21/07/1629, 24

 
English | Nederlands

24 HHM lezen het vandaag opgestelde advies van de RvS op het voorstel van de graaf zu Schwarzenberg, waarover Noortwyck gisteren heeft gerapporteerd, aangaande de betaling van de 100.000 rijksdaalder met rente en het onderhoud van de soldaten. De RvS heeft het advies van Z.Exc., graaf Casimir van Nassau en de gedeputeerden te velde over de kwestie van de keurvorst van Brandenburg en de voorstellen in deze van de graaf zu Schwarzenberg en baron Spieringh gelezen. Men moet voorzichtig optreden om de rechten van het land niet te schaden. Hoewel de RvS daar vroeger altijd acht op geslagen heeft, is hij toch van mening dat in staatsaangelegenheden dikwijls niet al te principieel kan worden gehandeld, maar dat gedaan moet worden wat mogelijk is. Vanuit dit oogpunt heeft de Raad geadviseerd de contributies in het Land van Gulik [Jülich] en Kleef op te schorten en hij ziet geen reden dit standpunt te veranderen. De executies hebben immers weinig of geen voordeel opgeleverd en de geringe opbrengst ging zelfs volledig op aan de betaling van de officieren. De enigen die er voordeel uit gehaald hebben, lijken enkele particulieren geweest te zijn. Bovendien zijn veel goede lieden geruïneerd, zonder dat zij enige schuld dragen. Daarom meent de RvS dat niemand voorstander kan zijn van voortzetting van de executies. Voortzetting betekent bovendien dat HHM zich de vijandschap van enkele buren op de hals halen, in het bijzonder de keurvorst van Brandenburg, aangezien deze zich dan wel eens in de armen van de keizer zou kunnen werpen. De keizer van zijn kant zou dit maar al te graag als een voorwendsel aanhalen om zich tegen de landen onder contributie te keren en ze onder beheer te stellen. Om al deze redenen kan de RvS niet ten gunste van de executie adviseren. Het land zou er groot nadeel door ondervinden en de keurvorst dreigt land en onderdanen te verliezen indien de executie in zijn naam en tegen de keizerlijke mandaten wordt voortgezet. HHM halen bovendien geen enkel voordeel uit de contributies, terwijl de keurvorst onmogelijk de verplichtingen van de alliantie zou kunnen nakomen. De RvS adviseert dat het in elk geval beter is de executie op te schorten en opnieuw met de graaf zu Schwarzenberg te onderhandelen over het onderhoud van zoveel soldaten als bespreekbaar is en van de graaf in alle vriendschap verkregen kan worden. Indien men niet verder kan komen, is het onderhoud van het aangeboden aantal van duizend man voldoende. Het behouden van de vriendschap is immers beter dan koppig de uitvoering van de alliantie na te streven en deze bijgevolg uit te hollen. Het genoemde aantal staat overigens in verhouding tot het deel van de landen die de keurvorst behoudt bij de voorlopige verdeling. De graaf van zijn kant moet de zekerheid geven dat de 100.000 rijksdaalder, met rente, betaald worden in een redelijk aantal termijnen en in baar geld. Het zestiende artikel van de alliantie blijft echter onverminderd van kracht.
Wat de verzochte goedkeuring van het voorlopig verdrag tussen de keurvorst en de hertog van Palts-Neuburg betreft, meent de RvS dat men deze nog kan uitstellen omwille van de verklaring van de vijand die, om de redenen in het vorige advies uiteengezet, niet als een duidelijke en eenduidige verklaring beschouwd kan worden, conform de eerdere resolutie van HHM.
1 De heren van Holland en de overige provincies gaan op goedvinden van hun principalen akkoord met het eerste lid van dit advies. Bijgevolg worden Lochteren, Noortwijck, Bas en Clant gecommitteerd om de graaf zu Schwarzenberg mee te delen dat HHM van goede wil zijn om de keurvorst zo veel mogelijk tegemoet te komen en dat zij daarom de executie van de contributies in het Land van Gulik, Kleef, Mark, Ravensberg et cetera, opschorten voor drie lange maanden. Intussen wacht men op de terugkeer van Z.Exc. in 's- Gravenhage, waarna de zaak definitief afgehandeld zal worden. De graaf moet van zijn kant beloven de geleende 100.000 rijksdaalder met rente te betalen in termijnen, gespreid over vijf jaar, of eerder in gelijke delen, met de nieuw vervallen renten. Hiervoor moet hij de inkomsten van het Land van Mark, Ravensberg en de gebieden die de keurvorst verder nog toebedeeld krijgt, garant stellen en bovendien gedurende dezelfde periode twee compagnieën ruiters en duizend infanteristen onderhouden. Ook voor dit onderhoud moet hij zich garant stellen. Indien echter gedurende deze termijn het onderhoud ophoudt, worden overste Gent, Johannes Retzer en alle anderen die voorheen de executies uitvoerden, gecommitteerd om ze opnieuw op te nemen, zonder dat er een nieuwe machtiging van HHM nodig is. Wanneer dit voorstel door de graaf is aangenomen en HHM daarvan rapport hebben ontvangen, zal de vergadering beslissen over het al dan niet voldoen van de garantie voor het onderhoud.

1 Het besluit is door een klerk ingeschreven in S.G. 54.