19 - 09 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Van postulaat
graaf Wartenberch, is d.d. Münster 4 aug. een brief ontvangen waarin hij
bericht gekozen en beroepen te zijn als bisschop van
Osnabrück. Hij spreekt de hoop uit op goede
betrekkingen, neutraliteit en vriendschap met HHM.
In het antwoord zullen HHM hem met zijn benoeming gelukwensen en goede betrekkingen, vriendschap en neutraliteit aanbieden.
2
De
RvS
compareert en vraagt om verschillende redenen de consenten bekend te maken.
Aan
Zeeland
en
Friesland
zal worden geschreven hun consenten op te sturen, de overige provincies hebben toegezegd de hunne aanstaande maandag in te brengen.
De RvS brengt eveneens naar voren de aanvulling van de rogge te
Schenkenschans
['s-Gravenwaard] te hebben verordend, conform het besluit van 17
september.
De RvS laat ook weten dat het regiment van
Candale en de nieuwe ruitercompagnieën een betalingsachterstand van
drie maanden hebben en dat wat nog uitstaat voor het Deense
regiment 56.000 gld. bedraagt.
HHM stellen een besluit over deze betalingen uit totdat de consenten bekend zijn. In overeenstemming met de eerdere resolutie zal de RvS wel het bedrag voor de nieuwe Engelse troepen doen lenen.
De RvS geeft te kennen dat
Villetard geen cent van het land ontvangt.
Mibassen zal hiervan op de hoogte worden gesteld.
3
Naar aanleiding van een memorie van de
Generaliteitsmuntkamer
zal de magistraat te
Deventer worden geschreven de belangrijkste brieven van de Amsterdamse
koopman
Jan Kuijsten aan de
overleden
muntmeester
Claes Meinertsen op te sturen. Het
Hof
van Holland
heeft die nodig.
4
De gedeputeerden van
Oost-Friesland compareren en nemen hun afscheid onder dankzegging voor het
besluit inzake de bezending.
HHM wensen de gedeputeerden een goede reis en dringen erop aan de zaak thuis zo voor te bereiden dat de bezending kort en vruchtbaar kan zijn.
5
Conform de resolutie van 17 sept. is nog eens met
Quade gesproken over de alliantie met de
prins van Transsylvanië. Vervolgens is de
tekst van het onverbindende akkoord opgesteld1.
Vorst Gabriel heeft door zijn gezant te kennen gegeven zich te willen aansluiten bij de alliantie. De Staten-Generaal verklaren zich op welbehagen en met instemming van de
koning van Groot-Brittannië en die van
Denemarken
akkoord op de
volgende voorwaarden.
De vorst zal tot het verbond toetreden alsof hij vanaf het begin bij zijn totstandkoming betrokken is geweest.
Hij zal met ten minste vijftienduizend ruiters te velde trekken om apart of samen met de geallieerden de beoogde gebieden binnen te vallen.
Teneinde tijdens deze campagne een vijandelijke inval in eigen land te voorkomen, zal hij minstens veertigduizend soldaten moeten onderhouden. Zij dienen de grenzen en passen te bewaken.
Gedurende de periode dat de vorst daadwerkelijk te velde is, zal hij worden ondersteund met 40.000 rijksdaalder per maand van 32 dagen. De helft van dit bedrag zal door de Engelse koning worden opgebracht, een kwart door de koning van Denemarken en voor het restant zullen de bondgenoten zich gezamenlijk sterk maken. Ook zullen de vorst, als hij te velde is, circa tienduizend man voetvolk en tweeduizend paarden worden gezonden.
Alle machthebbers binnen en buiten Europa zullen door de ordinaris ambassadeurs of via een buitengewone bezending nog eens worden benaderd met het verzoek zich bij de alliantie aan te sluiten.
Deze artikelen worden aan de oorspronkelijke, onveranderd geldig blijvende verbondsartikelen toegevoegd.
De tekst zal Quade worden overhandigd. Een afschrift gaat naar
Joachimi. Hij moet verklaren dat HHM niet van plan zijn meer te
contribueren dan zij in de oorspronkelijke alliantie hebben
toegezegd.
6
De Amsterdamse kooplieden
Cornelis Nuijts en
Jan Poleander krijgen
voorschrijven
aan
Languerack teneinde vier vaten
met suiker die te
Rouen worden vastgehouden, terug te krijgen.
7
Van de
koning van Zweden is een brief d.d. Dirschau 27 juli ontvangen. Hij kondigt
zijn voornemen
aan de gemene zaak in
Duitsland te herstellen,
onder verwijzing naar hetgeen
Camerarius
daarover
zal berichten.
