12
Joost Brasser schrijft aan zijn broer mr.
Govert
Brasser d.d. Amsterdam 25 juni dat
secretaris
Gunter als vierde heer uit
Denemarken geld en
informatie
van hem verzoekt. Het betreft de door hem met de
koning van
Denemarken overeengekomen 90.000 gld. en de naar
Constantinopel
[Istanbul] over te maken
30.000 rijksdaalder.
Brasser
schrijft vastbesloten te zijn zich niets van de
Deense heren aan te trekken, behalve wanneer iemand hem zijn bij de
koning berustende akte obligatoir aangaande de genoemde afspraak
toont en
teruggeeft om op deze manier van alle moeilijkheden verlost te
zijn.
Verder verzoekt Brasser HHM vóór 16 juni de betaling van de 99.000
pond
met zes maanden rente te regelen. Dit bedrag heeft hij met
Gerridt van Schoonhoven voor HHM
voorgeschoten op de verwachte subsidie uit
Venetië.
HHM laten
Noortwyck en
Schaffer met secretaris
Gunter de geschillen tussen hem en Joost Brasser bespreken. Zij
moeten Gunter
informeren dat volgens HHM de akte obligatoir
dient te worden teruggegeven voordat men Brasser kan dwingen tot
het leveren
van
het gevraagde bewijs en de informatie. Daarnaast moeten Noortwyck
en
Schaffer Brasser ertoe aanzetten de rente van de genoemde 99.000
pond
te verlengen.