18 - 05 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM blijven bij hun op 16 mei genomen resolutie aangaande de door secretaris
Gunter van
Joost Brasser verzochte
betaling van 18.021 gld. 17 st. 8 d. Zij verzoeken
Bas nogmaals ernstig de partijen
te
horen en indien mogelijk tot
elkaar te brengen.
2
Aangaande het door de
WIC
voorgestelde konvooi van oorlogsschepen ter beveiliging van twee kostbaar beladen schepen uit
Guinea, schrijven HHM de
Admiraliteit te
Rotterdam
, de
Admiraliteit in
Zeeland
en luitenant-admiraal
Dorp langs
de
kust. Zij moeten de scheepskapiteins bevelen de genoemde schepen
veilig
naar de Republiek te begeleiden, wanneer zij deze op zee
tegenkomen.
3
Een brief van resident
Aissema d.d. Hamburg 17/27 mei behoeft geen resolutie.
4
Secretaris
Volbergen doet namens de
Generaliteitsrekenkamer
een verklaring aangaande
de
terugvordering van ongeveer 5.000 gld. die de
Admiraliteit te Rotterdam
indertijd
in strijd met het reglement heeft genoten. Naast hetgeen de
gedelegeerde
rechters in deze kwestie hebben onderzocht, zegt Volbergen dat de
fiscaal van het College de
genoemde
post niet wil terugbetalen. Verder beweert hij dat dezelfde soort
posten van de
Admiraliteit te
Amsterdam
tussen 1624 en 1627 ruim 60.000 gld. belopen
en
dat er opdracht is gegeven tot terugbetaling hiervan.
HHM laten de Rekenkamer een overzicht inleveren van alle posten die de Admiraliteitscolleges in strijd met het reglement hebben ontvangen.
5
HHM lezen het rekest van
Boudewyn de Man c.s., aanvragers van een octrooi om salpeter te maken en te
raffineren. Zij verzoeken uitgesloten te worden van het plakkaat op
het
zuiveren van salpeter van 27 juli 1626. Anders willen zij dat hun
salpeter conform het plakkaat wordt onderzocht, waarbij het
aangetroffen vuil niet mag worden meegeteld. Bovendien dient de
koper
de kosten
te dragen van
het bij het smelten verbruikte water en vuur. Ten
tweede vragen de supplianten ontheffing van de belasting op de
brandstof die zij bij het raffineren van de salpeter
verbruiken.
HHM vragen over het eerste punt advies aan de RvS en wijzen het tweede af.
6
De
heer van Dyden, commandant van Emmerik, verzoekt HHM ontvanger
Onckel te gelasten hem spoedig het
door hem voorgeschoten geld voor het onderhoud van de compagnie van
Soppenbroeck terug te betalen.
Daarnaast vraagt hij acht te slaan op de op 14 mei1genomen resolutie over deze
kwestie.
HHM laten Dyden zonder onderscheid betalen uit de contributies, schulden en ander in het Land van
Mark,
Berg,
Ravensberg,
Kleef en
Ravenstein geïnde oorlogsgeld. Door deze betaling
mag
echter niet de compagnie van Soppenbroeck worden verzwakt.
7
HHM onderzoeken opnieuw het verzoek van de
weduwe van kapitein Antonis van
Wassenhoven om betaling van 8.490 gld. 16 st. voor de
dienst
van
haar man te water. Volgens een op 11 mei opgesteld advies van de
Admiraliteit te Rotterdam
moet
de
suppliante geduld hebben totdat de provincies hun consenten voor de
repartitie van de oude schulden van de Admiraliteiten hebben
gegeven.
Als dit is gebeurd, nemen HHM een nader besluit over het verzoek.
8
Feit en de andere gecommitteerden melden de ambassadeurs van
Engeland het antwoord van HHM te hebben gegeven.
