29/05/1628, 10

 
English | Nederlands

29/05/1628, 10

10 Wijnant van Heimbach, raad van de keurvorst van Brandenburg in Emmerik, dient mondeling en schriftelijk een propositie in.1
In twee brieven hebben HHM de Kleefse raden te Emmerik [Emmerich] verzocht het innen van de contributies beter te regelen. Indien resultaat achterwege zou blijven, zouden HHM Gent gelasten de contributies te innen. De raden menen dit echter zelf beter te kunnen doen dan een vreemde. In de andere brief melden HHM Gent reeds in zijn functie als overste van de keurvorstelijke troepen te hebben aangesteld om de contributies in het vorstendom Berg en de graafschappen Mark en Ravensberg te innen. Voordat de Kleefse regering de brieven heeft ontvangen, was zij al op de hoogte van de patenten of akten die tot smaad van de keurvorst verspreid worden en waarmee HHM Gent de genoemde commissie zouden hebben gegeven. De Kleefse regering begrijpt niet hoe HHM hun kunnen vragen om het beheer van de contributies op orde te krijgen en tegelijkertijd het beheer uit hun handen te nemen en aan een ander over te dragen. De aanstelling van Gent - zoals uit de brief van HHM valt op te maken - kan hierdoor slechts leiden tot benadeling van de keurvorst. Als landsheer mag alleen hij immers de officieren aanstellen en afzetten.
Bovendien beheert de keurvorst Berg, Mark en Ravensberg, hun onderdanen en de daar verkregen contributies conform de inhoud van het verdrag, dat hij altijd heeft nageleefd. Ook het akkoord na de daarover in 1623 en 1624 gerezen conflicten laat het beheer van de contributies aan hem over. Als HHM dit aan anderen overdragen, dan is dat een ontoelaatbare inbreuk op zijn recht en gezag. De Kleefse regering begrijpt niet wat HHM tot een dergelijk besluit heeft bewogen. De door hen geconstateerde nalatigheid bij de inning van de contributies, de grote achterallige betalingen, de besteding van het hoorngeld van het Land van Kleef en de licenten van Soest [in Westfalen] en Lünen aan andere zaken dan de oorlog en de vrijstelling van de contributies voor Huissen, Neustadt en Gimborn zijn geen redenen voor deze resolutie. Ten eerste omdat HHM hiervan volledig op de hoogte zijn gesteld, zodat zij daartegen geen bezwaar kunnen maken. Als HHM daarmee nog niet tevreden zijn, is dat nog geen reden de keurvorst zijn recht op de contributies te ontzeggen of zijn officieren aan te stellen of af te zetten. Wanneer er onenigheid tussen bondgenoten is, waartoe beide kanten oorzaak hebben gegeven, hoeft nog niet één van de partijen haar recht te verliezen. De aangegeven bezwaren zijn nog geen reden om Gent opnieuw in dienst van de keurvorst en tegen diens wil aan te stellen.
Alle omstandigheden in ogenschouw genomen zullen HHM bevinden dat de Kleefse regering niet is tekortgeschoten inzake de resterende en lopende contributies in Berg, Mark en Ravensberg. De commissie van Gent zal de ondergang van het krijgsbedrijf brengen in plaats van de voorgestelde verbeteringen. De Kleefse regering laat weten opnieuw een regeling te hebben getroffen inzake het beheer van de keurvorstelijke contributies, zodat HHM nu niets meer van haar te eisen hebben. Hierover kunnen HHM alle informatie ontvangen indien zij iemand afvaardigen. Anders zou de vergadering te lang worden opgehouden.
De Kleefse regering hoopt dat HHM hun maatregel willen herzien en de akte van Gent intrekken. Dit dient zonder uitstel te gebeuren, omdat het gehele land er reeds van op de hoogte is en de minachting van de keurvorst diens krijgsvolk en onderdanen in verwarring brengt.
HHM zullen de propositie morgen bespreken.

1 De propositie is geïnsereerd in S.G. 3187 en gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 667-669/folio I, 792-793.