14
Hertevelt en
Walta, raden van State,
compareren. Zij berichten dat de
fiscaal van
de
Generaliteit conform eerdere last een in de compagnie
van
kapitein
Saldange dienende en in
Arnhem gelegerde
soldaat in gevangenschap naar
's-
Gravenhage heeft gebracht. Deze soldaat wordt
ervan
verdacht in
Parijs aan
Ville aux
Clercq te hebben gezegd dat de
graaf van Laval vanuit de
Republiek
met achttien schepen naar
Engeland zou zijn
gevaren om
deze bij de Engelse vloot te voegen ten behoeve van de steun aan
La Rochelle. Hertevelt en Walta vragen of deze
gevangene door de RvS of door de
Hoge
Krijgsraad
moet worden
ondervraagd. Daarnaast willen zij weten of de ondervraging van de
verdachte moet worden gemeld aan de
ambassadeur
van Frankrijk, zodat deze of een plaatsvervanger het
verhoor
kan bijwonen, of dat dit slechts na afloop aan de ambassadeur moet
gebeuren.
Conform het advies van Hertevelt en Walta laten HHM de gevangene verhoren door de RvS. Hiervan wordt de genoemde ambassadeur op de hoogte gesteld zodat deze of zijn plaatsvervanger het verhoor kan bijwonen. Indien het genoemde gerucht wordt verspreid of geloofd, zou de
koning van Frankrijk immers eenvoudig tegen de Republiek kunnen worden
opgehitst.