221
De bedijkers en ingelanden van de polder
Westenrijk compareren en willen in appèl ontvangen worden contra
Jan SirLippens,
Jacob Doorne,
Adriaen Pietersz. en
Jan
Claesz.,
commiezen van respectievelijk de
Goesschepolder,
Koudepolder,
Lovenpolder en
Willemskerkepolder.
Hijselendoorn
dient
[namens Westenrijk] de civielrechtelijk eis tot nietigverklaring
van
het appointement van de
Raad van
Vlaanderen
in. De gedaagden zou aldus het op 2 okt. 1625 bij de Raad van
Vlaanderen
ingediende
rekest moeten worden geweigerd. Bovendien zou
hier
een besluit moeten vallen over de door de eisers bij eerste
instantie
ingeleverde declaratie van dijkvelling en kosten voor de
sluis.
Namens de ingelanden van de Koudepolder verklaart
Jan Bartholt van Loo de eis niet ontvankelijk te achten en namens de andere
gedaagde polders verzoekt hij, naast weigering van het appèl,
approbatie van het appointement van de Raad van Vlaanderen.
Omdat beide partijen bij hun standpunten blijven, wordt de zaak in beraad gehouden. Zij moeten binnen acht dagen elkaar van hun stukken voorzien en binnen drie weken daaropvolgend hun op schrift gestelde advertissement van rechten indienen.
19/09/1626, 22
1
Deze resolutie is door een klerk
ingeschreven in S.G. 51.