8
De RvS dient te adviseren op het verzoek van
Jan Moerbeeck om vanuit
Antwerpen via de Republiek voor
de
prins van Polen acht kisten met
tapijten,
schilderijen en dergelijke te mogen vervoeren.
9
De RvS dient eveneens advies uit te brengen over de verzoeken van de magistraten van
Kalkar en
Xanten,
Dirck
Sluiter,
rentmeester van [huis] Boetzelaer, de deken te
Kleef
en de
heer van Kervendonck. Zij
willen
allen
levensbenodigdheden uit de Republiek halen.
10
Het concept van de akte die
Euskercken zal worden meegegeven voor
Languerack is
gelezen en goedgekeurd. Laatstgenoemde zal ook nog worden
geschreven de
kwestie van de liquidatie van de schepen zodanig te bevorderen dat
zij
resulteert in een feitelijke betaling.
11
Op nominatie van de
Staten van Holland
d.d. 18 sept. krijgt
Pompeus de Rovre, heer van Hardinxveld en raad van de stad Dordrecht,
commissie om zitting te nemen in de
RvS
. Hij heeft de eed afgelegd.
12
De Schotse predikant
Andrea Honterus wordt de resterende helft van zijn extraordinaris
traktement, nog 100 gld. over het lopende jaar, toegestaan.
132
De
Bewindhebbers van de VOC
schrijven in antwoord op de brief van HHM d.d. 15 sept. dat de
Perzische ambassadeur beter vereerd kan worden met een gouden keten dan met
linnen, dat in
Perzië fraaier is dan hier.
De ambassadeur zal een gouden keten krijgen ten bedrage van 3.500 gld., medaille en fatsoen inbegrepen.
Het antwoord van de VOC op de klachten van de zoon van de Perzische koopman is gelezen.
Bij terugkeer van de Perzische ambassadeur zal hem de inhoud van het antwoord worden voorgehouden.
14
HHM schikken zich naar het advies van de RvS het op 10 sept. ingediende verzoek van de ingezetenen van
Uedem af te wijzen.
15
Van de
prins van Denemarken is een brief d.d. Kopenhagen 12 juli ontvangen. Hij vraagt
voor zijn
vader om
honderdduizend pond lonten, honderdduizend pond gegoten lood,
honderdvijftigduizend pond buskruit, drieduizend harnassen met
pieken,
duizend paar pistolen en drieduizend musketten met bandeliers en
forketten.
Aangezien de brief oud is, houden HHM het verzoek in nader beraad.
16
De gecommitteerden die met
Reael diens instructie hebben besproken, rapporteren dat de
admiraal zich nog afvraagt hoe hij moet handelen indien
de
koning van Engeland hem ter
verdediging op
diens
kust wil houden. Kan hij de koning in die situatie vragen hem toe
te
staan zich naar de
Noordzee te begeven, op afroep
beschikbaar voor de kustverdediging? Ten tweede vraagt hij de
vice-admiraal en de schout-bij-nacht aan te mogen vullen met twee
tot
vier bekwame kapiteins die tezamen een college vormen waarmee hij
de
belangrijkste civiele en criminele zaken kan afdoen. Ten derde
vraagt
hij bij Z.Exc. een geschikte vice-admiraal te mogen voordragen.
In het geval de Engelse vloot nog niet gereed is, dient Reael zich naar de kust van
Spanje te begeven om daar op de schepen te wachten. Inzake zijn
tweede punt wordt Reael toegestaan met advies van de vice-admiraal
en
de schout-bij-nacht uit elk kwartier een bekwame kapitein te nemen.
Het derde punt zal men eenvoudig door Z.Exc. laten
beslissen. De instructie zal met deze punten worden uitgebreid en
is in
deze vorm inmiddels vastgesteld om aan Reael mee te geven.
17
De Bewindhebbers van de
WIC
schrijven d.d. Amsterdam 16 sept. in antwoord op de brief van HHM d.d. 10 sept. dat zij niemand met een absolute commissie naar
Sluis kunnen sturen omdat de Heren
Negentien daarover geen besluit hebben genomen. Ook
antwoorden zij op hetgeen door
Spinola in een
schrijven aan
Z.Exc. te berde is
gebracht over
de
gevangenen uit
Bahia de Todos os Santos die in
Spanje3 gegijzeld worden
gehouden.
Inzake het eerste punt laten HHM het bij de aan
Slachmulder en Gerardt van
Berckel
meegegeven
instructie. Van de
brief van de Bewindhebbers
gaat een kopie naar Z.Exc. met het verzoek [Spinola] te willen
antwoorden
conform de inhoud.
