7
Ter vergadering ontboden worden
Carleton en
Calandrini aangemaand hun belofte
van 4 nov. 1626 na te komen door de terugbetaling van de
voorschotten
voor de
vier Engelse regimenten en de
betaling van de servitiën te regelen.
Wat de voorschotten betreft zeggen zij tot nog toe geen rekening te hebben ontvangen. Commies
Van der Haer wordt gelast deze op te stellen en aan hen te geven.
Wat de servitiën aangaat stellen Carleton en Calandrini dit te hebben beloofd op voorwaarde dat de compagnieën gelegerd zouden worden in steden langs de
Maas. In plaats
daarvan zijn ze echter in grenssteden gelegerd en gebruikt. HHM
antwoorden dat zij in verband met hun vertrek daar beter gelegerd
waren dan langs de Maas. Hierop heeft Carleton toegezegd naar
Engeland te zullen schrijven.
Tevens is goedgevonden
Joachimi hiervan op de hoogte te
stellen teneinde zowel de
teruggave
van het voorschot als de betaling van de servitiën te
bevorderen.