30 - 05 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Op de eergisteren op het voorbij de zandbanken gelegen schip Neptunus geschreven brief van luitenant-admiraal
Dorp antwoorden HHM dat hij zo spoedig mogelijk
met de vloot naar de kust van
Vlaanderen moet
gaan. Daar moet hij
de
wacht houden en HHM regelmatig berichten over de situatie op de
oorlogsschepen en andere zaken.
2
De
Admiraliteit in het Noorderkwartier
schrijft d.d. Enkhuizen 26 mei over de zaak van
Jeuriaen Jansz., voormalig schipper op de eerder door haar als rechtmatige
buit
verklaarde boeier De Hoope.
Voordat HHM hierover besluiten, geven zij de brief en alle documenten voor advies aan
Bruninxs,
Clant en de aanwezige
afgevaardigden van de Admiraliteit in het Noorderkwartier.
3
HHM depechêren ordonnantie van 12 gld. voor de voerman
Sijmon Willemsz. omdat hij ambassadeur
Carlille met twee jachten naar
Rotterdam heeft vervoerd.
4
De RvS adviseert d.d. 27 mei over het op 26 mei ingediende verzoek van
Jan Anthonisz. van Ryssel en vijf andere inwoners van
Princenhage in
de
Baronie van Breda.
HHM stemmen hiermee in mits zij 's lands belasting betalen. Ook moeten de supplianten borg stellen en aantonen dat de materialen niet alders naartoe worden vervoerd.
5
De RvS adviseert d.d. 27 mei over het verzoek van kapitein en luitenant-kolonel
Aschley om vergoeding voor hem en zijn mannen van de periode waarin
hij na zijn verlof in dienst van de
koning
van
Denemarken is gebleven.
Conform het advies besluiten HHM Aschley niet tegen de regels van het land maar zoals alle anderen te behandelen.
6
HHM lezen het op 25 mei opgestelde advies van de fiscalen
Sille en
Nicolaes van Kinschot
over het verzoek van
Jan Isbrantsz.
Groenestein, cipier van de Voorpoort van het Hof.
Groenestein
vraagt een redelijke vergoeding voor zijn extraordinaris diensten
en
kosten van vuur en licht voor de rechters in de zaak van enkelen
van de
Admiraliteit te Rotterdam
.
Conform het advies geven HHM de suppliant eenmalig 60 pond van 40 groten, waarvan zij ordonnantie verlenen.
7
HHM lezen het rekest van
Otto van Gent, heer van Dyden, commandant van Emmerik en
kolonel van het
regiment van Utrecht, en zijn officieren. De
officieren
zijn niet opgenomen in de laatste repartitie van de RvS en worden
door
de
Staten van Utrecht
niet
behandeld
zoals de officieren van de andere regimenten. Desondanks hebben zij
al
enkele jaren hun commissie van Z.Exc. gekregen krachtens welke zij
voortdurend in het leger en elders zijn ingezet en de Staten hebben
gediend. Zij verzoeken door de Staten van Utrecht of anderszins net
als
andere officieren te worden betaald.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
8
Om een overzicht te krijgen van alle rekenplichtigen maakt thesaurier-generaal
Van Goch een nauwkeurige lijst met vermelding van de periode waarover
zij niet hebben afgerekend.
9
De binnengekomen
Rogier van Reinegom, drost van Terschelling, bericht dat de
Duinkerkse kapers die dagelijks de kusten van
Terschelling bespioneren de schippers van het
eiland
aanvallen en beroven. De inwoners kunnen zich hiertegen niet
verzetten
aangezien zij geen munitie en wapens hebben. Bovendien is er geen
hulp van 's
lands oorlogsschepen om de inwoners te verdedigen (hoewel die
daartoe in de gelegenheid zijn). De drost is bereid dit met
certificaten te
bewijzen. Hij verzoekt HHM hieraan aandacht te besteden en vooral
het
eiland vanuit het magazijn tachtig pieken en tachtig musketten met
benodigdheden en munitie te leveren.
HHM geven de remonstrantie en de bewijsstukken van het plichtsverzuim van de oorlogsschepen voor advies aan de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges.
10
Het stadsbestuur van
Amsterdam verzoekt d.d. Amsterdam 23 mei de zaken van
Cornelis
Witsz., hoofdconsul te Aleppo, af te handelen.
HHM kunnen hierover geen besluit nemen aangezien de heren van
Holland zeggen niet gereed te zijn.
11
De
Admiraliteit in het Noorderkwartier
schrijft d.d. Enkhuizen 24 mei over het op 8 april ingediende verzoek van kapitein
Gysbert Jansz. om levenslang zijn maandelijkse traktement te ontvangen
vanwege
de goede diensten voor het land waarmee hij vanwege zijn hoge
ouderdom
en
onvermogen niet kan voortgaan. Het College adviseert ten gunste van
de
kapitein acht te slaan op het verzoek.
