29 - 05 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De volmachten van
Vredewold en het westelijk gelegen deel van
Langewold
vragen of de gecommitteerden tot de arbitrage in de geschillen
tussen
Groningen en
Ommelanden ook hun
klachten kunnen onderzoeken.
HHM verklaren hierop niet in te kunnen gaan. Zij verwijzen de supplianten naar de
Staten
van Groningen
om daar hun remonstrantie te doen.
2
Orateur
Haga schrijft d.d. Constantinopel [Istanbul] 1 april over de door
enkele
Grieken gepleegde moord op
Maerten Pietersz., schipper uit
Edam,
en zijn bootsgezellen op het schip Sainte
Maria.
HHM nemen hierop geen besluit.
3
Orateur
Haga schrijft d.d. Constantinopel [Istanbul] 1 april dat vier
grote
Nederlandse door de Genuesen bevrachte schepen met Nederlandse
banieren
zonder toestemming van de
Grote
Heer in
Griekenland
koren hebben gekocht. Hiermee hebben zij zowel de plakkaten van de
landen daar als die van HHM geschonden.
Van der Dussen,
Brouwer en
Aelbertsz. moeten de genoemde
plakkaten
onderzoeken en er nader over berichten.
4
Ambassadeur
Oosterwijck stuurt d.d. Venetië 12 mei een door hem op 11 mei
gedane propositie voor
Venetië
en
het antwoord daarop.
HHM antwoorden Oosterwijck diens moeite voor het verzoeken van de maandelijkse subsidie te waarderen, maar geenszins tevreden te zijn met het antwoord dat slechts bestaat uit ongegronde excuses. Hij moet nader aandringen op de betaling van het subsidie. Indien dit wordt geweigerd, begrijpen HHM niet waartoe het bondgenootschap tussen Venetië en de Verenigde Nederlanden verder zou dienen.
Feit,
Noortwyck,
Van der Dusse,
Brouwer,
Rode,
Oenema,
Aelbertsz. en
Clant moeten met thesaurier-generaal
Van Goch inzicht krijgen in de
ontvangst van de contributies en de besteding daarvan, vooral in de
periode dat Venetië de maandelijkse subsidie heeft
betaald. Toentertijd is de verlaging van de quoten van
Gelderland
en
Overijssel
betaald van het
subsidie in
plaats
van de
contributies. De gecommitteerden moeten daarover
berichten en Van
Goch
moet de zaak voorbereiden.
5
HHM bespreken het schaften van de matrozen die van de momenteel op de
Waal gelegen schepen worden gelegerd in de acht redoutes van
Overbetuwe,
Nederbetuwe en de
Tielerwaard.
HHM zullen voorlopig voor twee maanden het schaften van de matrozen voortzetten. Intussen proberen zij volk te krijgen dat zonder schaft wil dienen.
Omdat de Waal wordt bedreigd vanwege de langs de rivier gelegen uiterwaarden met rijshout waarin de vijand zich met zijn sloepen kan verbergen tot nadeel van de schippers of om over te steken, vragen HHM de RvS of dit kan worden opgelost door het kappen van het rijshout. Na informatie te hebben ingewonnen en na overleg met Z.Exc. moet de Raad adviseren wat hieraan moet worden gedaan.
6
Een brief van
Ernst Casimir d.d. Groningen 15/25 mei met een aan hem gerichte brief van
graaf
Aenholt, geven HHM voor
advies
aan de RvS.
7
Hillebrant Quast schrijft d.d. Den Helder 22 mei dat het eskader waarmee hij
gelast is te kruisen is ingezet als konvooi.
HHM bespreken dit met Z.Exc. Vervolgens zullen zij de aanwezige afgevaardigden van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
erover horen.
8
Het verzoek van
Jan van Dulken, schrijver van kapitein
Herema, om een
paspoort voor verblijf op het platteland van
Salland,
Twente en in andere neutrale
gebieden, wijzen HHM af.
9
Jonker
Guilliaeme van der Weege c.s., eisers in cas van reformatie met een clausule van
relief, hebben voor de
Hoge
Raad
een proces lopen tegen de gedaagden
Nicolaes
de
Waele Rogiers c.s. Zij verzoeken de bevoegdheid tot
rechtspraak in deze zaak aan de Hoge Raad te onttrekken en door
overdracht van HHM ter beschikking van het
Hof
van Holland
te stellen.
HHM verzoeken president
Noortwyck de
president van de Hoge
Raad over het genoemde proces te spreken en te vernemen
hoe
het ermee staat. Daarna zullen zij er een passend besluit over
nemen.