18
Van de eerder vanwege de preek bij de doop van de jonge
prins van Oranje toegekende 60 gld. wordt ordonnantie gedepêcheerd voor
predikant
Hugo Beyerus.
19
De RvS heeft advies uitgebracht over hetgeen
Essen en
Schaffer op 11 sept.
naar voren
hebben gebracht
inzake de servitiën te
Ravenstein en de akte
voor
de werkbazen. De Raad stelt dat de commandant van de
soldaten
deze om de veertien dagen uit de barakken zou kunnen halen en van
een
ander logies voorzien.
Z.Exc. is
geschreven in
de
zaak van de werkbazen een beslissing te nemen.
HHM zullen deze reactie aan de gedeputeerden te velde sturen met het bericht dat zij zich in het advies over de servitiën kunnen vinden.
20
HHM hebben het advies gelezen dat de RvS d.d. 9 sept. heeft verstrekt over de door
agent Carleton overhandigde memorie en lijst aangaande de afwezige Engelse
officieren. In hun besluit hebben HHM eveneens het op 17
sept. ontvangen advies van
Z.Exc.
en de
gedeputeerden te velde betrokken. Aangezien HHM zich enigszins
verplicht
hebben
door de
Engelse koning om een
lijst te vragen
met
officieren die hij bij zich wenst te houden, zal aan tien door
Z.Exc. aangegeven officieren verlof worden gegeven: baron
Willougby, burggraaf
Cecil,
baron
Horatio Veer, de ridders
Edouart Conweij,
Jan Burgh,
Jan
Raetlieff,
Alexander
Bret,
Henrij
Careij,
Thomas Dutton en
Tailor, edelman van het geschut.
Zij behouden
hun
plaatsen in de Republiek, maar zullen gedurende hun absentie geen
traktement ontvangen.
Kapiteins, luitenants en vaandragers kunnen slecht gemist worden en dienen zich weer bij hun compagnieën te voegen. Die kunnen zonder deze officieren niet goed functioneren en bovendien zou hun afwezigheid een slecht voorbeeld zijn voor zowel andere buitenlandse als inheemse officieren. De met verlof in
Engeland aanwezige officieren die daar nog verblijven en ook niet aan
de vloot verbonden worden, zullen niet meer dan vier maanden
vergoed
krijgen. Tenzij blijkt dat de RvS hem verlof heeft gegeven, zal
luitenant
Freyer worden ontslagen
omdat hij
zonder
toestemming van Z.Exc. is vertrokken.
Joachimi zal dit alles zo goed mogelijk overbrengen en zich bij Z.M.
verontschuldigen voor de punten waarop hij niet tevredengesteld kan
worden. Ook moet de ambassadeur de terugkeer van de officieren zien
te
bevorderen.
21
Johannes Rodingenus, voormalig remonstrants predikant te Zwaag onder de classis
van Hoorn, vraagt toestemming over ongeveer zes weken in handen van
HHM
de eed af te mogen leggen dat hij zijn ambt niet meer zal
vervullen.
Hij wil zich daar vestigen waar hij denkt in zijn onderhoud te
kunnen
voorzien.
Hij dient eerst een plaats van vestiging op te geven.
224
De bedijkers en ingelanden van de polder
Westenrijk compareren en willen in appèl ontvangen worden contra
Jan SirLippens,
Jacob Doorne,
Adriaen Pietersz. en
Jan
Claesz.,
commiezen van respectievelijk de
Goesschepolder,
Koudepolder,
Lovenpolder en
Willemskerkepolder.
Hijselendoorn
dient
[namens Westenrijk] de civielrechtelijk eis tot nietigverklaring
van
het appointement van de
Raad van
Vlaanderen
in. De gedaagden zou aldus het op 2 okt. 1625 bij de Raad van
Vlaanderen
ingediende
rekest moeten worden geweigerd. Bovendien zou
hier
een besluit moeten vallen over de door de eisers bij eerste
instantie
ingeleverde declaratie van dijkvelling en kosten voor de
sluis.
Namens de ingelanden van de Koudepolder verklaart
Jan Bartholt van Loo de eis niet ontvankelijk te achten en namens de andere
gedaagde polders verzoekt hij, naast weigering van het appèl,
approbatie van het appointement van de Raad van Vlaanderen.
Omdat beide partijen bij hun standpunten blijven, wordt de zaak in beraad gehouden. Zij moeten binnen acht dagen elkaar van hun stukken voorzien en binnen drie weken daaropvolgend hun op schrift gestelde advertissement van rechten indienen.