10
Wijnant van Heimbach, raad van de keurvorst van Brandenburg in Emmerik, dient
mondeling en
schriftelijk een propositie in.1
In twee brieven hebben HHM de
Kleefse raden te
Emmerik
[Emmerich]
verzocht het innen van
de
contributies beter te regelen. Indien resultaat achterwege zou
blijven,
zouden HHM
Gent gelasten de
contributies te innen. De raden menen dit echter zelf beter te
kunnen
doen
dan een vreemde. In de andere brief melden HHM Gent reeds in zijn
functie als overste van de keurvorstelijke troepen te
hebben
aangesteld om de contributies in het vorstendom
Berg en de graafschappen
Mark en
Ravensberg te
innen. Voordat de Kleefse regering de brieven heeft ontvangen,
was zij al op de hoogte van de patenten of akten die tot
smaad
van de
keurvorst verspreid worden
en waarmee HHM Gent de genoemde commissie zouden hebben gegeven. De
Kleefse
regering begrijpt niet hoe HHM hun kunnen vragen om het beheer van
de
contributies op orde te krijgen en tegelijkertijd het beheer uit
hun
handen te nemen en aan een ander over te dragen. De aanstelling van
Gent
-
zoals uit de brief van HHM valt op te maken - kan hierdoor
slechts
leiden tot benadeling van de keurvorst. Als
landsheer
mag alleen hij immers de officieren aanstellen en afzetten.
Bovendien beheert de keurvorst Berg, Mark en Ravensberg, hun onderdanen en de daar verkregen contributies conform de inhoud van het verdrag, dat hij altijd heeft nageleefd. Ook het akkoord na de daarover in 1623 en 1624 gerezen conflicten laat het beheer van de contributies aan hem over. Als HHM dit aan anderen overdragen, dan is dat een ontoelaatbare inbreuk op zijn recht en gezag. De Kleefse regering begrijpt niet wat HHM tot een dergelijk besluit heeft bewogen. De door hen geconstateerde nalatigheid bij de inning van de contributies, de grote achterallige betalingen, de besteding van het hoorngeld van het Land van
Kleef en de licenten van
Soest
[in Westfalen] en
Lünen aan andere zaken dan de oorlog en de
vrijstelling van de contributies voor
Huissen,
Neustadt en
Gimborn zijn geen redenen
voor deze resolutie. Ten eerste omdat HHM hiervan volledig op de
hoogte
zijn
gesteld, zodat zij daartegen geen bezwaar kunnen maken. Als HHM
daarmee
nog niet tevreden zijn, is dat nog geen reden de
keurvorst
zijn recht op de contributies te ontzeggen of zijn officieren aan
te
stellen of af te zetten. Wanneer er onenigheid tussen
bondgenoten
is, waartoe beide kanten oorzaak hebben gegeven, hoeft nog niet
één
van de partijen haar recht te verliezen. De aangegeven bezwaren
zijn nog geen reden om Gent opnieuw in dienst van
de
keurvorst en tegen diens wil aan te stellen.
Alle omstandigheden in ogenschouw genomen zullen HHM bevinden dat de Kleefse regering niet is tekortgeschoten inzake de resterende en lopende contributies in Berg, Mark en Ravensberg. De commissie van Gent zal de ondergang van het krijgsbedrijf brengen in plaats van de voorgestelde verbeteringen. De Kleefse regering laat weten opnieuw een regeling te hebben getroffen inzake het beheer van de keurvorstelijke contributies, zodat HHM nu niets meer van haar te eisen hebben. Hierover kunnen HHM alle informatie ontvangen indien zij iemand afvaardigen. Anders zou de vergadering te lang worden opgehouden.
De Kleefse regering hoopt dat HHM hun maatregel willen herzien en de akte van Gent intrekken. Dit dient zonder uitstel te gebeuren, omdat het gehele land er reeds van op de hoogte is en de minachting van de keurvorst diens krijgsvolk en onderdanen in verwarring brengt.
HHM zullen de propositie morgen bespreken.
29/05/1628, 10
1
De propositie is
geïnsereerd in S.G.
3187 en gedrukt in:
Aitzema, S. & O. kwarto II,
667-669/folio I, 792-793.