost van Oost-Friesland inzake de armenfondskas van dat Departement] Wat het voor een armenfonds zij, waarop door Z.M. de voornoemde betalingen thans zijn geasserteerd. [3] Waaruit dezelve bestaan. [4] Welke subsidiën zij uit de publieke schatkist genieten. [5] Welke andere of meerdere inkomsten zij hebben. [6] Welke de uitgaven zijn, die daaruit moeten bestreden worden. [7] Of zij toereikende zijn om dezelve goed te maken. [8] Of zij met schulden bezwaard zijn. [9] Zo ja, van wat aard en hoe groot dezelve zijn. [10] Welke middelen er zouden zijn, om die schulden of te verminderen, of geheel te vernietigen. [11] Welke de staat hunner kas was ten tijde hunner laatst gesloten rekening of wel op den 30e van zomermaand [juni] 1809. [12] Wie de beschikking over dezelve heeft. [13] Wie als penningmeester, rentmeester of thesaurier, de "maneance" der penningen heeft. [14] Welke bezolding zowel de administrateurs als penningmeesters, rentmeesters of thesauriers genieten. [15] Aan wien rekening en verantwoording van dezelve wordt gedaan. [16] Wat er verder te melden zij ter verkrijging eener volledige kennis aan alles wat de administratiën en fondsen der fondsen concerneert. [17] [Alleen aan de Landdrost van Oost-Friesland inzake de armenfondskas van dat Departement] 1. Niet alleen welke betalingen aan schoolonderwijzers, maar ook welke betalingen aan behoeftigen uit dezelve pleegden te geschieden.
Bron Minister van Binnenlandse Zaken aan de Landdrosten, dd. 19 juli 1809 no. 26

Besluiten

Datum Instelling die het besluit neemt Inhoud van het besluit Bijlagen met dagnummer
22-07-1809
26
Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken De Landdrosten worden aangeschreven om opgave inzake de financiële administratie van kassen en administraties onder hun toezicht, die uit hoofde van de oorsprong of het gebruik van de gelden kunnen worden geacht te staan onder de superintendentie van het Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken. Details
01-11-1809
5
Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken Ingekomen missiven van de Landdrosten van Amstelland dd. 12 augustus 1809 nr. 14, van Maasland dd. 25 augustus 1809 nr. 1044, van Overijssel dd. 27 juli 1809 en van Drenthe dd. 7 augustus 1809 met mededeling dat aldaar geen kassen zijn die onder de superintendentie van het Ministerie behoren. Aangenomen voor kennisgeving. De Landdrosten van Zeeland, Brabant, Utrecht en Gelderland worden bij missive gemaand. Details
09-11-1809
9
Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken De Landdrost van Groningen antwoordt dd. 11 augustus 1809 en bericht speciaal inzake de Ommelander kas. Aan hem wordt een missive gezonden. Details
10-11-1809
6
Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken De Landdrost van Friesland schrijft dd. 22 augustus 1809 over een Fonds ter verbetering van de Franse Scholen te Leeuwarden. Een missive gaat uit naar de Directeur-Generaal van de Publieke Schatkist, met kopie van de relatieven. Details
11-11-1809
14
Ministerie van Eredienst en Binnenlandse Zaken De Landdrost van Gelderland meldt dd. 4 november 1809 nr. 6 geen particuliere kassen onder zijn toezicht te hebben. Aangenomen voor kennisgeving. Details
25-01-1810
10
Ministerie van Binnenlandse Zaken De Landdrost van Zeeland meldt dd. 6 november 1809 nr. 1 dat hij inlichtingen aan het inwinnen is. De Landdrost van Brabant meldt dd. 12 december 1809 nr. 20 dat in zijn Departement zodanige kassen niet voorkomen. De missive van de Landdrost van Brabant wordt voor kennisgeving aangenomen. De Landdrosten van Zeeland en Gelderland worden gemaand. Details
06-02-1810
3
Ministerie van Binnenlandse Zaken De Landdrost van Utrecht antwoordt dd. 6 december 1809. Op de in drie memories genoemde punten wordt gedisponeerd. Details
19-02-1810
12
Ministerie van Binnenlandse Zaken Onder andere ingekomen een missive van de Landdrost van Oost-Friesland dd. 6 oktober 1809 Littera A met opgave. Details
26-05-1810
5
Ministerie van Binnenlandse Zaken De Landdrost van Zeeland meldt dd. 14 mei 1810 nr. 12/127 dat drie kassen zouden kunnen geacht worden onder het ressort van het Ministerie te vallen. Hem wordt geantwoord dat deze kassen niet vallen binnen de termen om te worden verenigd met de Publieke Schatkist. Details

De handleiding bevat een beknopte beschrijving van de gegevens.