11
Enkele bewindhebbers van de
VOC
reageren op de klachten die de
Perzische ambassadeur bij zijn laatste audiëntie heeft geuit over de Compagnie.
In het
bijzonder wijzen
zij erop dat hij tijdig is ingelicht over het vertrek van de
schepen, maar dat hij met smoezen zijn verblijf heeft willen
rekken.
Marcus is zeker niet
verboden hem
nog langer te dienen, hij is juist aangesteld om de ambassadeur
naar
Perzië te begeleiden. Wat het
verschepen van zijn goederen betreft zijn zij akkoord, ook al
verzoorzaken de dertig kisten groot ongemak. De betaling voor
deze vracht zal ter discretie van de
koning
worden
gelaten.
De ambassadeur kan naar
Perzië terugkeren òf met de schepen die in
Texel
gereedliggen om bij gunstige wind uit te lopen òf door over
Moskovië te gaan. In
dat laatste geval
zijn zij bereid op hun kosten een schip te huren en hem dat
aanstaande mei te leveren.
Feit en
Schagen is verzocht de
ambassadeur tot
vertrek te bewegen.
De bewindhebbers verzoeken tevens afrekening te mogen doen of anders te worden voorzien van een akte die voorkomt dat de Admiraliteitscolleges hen lastigvallen.
De afrekening wordt toegezegd en men zal er met de aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteiten over spreken.
12/01/1627, 1
1
Deze resolutie is gedrukt:
Dunlop, Bronnen Oostindische Compagnie
Perzië I, 718.