Na
lezing hiervan hebben de ambassadeurs op het eerste lid geantwoord
gehoopt te hebben op een door de Merchant Adventurers verzochte
uitgebreidere verklaring inzake het tegengaan van de gevreesde
confiscatie van het laken. Hierop hebben zij echter niet
aangedrongen
aangezien zij de Republiek alles wel toevertrouwen. Daarbij is de
zaak
zo gelaten.
De ambassadeurs verzoeken inzake het tweede lid van het antwoord dat HHM hun gezanten in Engeland gelasten informatie in te winnen over het nieuw te vormen bondgenootschap tussen de koningen van
Groot-Brittannië,
Denemarken en
Zweden en aan de besprekingen
daarover
deel te nemen en daarover te adviseren. Tevens zouden HHM de
provincies
over deze nieuwe alliantie moeten schrijven en een vaste regeling
treffen voor de betrekking tussen hun oorlogsschepen en die van de
koning van Groot-Brittannië indien de Spanjaarden
overlast
willen doen aan de
Oostzee, de
Elbe
of de
Eems.
HHM laten hun gecommitteerden de Engelse ambassadeurs verklaren dat zij hun gezanten in Engeland gelasten het genoemde bondgenootschap met de commissarissen en ambassadeurs van de verschillende majesteiten te bespreken en over alles aan HHM te berichten. Verder moeten de gecommitteerden verklaren dat de Republiek niet voortdurend oorlogsschepen op de Oostzee heeft terwijl de schepen op de Elbe commissie hebben van de koning van Denemarken. Wel hebben HHM enkele schepen naar de Eems gestuurd voor de beveiliging van deze rivier. Indien de koning van Groot-Brittannië daar enkele schepen bij zou willen voegen, zijn HHM bereid de officieren van hun schepen te gelasten onder alle omstandigheden met die van Z.M. samen te werken.
Verder berichten de gecommitteerden dat de Engelse ambassadeurs hebben ingestemd met het derde lid van het antwoord. Inzake het vierde lid hebben zij ernstig aangedrongen dat HHM de uitvoer van Franse schepen, munitie en toebehoren verbieden.
HHM laten de gecommitteerden verklaren dat daarin door het laatst uitgevaardigde plakkaat afdoende wordt voorzien. Daarbij laten zij de zaak.
Ten slotte hebben de Engelse ambassadeurs verzocht na het woord "binnenvallen" [envahir] in het vijfde lid van het antwoord de woorden "gezamenlijk of afzonderlijk onder welk voorwendsel dat zou zijn" toe te voegen.
HHM vinden het goed slechts de woorden "onder welk voorwendsel dat zou zijn" toe te voegen.
9
HHM bespreken de gisteren ontvangen brieven van de gezanten in
Engeland.
HHM laten hun afgevaardigden ambassadeur
Carlaton schriftelijk aansporen tot terugbetaling van de op zijn
verzoek in 1624 aan de
Engelse
koning
geleende 650.000 gld. en de vervallen rente
10
Mr.
Coenraedt Doese c.s. vragen octrooi aan om gedurende achttien jaar exclusief
staal en staaldraad te mogen vervaardigen.
HHM verlenen hun in de vereiste vorm octrooi voor zeven jaar mits het een nieuwe uitvinding betreft.
11
Kapitein
La Grandire
, tijdelijk enerzijds op het land en anderzijds op
Overijssel
gerepartieerd, verzoekt betaling van vier maanden soldij voor zijn compagnie.
HHM geven het verzoek aan de RvS om de betaling te regelen.
12
Het namens
Jan Bode, voerman en inwoner van Hoey in het Land van Luik,
ingediende verzoek om met vier met diverse goederen beladen karren
van
Hoey naar
Brabant en
terug te rijden, is afgewezen.
