2
HHM gaan akkoord met het conceptantwoord1 op de propositie van
Carleton.
HHM hebben de propositie d.d. 3 maart onderzocht. Deze bestaat hoofdzakelijk uit drie punten:
I Omdat het mengen van vrije koopmanschappen met verboden waar door onderdanen van de Republiek
Z.M. in tijden van oorlog groot ongemak bezorgt, heeft hij zijn
verklaring over het vrijlaten van de handel met
Frankrijk uitgesteld.
Z.M. meent dat de
Franse koning
door
het aan hem onttrekken van alle handel met bondgenoten van
Engeland eerder geneigd zal zijn het
algemeen
belang te verdedigen.
II Z.M. wil Nederlandse schepen toevoegen in verhouding tot de zestig schepen waarmee hij zich verdedigt tegen de samenwerkende Spaanse en Franse schepen. Daarnaast moeten HHM een verklaring van unie en samenwerking opstellen en het door
Languerack in Frankrijk gesloten traktaat openlijk afkeuren.
III Z.M. heeft besloten een vloot van honderd zeilen in zee te brengen om verzet te bieden tegen de grote voorbereidingen en plannen van de vijand. Hij wil (volgens de artikelen van het verdrag) een kwart aandeel staatse schepen daaraan toevoegen.
HHM antwoorden op deze punten:
I In het vermengen van koopmanschappen is opnieuw voorzien door het plakkaat dat transport van munitie en andere contrabande goederen uit de Republiek verbiedt. HHM hopen dat Z.M. daarmee tevreden is en niet de handel van geoorloofde goederen verder zal beletten. Een verbod op de handel met Frankrijk zou immers tot ondergang van de Republiek leiden waardoor er ook geen geld meer beschikbaar zou zijn om de grote kosten te water en te land te dekken. Hiervan is de
koning van Spanje op de hoogte. Met een grote zeemacht verhindert hij vanuit
zijn Vlaamse havens de zeevaart met Frankrijk en de koninkrijken
van
Z.M. Het is algemeen bekend dat de handel met de
Hanzesteden en andere aan de
Oostzee
gelegen gebieden niet alleen geruïneerd is door de oorlog tussen
de
keizer en de koningen van
Zweden en
Polen maar dat ook de koning van Spanje zal
gebruikmaken van de verkregen mogelijkheden op de
Elbe,
Wezer en andere rivieren om
de
Republiek te verwoesten. Als daarnaast Z.M. de handel met Frankrijk
zou
verbieden en de Franse koning als vergelding die met
Groot-Brittannië,
dan zou dat uiteindelijk een dodelijke slag toebrengen aan deze
staat
en de kostendekking van zijn equipage. Het zou de Nederlandse
havens
openen voor vijandelijke schepen.
Daarom hebben HHM hun ambassadeurs gelast dit duidelijk voor te stellen
aan de koning. Zij vertrouwen erop dat deze niets onderneemt wat
tot
ondergang van hun staat en vervolgens ook van Engeland zou leiden.
Daarmee zou Z.M. immers de plannen steunen van de koning van
Spanje,
die door het verhinderen van de handel de vernietiging van deze
staat
nastreeft en zo meester van de gehele christenheid kan worden. HHM
hopen dat Z.M. zal luisteren naar het voorstel van hun
ambassadeurs.
II Op dit punt achten HHM momenteel geen besluit nodig, vanwege de terugtrekking van de Spaanse schepen. Aangaande de openlijke verklaring van unie en samenwerking heeft Z.M. in alle besprekingen via zijn commissarissen en andere ministers altijd verklaard het goed te vinden wanneer de Republiek onzijdig blijft. Zo kan zij zich beter inzetten voor de bemiddeling tussen Frankrijk en Engeland. HHM vinden het ook niet nodig een andere verklaring af te leggen over het door Langerack gesloten verdrag. Deze is immers reeds aan de gehele wereld bekend en meegegeven aan hun extraordinaris ambassadeurs in Frankrijk.
III HHM zijn gereed hun aandeel schepen bij de vloot van Z.M. te voegen, mits zij door een handelsverbod geen geld tekort komen voor de equipage. Zij proberen hiermee aan hun alliantieverplichtingen te blijven voldoen. De twee genoemde vorige vloten zijn echter op zee gebracht zonder voorgaande communicatie en plannen. Daardoor heeft de eerste vloot geen enkel resultaat geboekt terwijl de tweede in
Plymouth aangekomen geen schepen van Z.M. heeft aangetroffen. Na veel
tijdverlies is deze vloot in een zeer gevaarlijke periode alleen op
zee
gegaan richting kust van Spanje. HHM willen dus eerst bespreken
welk
doel de genoemde vloot beoogt in het nadeel van de vijand.
HHM laten
De Bie en
Noortwyck dit
antwoord aan Carleton overbrengen.
01/04/1628, 2
1
Dit in het Frans gestelde concept is geïnsereerd in S.G. 3187 en in vertaling gedrukt in:
Aitzema, S. & O. kwarto II, 589-591/folio I,
760-761. Op 5 april besluiten HHM de datum dit antwoord te dateren op 5 in plaats van 1 april.