12
Ontvangen is een brief van de
Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland
d.d. 's-Gravenhage 7 april, met een conceptvonnis conform de resolutie van HHM d.d. 21 dec. 1628, ingesteld door de Hoge Raad in het appèl tussen
Henrick van Beeck en
Bernhardt Braem,
wijnkopers te Wezel, impetranten, en
korporaal
Willem Jansz. c.s.,
ruiters in de
compagnie van ritmeester
Lindener
te Groenlo,
gedaagden.
Dit vonnis zal als een vonnis van HHM aan beide partijen bekend worden gemaakt. HHM besluiten tevens ordonnantie te depêcheren op 252 gld. aan vacaties voor de
president en de raadsleden van de Hoge Raad.
In het appèl hangende voor de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden tussen genoemde partijen besluiten HHM na beide partijen gehoord en alle
argumenten
overwogen te hebben, om de eerdere uitspraak van de RvS te
vernietigen.
Ze veroordelen de gedaagden tot de teruggave van alle rijnwijn die
zij
in beslag hebben genomen, of vergoeding van de volledige waarde ervan. De gedaagden moeten tevens de kosten van het
proces voor de RvS betalen, die ter beoordeling staan aan HHM.