13
Sir
Jacob Asteley, kapitein en momenteel luitenant-kolonel van het regiment
van generaal
Morgan, verzoekt drie
maanden sinds de beëindiging van zijn verlof vervallen soldij voor
hem
en zijn mannen.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
14
Voorlopig bewaren HHM de als geschenk voor ambassadeur
Carlille vervaardigde maar nog niet geschonken keten. Intussen zoeken
zij in de retroacta naar de in
Engeland aan de
commissarissen van de
koning
beloofde
grote geschenken.
15
De
Generaliteitsrekenkamer
adviseert d.d. 17 mei over het op 13 mei ingediende rekest van ontvanger
Pieter Martsz. Houffyser. Volgens de Rekenkamer
is de op 30 nov. 1617 door ontvanger Houffyser op akte van de
Admiraliteit te Amsterdam
aan
graaf
Casemeres van Levesteijn betaalde
600
pond niet in dienst van het land gebruikt.
HHM laten de ontvanger desalniettemin de 600 gld. goedkeuren en ter verrekening opschrijven. Zij bekijken of het bedrag niet uit de door Levestein nagelaten goederen kan worden teruggevorderd. Verder gelasten HHM de Admiraliteit te Amsterdam alleen ordonnanties te passeren voor zaken die rechtstreeks in dienst of ten behoeve van het College zijn.
16
De
Generaliteitsrekenkamer
adviseert d.d. 17 mei over het op 22 april ingediende rekest van de erfgenamen van mr.
Jan van de Warcke, bij leven raad en pensionaris van de Staten van Zeeland. Na
onderzoek heeft de Rekenkamer niet bevonden dat de geëiste
ordonnantie
van 1.200 pond in een van de Generaliteitsrekeningen is gepasseerd.
De
erfgenamen zouden met de in hun bezit zijnde originele ordonnantie
dan
ook alsnog de 1.200 pond betaald moeten krijgen. Zij moeten dan wel
borg stellen het geld terug te betalen wanneer later uit een
betalingsafschrift of anderszins blijkt dat het reeds eerder is
betaald.
HHM sluiten zich aan bij dit advies.
17
Juriaen Jansz., voormalig schipper op boeier De
Hoope, verzoekt de
Admiraliteit
in
het Noorderkwartier
te bevelen kapitein
Jan Gysen en zijn matrozen het
geld te
laten betalen van hetgeen zij op haar verzoek hebben ontvangen,
indien
dit zou blijken. Anders zouden kapitein en
matrozen tenminste voldoende borg moeten stellen voor de
terugbetaling. Ook vragen zij HHM de
fiscaal en Gysen te bevelen binnen
een
bepaalde termijn dupliek te geven.
HHM geven het rekest voor advies aan het Admiraliteitscollege met het verbod geen geld meer aan de genoemde kapitein en zijn matrozen te laten betalen. Verder bevelen zij voldoende borg te eisen voor het reeds door hen ontvangen geld opdat het land geen schade lijdt indien het vonnis zou worden vernietigd.
18
Naar aanleiding van een voorstel verklaren HHM geen uitzonderingen te kunnen maken op het vastgelegde reglement inzake de legaten.
19
Burgemeester
Hendrick Schoonenborch, de raden
Hugo van
Nyeveen en
Gerhardus
Buningen, alsmede dr.
Andreas Winshemius, syndicus en
secretaris van Groningen, compareren met hopman
Henderick Heijnens en jonker
Joost Polman van de gezworen
gemeente.
Krachtens hun geloofsbrieven d.d. Groningen 26 april verklaren
zij
gereed te zijn om te horen wat die van de
Ommelanden te
zeggen hebben, daarop te antwoorden, een bespreking te houden en
indien
mogelijk naar aanleiding hiervan voor HHM te schikken.
HHM laten de partijen hiertoe morgen compareren. Indien zij onderling geen regeling kunnen treffen, dan zullen HHM deze bij arbitrage vaststellen.
20
Het verzoek van
Jan Pietersz. Esgens alias Quaboer om een levenslang maandtraktement vanwege zijn goede
diensten geven HHM voor advies aan de
Admiraliteit van het Noorderkwartier
.