09/11/1628, 14

 
English | Nederlands

14 Hertevelt en Walta, raden van State, compareren. Zij berichten dat de fiscaal van de Generaliteit conform eerdere last een in de compagnie van kapitein Saldange dienende en in Arnhem gelegerde soldaat in gevangenschap naar 's- Gravenhage heeft gebracht. Deze soldaat wordt ervan verdacht in Parijs aan Ville aux Clercq te hebben gezegd dat de graaf van Laval vanuit de Republiek met achttien schepen naar Engeland zou zijn gevaren om deze bij de Engelse vloot te voegen ten behoeve van de steun aan La Rochelle. Hertevelt en Walta vragen of deze gevangene door de RvS of door de Hoge Krijgsraad moet worden ondervraagd. Daarnaast willen zij weten of de ondervraging van de verdachte moet worden gemeld aan de ambassadeur van Frankrijk, zodat deze of een plaatsvervanger het verhoor kan bijwonen, of dat dit slechts na afloop aan de ambassadeur moet gebeuren.
Conform het advies van Hertevelt en Walta laten HHM de gevangene verhoren door de RvS. Hiervan wordt de genoemde ambassadeur op de hoogte gesteld zodat deze of zijn plaatsvervanger het verhoor kan bijwonen. Indien het genoemde gerucht wordt verspreid of geloofd, zou de koning van Frankrijk immers eenvoudig tegen de Republiek kunnen worden opgehitst.