16/02/1630

 
English | Nederlands

16 - 02 - 1630

Presentielijst:

Resoluties:

1 Jannitge Liddel, weduwe van sergeant Boswel, wordt uit mededogen 600 gld. toegekend, uit te betalen door kamerbewaarder Herdersum.

2 HHM lezen de memorie van agent Van der Veken, ingediend om een paspoort te verkrijgen voor de vorst van Neuburg en de hem begeleidende geestelijke en wereldlijke dienaars en raden. Hij komt van Milaan en Italië en wil naar Brussel en Holland in de Nederlanden.
De memorie gaat naar de RvS om na overleg met Z.Exc., hierover te adviseren.

3 Ontvangen is een brief van fiscaal Storm d.d. Amsterdam 4 feb. en een staat van de ontvanger van de Admiraliteit te Amsterdam over het jaar 1629.
Er wordt geen resolutie genomen.

4 Ontvangen is een brief van de stadhouder en raden van de vorst van Palts-Neuburg d.d. Düsseldorf 2 feb. over verschillende zaken.
HHM verzoeken en benoemen Schaffer om over de inhoud van de brief met Z.Exc. te spreken en over zijn overwegingen rapport uit te brengen.

5 Ontvangen is het schriftelijke antwoord van de Admiraliteit te Amsterdam d.d. aldaar 13 feb. over de brief van HHM van 7 februari. Het antwoord luidt dat hier te lande niet zóveel tras is, dat een aanzienlijke hoeveelheid zonder nadeel voor het land zou kunnen worden uitgevoerd. Er zou weldra een gebrek aan tras kunnen ontstaan.
HHM wachten alvorens te beslissen over de generale uitvoer van tras, de adviezen af van de andere Admiraliteiten die hierover zijn aangeschreven.

6 HHM lezen de memorie, ingediend door Jan Jansz. Gernou, brugmeester van de Generaliteit, inzake de uitbetaling van achterstallige soldij aan hem en zijn pontgasten over het jaar 1627.
HHM zullen de gedeputeerden van HHM die naar Friesland gaan door middel van hun instructie onder andere gelasten moeite te doen de Staten van Friesland te bewegen consent te dragen in de 500.000 pond in plaats van legerlasten over het jaar 1628, opdat de suppliant en de anderen daaruit deels kunnen worden betaald.

7 Ontvangen is een brief van de keurvorst van Brandenburg d.d. kasteel Koningsbergen in Pruisen 26 dec. 1629, met de gewoonlijke nieuwjaarswensen.
HHM zullen de brief met gelijke complimenten beantwoorden.

8 Cornelis Pietersz., schipper op De Groene Draeck, ontvangt een voorschrijven aan de hoge rechters van Schotland, alsmede aan de kanselier van Schotland. Doel ervan is de teruggave van zijn schip en de goederen, die hem door de admiraal van Schotland zijn afgenomen.

9 HHM lezen het verzoek van Barent Taepkens, controleur van de konvooien en licenten te Wezel. Jan Clotier, konvooimeester aldaar, staat niet toe dat de vervanger van de suppliant overeenkomstig het consent van HHM d.d. 6 dec. 1629, de paspoorten en de los- en laadcedels tekent.
HHM besluiten dat de suppliant zelf zijn ambt moet vervullen, indien zijn gezondheid dit toelaat.

10 Op het verzoek van Petrus Cupus, Carolus Mellius, Bernherdus Vesekius, Symon Lucas, Gesteranus, Paulus Lindenius en Dirck Boom, gevangen gehouden remonstrantse predikanten op het slot Loevestein, wordt ordonnantie verleend ten bedrage van 8 st. dagelijks voor hun proviand over de periode 16 okt. 1629 tot nu.

11 HHM lezen het verzoek van Gysbert Bertels. Hij deelt mee dat de voormalige ontvanger Johan Doublet ondanks het besluit van HHM van 5 feb. bezwaar maakt de suppliant een assignatie op de quote van de provincie Friesland te verlenen in de 500.000 pond waarom is verzocht ter betaling van de legerlasten en de fortificatiewerken over het jaar 1629. Volgens Doublet komen deze achterstallen ten laste van de tegenwoordige ontvanger. De suppliant verzoekt HHM de voormalige ontvanger alsnog op te dragen de assignatie af te geven.
HHM zullen de RvS verzoeken de suppliant te voldoen zonder de wet van het land te overtreden en conform de instructie van de tegenwoordige ontvanger.

