01/04/1628

 
English | Nederlands

01 - 04 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 HHM bespreken de gisteren door Carleton genoemde punten. Carleton wil luitenant-kolonel Astley graag met de door hem naar Stade te zenden levensmiddelen meesturen. Vanwege zijn contacten daar met de gouverneur van Glückstadt zou hij kunnen adviseren over de beste manier om de vivres Stade binnen te krijgen.
HHM gaan hiermee niet akkoord omdat Astley in staatse dienst is en het schending van de neutraliteit zou lijken als hij hiervoor wordt ingezet.
HHM machtigen commissaris Hogenhoeck om zes van de door de secretaris van de koning van Denemarken meegebrachte blanco commissies hem afhandig te maken. Deze moet Hogenhoeck zo nodig verdelen onder de reeds op de Elbe varende of daarheen vertrekkende scheepskapiteins zodat zij hun dienst voortaan doen in naam van de koning van Denemarken. Zij moeten dan wel verzekeren daarvoor geen traktement van Z.M. te eisen en in betaling bij HHM te blijven.
HHM schrijven de gedeputeerden in Emden. Zij moeten de commandant aldaar aanzeggen dat het niet de bedoeling is de lichting van ruiters voor de koning van Groot-Brittannië binnen Emden te verhinderen als die niet uit de Republiek of uit de in de stad gelegen compagnieën afkomstig zijn. Binnen en buiten Emden gelegerd krijgsvolk uit de Republiek mag niet van kant wisselen en volk uit de Republiek niet uit het land worden gehaald conform het plakkaat van 21 maart, aangezien het land zelf een lichting doet. Ook is het niet de bedoeling Engelse schepen te verhinderen wanneer deze voor het transport van de gelichte ruiters worden gebruikt.

2 HHM gaan akkoord met het conceptantwoord1 op de propositie van Carleton.
HHM hebben de propositie d.d. 3 maart onderzocht. Deze bestaat hoofdzakelijk uit drie punten:
I Omdat het mengen van vrije koopmanschappen met verboden waar door onderdanen van de Republiek Z.M. in tijden van oorlog groot ongemak bezorgt, heeft hij zijn verklaring over het vrijlaten van de handel met Frankrijk uitgesteld. Z.M. meent dat de Franse koning door het aan hem onttrekken van alle handel met bondgenoten van Engeland eerder geneigd zal zijn het algemeen belang te verdedigen.
II Z.M. wil Nederlandse schepen toevoegen in verhouding tot de zestig schepen waarmee hij zich verdedigt tegen de samenwerkende Spaanse en Franse schepen. Daarnaast moeten HHM een verklaring van unie en samenwerking opstellen en het door Languerack in Frankrijk gesloten traktaat openlijk afkeuren.
III Z.M. heeft besloten een vloot van honderd zeilen in zee te brengen om verzet te bieden tegen de grote voorbereidingen en plannen van de vijand. Hij wil (volgens de artikelen van het verdrag) een kwart aandeel staatse schepen daaraan toevoegen.
HHM antwoorden op deze punten:
I In het vermengen van koopmanschappen is opnieuw voorzien door het plakkaat dat transport van munitie en andere contrabande goederen uit de Republiek verbiedt. HHM hopen dat Z.M. daarmee tevreden is en niet de handel van geoorloofde goederen verder zal beletten. Een verbod op de handel met Frankrijk zou immers tot ondergang van de Republiek leiden waardoor er ook geen geld meer beschikbaar zou zijn om de grote kosten te water en te land te dekken. Hiervan is de koning van Spanje op de hoogte. Met een grote zeemacht verhindert hij vanuit zijn Vlaamse havens de zeevaart met Frankrijk en de koninkrijken van Z.M. Het is algemeen bekend dat de handel met de Hanzesteden en andere aan de Oostzee gelegen gebieden niet alleen geruïneerd is door de oorlog tussen de keizer en de koningen van Zweden en Polen maar dat ook de koning van Spanje zal gebruikmaken van de verkregen mogelijkheden op de Elbe, Wezer en andere rivieren om de Republiek te verwoesten. Als daarnaast Z.M. de handel met Frankrijk zou verbieden en de Franse koning als vergelding die met Groot-Brittannië, dan zou dat uiteindelijk een dodelijke slag toebrengen aan deze staat en de kostendekking van zijn equipage. Het zou de Nederlandse havens openen voor vijandelijke schepen. Daarom hebben HHM hun ambassadeurs gelast dit duidelijk voor te stellen aan de koning. Zij vertrouwen erop dat deze niets onderneemt wat tot ondergang van hun staat en vervolgens ook van Engeland zou leiden. Daarmee zou Z.M. immers de plannen steunen van de koning van Spanje, die door het verhinderen van de handel de vernietiging van deze staat nastreeft en zo meester van de gehele christenheid kan worden. HHM hopen dat Z.M. zal luisteren naar het voorstel van hun ambassadeurs.
II Op dit punt achten HHM momenteel geen besluit nodig, vanwege de terugtrekking van de Spaanse schepen. Aangaande de openlijke verklaring van unie en samenwerking heeft Z.M. in alle besprekingen via zijn commissarissen en andere ministers altijd verklaard het goed te vinden wanneer de Republiek onzijdig blijft. Zo kan zij zich beter inzetten voor de bemiddeling tussen Frankrijk en Engeland. HHM vinden het ook niet nodig een andere verklaring af te leggen over het door Langerack gesloten verdrag. Deze is immers reeds aan de gehele wereld bekend en meegegeven aan hun extraordinaris ambassadeurs in Frankrijk.
III HHM zijn gereed hun aandeel schepen bij de vloot van Z.M. te voegen, mits zij door een handelsverbod geen geld tekort komen voor de equipage. Zij proberen hiermee aan hun alliantieverplichtingen te blijven voldoen. De twee genoemde vorige vloten zijn echter op zee gebracht zonder voorgaande communicatie en plannen. Daardoor heeft de eerste vloot geen enkel resultaat geboekt terwijl de tweede in Plymouth aangekomen geen schepen van Z.M. heeft aangetroffen. Na veel tijdverlies is deze vloot in een zeer gevaarlijke periode alleen op zee gegaan richting kust van Spanje. HHM willen dus eerst bespreken welk doel de genoemde vloot beoogt in het nadeel van de vijand.
HHM laten De Bie en Noortwyck dit antwoord aan Carleton overbrengen.

