13
In het bijzijn van
Z.Exc. en de afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges wordt de
brief van
Hillebrant Quast d.d.
Den
Helder 22 mei voorgelezen. Daarin bericht Quast dat zijn voor het
kruisen bestemde eskader geheel is verdeeld omdat
Maerten de Groot, raad van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier, twee oorlogsschepen (een
kruiser
en een konvooier) op zee heeft gezonden zonder te weten waarheen
deze
waren gevaren. Daarnaast hebben die van
Amsterdam
een kruiser (een fluitschip) naar
Het Vlie gezonden om te konvooieren naar
Skagen. Commissaris
Croon heeft Quast op
Texel
verteld uitdrukkelijk bevel van de Admiraliteit te Amsterdam te
hebben
de binnengekomen kruisers weer voor het konvooi in te zetten.
De afgevaardigde van het
Noorderkwartier
zegt van de daden van Maerten de Groot niets af te weten. De door zijn Admiraliteitscollege uitgeruste kruisers zijn op tijd klaar geweest en moesten op de kruisers van de andere Colleges wachten. Er is geen bevel gegeven de schepen af te scheiden.
De afgevaardigde van de Admiraliteit te Amsterdam verklaart niet op de hoogte te zijn van de opdracht die commissaris Croon zegt te hebben. Daarbij voegt hij een op 24 mei ontvangen brief waarin Quast schrijft dat zijn eskader bij de andere was.
Verder verklaren de aanwezige afgevaardigden gezamenlijk dat hun Colleges geen besluiten hebben genomen om de door HHM vastgestelde regeling van de verdediging op zee te wijzigen.
Voorlopig laten HHM de zaak hierbij. Zij vragen commissaris Croon zo spoedig mogelijk hierheen te komen.