12 HHM beraden zich over het doen depêcheren van ordonnantie van 800 gld. aan kleedgeld ten behoeve van Vosbergen die in plaats van de heer van Dohna in ambassade naar de keurvorst van Keulen zal gaan.
HHM zullen hierop eerst het reglement uit 1624 betreffende de ambassades na laten zien.

13 HHM lezen de brief van agent Bilderbeeck d.d. Keulen 9 februari. Deze houdt onder andere in dat de raden van Palts-Neuburg op de ambten van de vorst van Neuburg een redelijke contributie hebben ingesteld, voor het onderhouden van de Spaanse regimenten gelegerd te Düsseldorf en de twee keizerlijke die daarbij zullen worden gevoegd.
HHM stellen deze brief ter hand aan de RvS, om te onderzoeken en te adviseren of men van deze zijde de genoemde ambten als tegenmaatregel ook niet zou moeten bezwaren.

14 Schaffer heeft HHM meegedeeld dat Z.Exc. uit goede bron vernomen heeft dat de vijand van plan is de troepen van graaf Willem uit [ Gulik en Kleef] te verplaatsen. Hij geeft HHM in beraad de troepen tot tienduizend man te versterken.
HHM besluiten deze zaak waar nodig kenbaar te maken. De RvS zal ondertussen al het mogelijke doen om voor de troepen een maand soldij te regelen.

15 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 15 feb. over het verzoek van Adriaen Claesz. dat daags ervoor bij HHM is ingediend. Hij wil aangesteld worden als chercher. Dit is hem op believen van HHM gegeven op voorspraak van de gedeputeerden te Wezel in verband met de goede verdienste van Claesz. in de aanval op de brug van Rijnberk [Rheinberg].
Conform het advies benoemen HHM de suppliant in het chercherambt, omdat HHM gewoonlijk na het verovereren van een plaats het vergeven van zulke ambten aan zich trekken. Zij verzoeken de Admiraliteit te Amsterdam de suppliant het ambt ongehinderd te laten uitoefenen.

16 De Admiraliteit te Amsterdam verzoekt per brief d.d. Amsterdam 14 feb. om de mening van HHM over de tijd van het uitvaren van de schepen naar Noorwegen en de Sont, alsmede het bemannen en monteren ervan.
HHM dragen de Admiraliteiten op in hun eigen rechtsgebied door middel van aanplakbiljetten en anderszins te reguleren dat geen schepen voor 1 april naar Noorwegen of de Sont uitlopen. De uitvarende schepen zullen op het aangewezen tijdstip worden bemand en gemonteerd conform het plakkaat van okt. 1628.

17 Het rapport van Gerestein en Schaffer wordt onderzocht. Zij hebben de remonstrantie van de erfgenamen van wijlen vice-admiraal Moij Lambert overhandigd inzake hun aanspraak op het traktement van de overledene als commandeur op de kust van Vlaanderen en als vice-admiraal van Holland. Deze betreft ook andere aanspraken, alsmede een geschenk voor het veroveren en het vernielen van enkele vijandelijke en roversschepen. Na te hebben nagezien wat de Admiraliteit te Rotterdam d.d. 13 aug. 1627 op de remonstrantie heeft geapostilleerd, het advies van de Generaliteitsrekenkamer d.d. 6 okt. 1627 in aanmerking genomen, alsmede het eerdere beraad van de gedeputeerden van HHM over deze remonstrantie besluiten HHM de erfgenamen met het oog op de goede diensten van de overledene en op grond van alle acties en aanspraken van de erfgenamen in verleden en toekomst, geen uitgezonderd, de eenmalige som van 8.000 gld. toe te kennen. Deze wordt contant uitbetaald door de Admiraliteit te Rotterdam. In plaats daarvan mag ten laste van dit College (waartoe HHM de Admiraliteit machtigt) ook een obligatie ter waarde van 8.000 gld. tegen zestien procent rente worden verleend. De Admiraliteit zal hiervan per brief op de hoogte worden gesteld.