19/07/1628

 
English | Nederlands

19 - 07 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 HHM lezen het rekest van Gijsbrecht Steens, voormalig pachter van het hoorngeld in het ambt Doesburg, van wijn en bier in de stad Zutphen, van het gemaal en alle andere heffingen in de heerlijkheid Borculo, 's- Heerenberg en het graafschap Berg. De suppliant zegt over 1622, 1623 en 1624 van verschillende personen grote bedragen aan pacht tegoed te hebben. Hij heeft deze niet kunnen innen omdat de Gedeputeerden van Zutphen hem niet hebben bijgestaan. Daarom vraagt hij HHM om de gedeputeerden te dwingen zijn achterstallige pachtgeld terug te betalen.
HHM geven dit rekest aan de Gedeputeerden van Zutphen om daarop te reageren.

2 HHM wijzen het verzoek af van Tobias Pietersz., koopman te Amsterdam, om enkele in Nederland niet gangbare, noch inwisselbare oosterse munten te mogen uitvoeren.

3 Naar aanleiding van het vertrek van de secretaris van ambassadeur D'Espesses zullen HHM hem een medaille van 104 gld. schenken, waarvan ordonnantie op de ontvanger wordt gedepêcheerd.

4 Namens verschillende arme voerlieden uit Zaltbommel verzoekt Otto Moliaert 3.356 pond 19 st. te betalen vanwege in 1626 aan het leger geleverde wagendiensten en trekpaarden.
HHM dringen er bij de RvS op aan spoedig de betaling hiervan te regelen.

5 HHM gaan akkoord met het voorstel de president een assignatie van 99.000 pond te laten aanbieden aan Brasser op de 181.000 pond die Burlomachi in augustus en november te Amsterdam zal betalen vanwege het voorschot aan de vier Engelse regimenten. Brasser krijgt de assignatie vanwege de door hem en Schoonhoven op de Venetiaanse subsidie voorgeschoten 99.000 pond met rente.

6 Laurens Swijs, dienaar van de koning van Polen, heeft in 1627 een vrij paspoort gekregen om een partij bouwstenen door de Republiek naar Polen te vervoeren. Vanwege de oorlog tussen Zweden en Polen kon dit vervoer geen doorgang vinden, zodat Swijs verzoekt de stenen hier te mogen invoeren en verkopen. Dan wil hij wel de verleende vrijheid en korting krijgen inzake hetgeen op het paspoort is aangetekend.
HHM wijzen het verzoek af.

7 Overlander bericht d.d. Amsterdam 18 juli dat de door hem met Hartevelt, Van der Lingen en Veltdriel aanbestede verdedigingswerken langs de IJssel niet volgens het ontwerp worden gebouwd.
HHM laten Hartevelt naar de IJssel en terug reizen. Daar moet hij de werken bezichtigen en de gebreken eraan door de aannemers laten herstellen.

8 Schaffer meldt dat de Staten van Groningen hebben ingestemd met de voor het lopende jaar opgestelde petitie voor de oorlog te land en ter zee, uitgezonderd de zuivering van de defecten van de consenten voor de Admiraliteit over 1622 en 1624.

9 HHM nemen het voorstel over nogmaals de Staten van Zeeland te verzoeken de compagnieën van de drie oude regimenten Fransen, die van Candale en de op hun provincie gerepartieerde compagnieën ruiters te betalen. Ook verklaren HHM dat de provincies die volledig hebben ingestemd met de consenten te water weigeren de Admiraliteit in Zeeland te laten betalen van hun consenten, tenzij de Zeeuwse Staten de genoemde compagnieën betalen en dit blijven doen.

10 Na lezing van de door Pallen Roosecrants ingediende propositie beloven de heren van Holland deze te bespreken met hun momenteel bijeengekomen lastgevers .

11 HHM blijven bij hun op [15 juli] genomen besluit inzake de declaratie van generaal Nispe.

12 Over een brief van de krijgsofficieren uit Glückstadt d.d. Glückstadt 14 juli met een memorie van benodigdheden nemen HHM geen besluit.

13 Geridt Trompet, burgemeester te Enkhuizen, verzoekt de bewindhebbers van de Kamer van de WIC te Enkhuizen te gelasten hem niet lastig te vallen over een zogenaamd op zijn naam door hen gedane intekening. Dit is buiten de remonstrant om gebeurd.
HHM geven het rekest aan de genoemde Kamer. Binnen veertien dagen na de ontvangst moet hij erover berichten, anders wordt er een passend besluit over genomen.

