18/05/1628, 8

 
English | Nederlands

18/05/1628, 8

8 Feit en de andere gecommitteerden melden de ambassadeurs van Engeland het antwoord van HHM te hebben gegeven. Na lezing hiervan hebben de ambassadeurs op het eerste lid geantwoord gehoopt te hebben op een door de Merchant Adventurers verzochte uitgebreidere verklaring inzake het tegengaan van de gevreesde confiscatie van het laken. Hierop hebben zij echter niet aangedrongen aangezien zij de Republiek alles wel toevertrouwen. Daarbij is de zaak zo gelaten.
De ambassadeurs verzoeken inzake het tweede lid van het antwoord dat HHM hun gezanten in Engeland gelasten informatie in te winnen over het nieuw te vormen bondgenootschap tussen de koningen van Groot-Brittanniƫ, Denemarken en Zweden en aan de besprekingen daarover deel te nemen en daarover te adviseren. Tevens zouden HHM de provincies over deze nieuwe alliantie moeten schrijven en een vaste regeling treffen voor de betrekking tussen hun oorlogsschepen en die van de koning van Groot-Brittanniƫ indien de Spanjaarden overlast willen doen aan de Oostzee, de Elbe of de Eems.
HHM laten hun gecommitteerden de Engelse ambassadeurs verklaren dat zij hun gezanten in Engeland gelasten het genoemde bondgenootschap met de commissarissen en ambassadeurs van de verschillende majesteiten te bespreken en over alles aan HHM te berichten. Verder moeten de gecommitteerden verklaren dat de Republiek niet voortdurend oorlogsschepen op de Oostzee heeft terwijl de schepen op de Elbe commissie hebben van de koning van Denemarken. Wel hebben HHM enkele schepen naar de Eems gestuurd voor de beveiliging van deze rivier. Indien de koning van Groot-Brittanniƫ daar enkele schepen bij zou willen voegen, zijn HHM bereid de officieren van hun schepen te gelasten onder alle omstandigheden met die van Z.M. samen te werken.
Verder berichten de gecommitteerden dat de Engelse ambassadeurs hebben ingestemd met het derde lid van het antwoord. Inzake het vierde lid hebben zij ernstig aangedrongen dat HHM de uitvoer van Franse schepen, munitie en toebehoren verbieden.
HHM laten de gecommitteerden verklaren dat daarin door het laatst uitgevaardigde plakkaat afdoende wordt voorzien. Daarbij laten zij de zaak.
Ten slotte hebben de Engelse ambassadeurs verzocht na het woord "binnenvallen" [envahir] in het vijfde lid van het antwoord de woorden "gezamenlijk of afzonderlijk onder welk voorwendsel dat zou zijn" toe te voegen.
HHM vinden het goed slechts de woorden "onder welk voorwendsel dat zou zijn" toe te voegen.