HHM kennen de suppliant levenslang 15 gld. per maand toe, welk bedrag het Admiraliteitscollege moet betalen.
12
HHM gelasten de
griffier geen rekesten aan te nemen voordat deze door de
supplianten of hun gemachtigden zijn ondertekend.
13
In het bijzijn van
Z.Exc. en de afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges wordt de
brief van
Hillebrant Quast d.d.
Den
Helder 22 mei voorgelezen. Daarin bericht Quast dat zijn voor het
kruisen bestemde eskader geheel is verdeeld omdat
Maerten de Groot, raad van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier, twee oorlogsschepen (een
kruiser
en een konvooier) op zee heeft gezonden zonder te weten waarheen
deze
waren gevaren. Daarnaast hebben die van
Amsterdam
een kruiser (een fluitschip) naar
Het Vlie gezonden om te konvooieren naar
Skagen. Commissaris
Croon heeft Quast op
Texel
verteld uitdrukkelijk bevel van de Admiraliteit te Amsterdam te
hebben
de binnengekomen kruisers weer voor het konvooi in te zetten.
De afgevaardigde van het
Noorderkwartier
zegt van de daden van Maerten de Groot niets af te weten. De door zijn Admiraliteitscollege uitgeruste kruisers zijn op tijd klaar geweest en moesten op de kruisers van de andere Colleges wachten. Er is geen bevel gegeven de schepen af te scheiden.
De afgevaardigde van de Admiraliteit te Amsterdam verklaart niet op de hoogte te zijn van de opdracht die commissaris Croon zegt te hebben. Daarbij voegt hij een op 24 mei ontvangen brief waarin Quast schrijft dat zijn eskader bij de andere was.
Verder verklaren de aanwezige afgevaardigden gezamenlijk dat hun Colleges geen besluiten hebben genomen om de door HHM vastgestelde regeling van de verdediging op zee te wijzigen.
Voorlopig laten HHM de zaak hierbij. Zij vragen commissaris Croon zo spoedig mogelijk hierheen te komen.
14
Op een brief van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
d.d. Enkhuizen 24 mei antwoorden HHM dat zij de Duinkerkers voorlopig gevangen moet houden, dat Quast hen volledig heeft tevredengesteld inzake de voetspoeling en dat zij geen bezwaren hebben tegen de toewijzing en verdeling van het geld aan de kapitein en matrozen die het schip op de vijand hebben veroverd.
15
De afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges betogen in aanwezigheid van
Z.Exc. mondeling en schriftelijk dat de kruisers van de
Maas
en het
Noorderkwartier
elk met één
schip en
die van
Amsterdam
met twee schepen
worden
uitgebreid. Het zijn immers gevaarlijke tijden waarin de vijand op
zee
in groten getalen schepen rooft. De uitbreiding kan zonder nieuwe
belasting van het land gebeuren als daartoe vier van de negentien
voor
bezetting van de kust bestemde schepen worden gebruikt.
Op advies van Z.Exc. laten HHM de vastgestelde regeling van de verdediging op zee zoals deze is. Als men de resultaten heeft gezien, zullen HHM de zaak opnieuw bespreken.
16
Een brief van de gezanten in
Engeland d.d. Londen 21/11 mei behoeft geen resolutie.
17
Neck, aanwezige afgevaardigde van de Admiraliteit te Amsterdam,
bericht krachtens de op 22 mei gegeven apostille van HHM over de
door
secretaris
Gunter ingediende
klacht
inzake de twee door Nederlandse oorlogsschepen veroverde schepen in
Langesund. De schepen waren eerder door
Duinkerkers
van inwoners van de Republiek veroverd,
naar
Duinkerke vervoerd en aan inwoners
aldaar verkocht. Vervolgens zijn de schepen weer uitgerust om hout
uit
Noorwegen te halen, waarna ze door Nederlandse
schepen zijn veroverd en naar
Amsterdam gebracht. In Amsterdam zijn de schepen
met lading
krachtens de
resolutie van 23 november 1626 als rechtmatige buit beschouwd. De
opbrengst ervan is volgens de regels verdeeld. Eén schip is echter
teruggegeven aan
Jan Cornelisz. van
Akersloot omdat hij zich met medeweten van het
Admiraliteitscollege
op een van
's lands oorlogsschepen heeft
bevonden
en de onderneming heeft aangewezen.
HHM geven een kopie van het vonnis aan secretaris Gunter die daarmee in deze zaak genoegen dient te nemen.