14 HHM resumeren hun gisteren genomen besluit inzake de lening van 100.000 gld. voor de soldijbetaling aan de kapiteins en matrozen op de voor bewaking van de Maas en Waal bestemde schepen.
In plaats hiervan beloven de verschillende provincies binnen drie weken hun quote in de 100.000 gld. te laten betalen aan de ontvanger-generaal. Deze wordt afgetrokken van het voor de Admiraliteit geconsenteerde tweede miljoen, conform de daartoe verleende decharges van de RvS. Het eerste miljoen is op de staat van oorlog over de provincies verdeeld.
Vervolgens verklaren de heren van Holland dat hun quote in de 100.000 gld. pas naar het kantoor zal worden gebracht als de quoten van de anderen provincies daar zijn betaald.

15 De RvS adviseert d.d. 18 juli inzake de op 17 juli besproken brief van agent Carlaton. Na overleg met Z.Exc. meent de Raad dat Calandrini het onderhoud van de vier Engelse regimenten en de betaling van hun servitiën eerder heeft verzekerd zodat daaraan nu niets moet worden veranderd. De regimenten kunnen beter niet in dienst van de steden worden genomen, zoals wordt voorgesteld, opdat er geen aanspraken op servitiën worden gemaakt of HHM deze anderszins geheel of gedeeltelijk zouden moeten betalen.
Het terugbrengen van de vier regimenten tot één regiment van vijftienhonderd man moet geschieden in overleg met Z.Exc. en door commissarissen van HHM. Eerst moet agent Carlaton een lijst opstellen tot hoeveel compagnieën en van hoeveel man hij wil afdanken opdat men verschillende compagnieën in hetzelfde garnizoen tot één compagnie kan omvormen of van hun garnizoen naar andere dichtbijgelegen steden kan brengen. Het is niet nodig dit volk door het gehele land te vervoeren. De troepen moeten onder ede beloven net als de andere soldaten van het garnizoen alle bevelen op te volgen.
HHM nemen dit advies over. Zij verzoeken de naar Amsterdam vertrekkende Bas Calandrini te melden dat deze het onderhoud en de servitiën moet blijven betalen. Als Calandrini hier komt, zal hij conform het bevel van HHM de rekening van het aan de troepen van Morgan bij hun aankomst verstrekte voorschot moeten aannemen en de sindsdien door de steden verschafte voorschotten moeten terugbetalen.

16 HHM ontvangen een credentie van de Kleefse regering d.d. Emmerik 14 juli voor Johan Diertfhene van der Aer, krachtens welke deze een propositie doet.1
De keurvorst van Brandenburg heeft op 13 mei uit Koningsbergen [Kaliningrad] aan de regering te Emmerik [Emmerich] bericht over de moeilijke toestand van zijn zaken vanwege talloze klachten van de Gulik [Jülich]se en Bergse ridderschap en steden en de Kleefse clerus aan het keizerlijk hof. Hij heeft daarin de noodzakelijke oplossingen voor deze problemen genoemd. Van der Aer moet deze doorgeven aan HHM.
Door de bij het keizerlijk hof ingediende klachten van de standen in het Land van Gulik en Berg, de Kleefse clerus en de paltsgraaf van Neuburg heeft de keizer verschillende mandaten tegen de keurvorst en zijn regering uitgevaardigd. Enkele mandaten zouden moeten uitlopen op rechtsvervolging door de keizer of de keizerlijke ban. De processen worden zo ver doorgevoerd, dat de keurvorst weinig recht krijgt. Dit is ook gevaarlijk voor de Gulikse en zijn andere landen.
Om dit gevaar te voorkomen heeft de keurvorst een extraordinaris ambassadeur naar de keizer gezonden en deze laten verzoeken om de processen te beëindigen.
Verder probeert de keurvorst tot een overeenkomst met de paltsgraaf van Neuburg te komen.
Ter bevordering van deze oplossingen heeft de keurvorst bevolen de executie in de Neuburgse landen en tegen de clerus voorlopig tot nader bevel op te schorten. Hierdoor moeten de klachten bij het keizerlijk hof enigszins afnemen en moet de verhouding met de paltsgraaf verbeteren.
De keurvorst vraagt HHM om ook hun plannen voor de executie van de contributies door Van Gent en diens dienaar Jan Retzer terug te draaien. Deze plannen zijn niet alleen in strijd met de bevelen van de keurvorst maar zouden ook kunnen leiden tot opstand van alle landstanden, het verlies van de neutraliteit van de Kleefse landen en veel andere moeilijkheden.
HHM moeten het hiermee wel eens zijn. Zij hebben op verzoek van de paltsgraaf immers reeds eerder besloten de executies in het Land van Gulik en het Land van Berg gedeeltelijk te verbieden en uit te stellen.

1 De propositie is geïnsereerd in S.G. 3187 en gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 670-671/folio I, 793-794.