10
Wijnant van Heimbach, raad van de keurvorst van Brandenburg in Emmerik, dient
mondeling en
schriftelijk een propositie in.1
In twee brieven hebben HHM de
Kleefse raden te
Emmerik
[Emmerich]
verzocht het innen van
de
contributies beter te regelen. Indien resultaat achterwege zou
blijven,
zouden HHM
Gent gelasten de
contributies te innen. De raden menen dit echter zelf beter te
kunnen
doen
dan een vreemde. In de andere brief melden HHM Gent reeds in zijn
functie als overste van de keurvorstelijke troepen te
hebben
aangesteld om de contributies in het vorstendom
Berg en de graafschappen
Mark en
Ravensberg te
innen. Voordat de Kleefse regering de brieven heeft ontvangen,
was zij al op de hoogte van de patenten of akten die tot
smaad
van de
keurvorst verspreid worden
en waarmee HHM Gent de genoemde commissie zouden hebben gegeven. De
Kleefse
regering begrijpt niet hoe HHM hun kunnen vragen om het beheer van
de
contributies op orde te krijgen en tegelijkertijd het beheer uit
hun
handen te nemen en aan een ander over te dragen. De aanstelling van
Gent
-
zoals uit de brief van HHM valt op te maken - kan hierdoor
slechts
leiden tot benadeling van de keurvorst. Als
landsheer
mag alleen hij immers de officieren aanstellen en afzetten.
Bovendien beheert de keurvorst Berg, Mark en Ravensberg, hun onderdanen en de daar verkregen contributies conform de inhoud van het verdrag, dat hij altijd heeft nageleefd. Ook het akkoord na de daarover in 1623 en 1624 gerezen conflicten laat het beheer van de contributies aan hem over. Als HHM dit aan anderen overdragen, dan is dat een ontoelaatbare inbreuk op zijn recht en gezag. De Kleefse regering begrijpt niet wat HHM tot een dergelijk besluit heeft bewogen. De door hen geconstateerde nalatigheid bij de inning van de contributies, de grote achterallige betalingen, de besteding van het hoorngeld van het Land van
Kleef en de licenten van
Soest
[in Westfalen] en
Lünen aan andere zaken dan de oorlog en de
vrijstelling van de contributies voor
Huissen,
Neustadt en
Gimborn zijn geen redenen
voor deze resolutie. Ten eerste omdat HHM hiervan volledig op de
hoogte
zijn
gesteld, zodat zij daartegen geen bezwaar kunnen maken. Als HHM
daarmee
nog niet tevreden zijn, is dat nog geen reden de
keurvorst
zijn recht op de contributies te ontzeggen of zijn officieren aan
te
stellen of af te zetten. Wanneer er onenigheid tussen
bondgenoten
is, waartoe beide kanten oorzaak hebben gegeven, hoeft nog niet
één
van de partijen haar recht te verliezen. De aangegeven bezwaren
zijn nog geen reden om Gent opnieuw in dienst van
de
keurvorst en tegen diens wil aan te stellen.
Alle omstandigheden in ogenschouw genomen zullen HHM bevinden dat de Kleefse regering niet is tekortgeschoten inzake de resterende en lopende contributies in Berg, Mark en Ravensberg. De commissie van Gent zal de ondergang van het krijgsbedrijf brengen in plaats van de voorgestelde verbeteringen. De Kleefse regering laat weten opnieuw een regeling te hebben getroffen inzake het beheer van de keurvorstelijke contributies, zodat HHM nu niets meer van haar te eisen hebben. Hierover kunnen HHM alle informatie ontvangen indien zij iemand afvaardigen. Anders zou de vergadering te lang worden opgehouden.
De Kleefse regering hoopt dat HHM hun maatregel willen herzien en de akte van Gent intrekken. Dit dient zonder uitstel te gebeuren, omdat het gehele land er reeds van op de hoogte is en de minachting van de keurvorst diens krijgsvolk en onderdanen in verwarring brengt.
HHM zullen de propositie morgen bespreken.
11
De inwoners van de neutrale dorpen in het Land van
Kleef en de daaromheen gelegen gebieden worden door de vijand
gedwongen de fortificaties bij
Wezel en
Rijnberk
[Rheinberg] te repareren.
HHM laten de RvS hierover berichten en na overleg met Z.Exc. adviseren wat ertegen ondernomen moet worden.
12
Gouverneur
Hautein schrijft d.d. Sluis in Vlaanderen 27 mei over het plan van
de vijand
aangaande het bij
Aardenburg gelegen huis
Terweel.
HHM laten de
president dit met Z.Exc. bespreken.
13
Het door baron
Spieringh verzochte besluit over het uitstel van de executie van het
Land van
Gulik
[Jülich] en
Berg
en de vrijlating van de gevangen
Simonis
Ridts wordt opgeschort.