3 Noortwyck, Brouwer en Walta zullen de door de heer Lopes verzochte uitvoer van schepen, geschut, touwen, masten en anderszins bespreken met Z.Exc.

4 De Bie en Haersolte hebben geen overeenstemming bereikt tussen de reders van de vijf zoutschepen uit Hoorn en de gedeputeerden van de WIC . Bij minder hoge eisen van de reders wil de Compagnie een redelijke overeenkomst sluiten.
HHM zullen beide partijen overhalen hun onenigheid te laten beoordelen door drie rechtsgeleerden en drie kooplieden. HHM zullen deze kiezen uit een door beide partijen opgegeven dubbeltal.

5 HHM lezen een memorie van de ambassadeur van Frankrijk. Hij verzoekt aanbevelingsbrieven voor de magistraat van Amsterdam opdat er spoedig recht wordt gesproken voor Bartram Bizoton die enkele door Compaen van Fransen gestolen en door Roderigo Mendez en andere Portugezen binnengebrachte goederen opeist.
HHM sturen de memorie door [naar de Amsterdamse magistraat].

6 De Admiraliteit te Amsterdam bericht over het rekest van Bartholomeus Matthijssen. Als voormalig kapitein heeft hij tijdens het Bestand net als de anderen maandelijks 12 gld. extraordinaris traktement ontvangen. Met het aflopen van het Bestand is dit vervallen en nu is Matthijssen in armoede geraakt.
HHM machtigen de Admiraliteit in redelijkheid op Matthijssens verzoek om verlenging van zijn traktement te beslissen.

7 Op de voorwaarden uit de op 20 maart ontvangen brief van de gedeputeerden te Emden staan HHM niet toe iemand commissie op de Eems te geven. De afpersing en de klachten daarover zouden immers groot uitvallen terwijl ook de Admiraliteit niet tevreden zouden zijn wanneer men de competentie over opgebrachte goederen aan haar onttrekt.

8 Uit medelijden geven HHM Jacomina Nivijl 9 gld.

9 Op herhaald verzoek van Jan Raij stemmen HHM in met de uitvoer van honderdduizend pond zwavel in plaats van de op 27 maart toegezegde duizend pond indien hij daarover belasting betaalt.

10 HHM lezen het rekest van Philips Doublet, wagenmeester van het leger. Hij verzoekt intrekking van de resolutie d.d. 27 juni 1627, aangezien hem daardoor zijn emolumenten zijn ontnomen, of toekenning van een passend traktement voor zijn werkzaamheden.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.

11 Vanwege eerdere resoluties stemmen HHM niet in met het verzoek van Maria Wiems, weduwe van kapitein Brounfielt, om ondersteuning.

12 Op de nadere instantie van Herman Craijvanger, voormalig rechter op Amboina, depêcheren HHM ordonnantie van 300 gld. voor een hem op 27 sept. 1626 toegekend en op 27 sept. 1627 vervallen jaar onderhoud.

13 HHM lezen het advies van de generaals van de konvooien en licenten over het op 25 maart ingediende rekest van de pachters van de konvooien en licenten. Aangezien HHM de licenten hebben gesloten staan de pachters in hun recht met hun verzoek om vergoeding krachtens het 32ste artikel van de ordonnantie. Op deze vergoeding moeten echter de verhoging van de goederen op Calais en Boulogne-sur-Mer tot en met de Somme, het betaalde Bosch' licent waar men geen licent placht te heffen en de verhoging in enkele plaatsen in mindering worden gebracht. Vervolgens dient de vergoeding niet over het vorige maar over het komende jaar te worden getaxeerd. Dan is het plakkaat van retorsie ingetrokken en zijn de licenten op dezelfde voet gesteld als tijdens de verpachtingen.
HHM stellen een besluit hierover uit.

14 De generaals van de konvooien en licenten schrijven wat hun nuttig lijkt ter bevordering van de inkomsten uit de konvooien en licenten. Dit betreft de zuivering van de binnenlandse paspoorten, loscedels, visitatie van goederen, vrijstelling onder cautie, de lijst van het zijden laken, hout, beverhaar, ossen, paarden en het licent van de goederen die van de Maas naar Calais gaan, die per kar en langs Bremen gaan en ook het licent van het eigen gewas.
HHM schorten een besluit hierover op.

1 Dit in het Frans gestelde concept is geïnsereerd in S.G. 3187 en in vertaling gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 589-591/folio I, 760-761. Op 5 april besluiten HHM de datum dit antwoord te dateren op 5 in plaats van 1 april.