13
De
VOC ter Kamer Amsterdam
bericht d.d. Amsterdam 11 okt. de volgende punten:
I Namens de
Compagnie
zal zo spoedig mogelijk over de bezending naar
Engeland worden gesproken.
II Deze bezending kon niet in september plaatsvinden aangezien de drie Oost-Indiƫvaarders veel later zijn vrijgelaten dan aanvankelijk was toegezegd bij de belofte een afvaardiging naar Engeland te sturen.
III De genoemde schepen zijn onder verschillende voorwendselen vastgehouden, zodat de Engelsen in plaats van de Bewindhebbers schuld dragen aan het uitblijven van de deputatie. De Bewindhebbers hebben immers ingestemd met de afvaardiging, mits de schepen daadwerkelijk zouden zijn vrijgelaten.
HHM sturen deze redenen voor het uitstel van de deputatie naar hun ambassadeurs in Engeland om deze passend in te zetten. Verder worden zij verzocht een ondertekende akte van de
koning te vragen zoals de afgevaardigden van de VOC bij eerdere
deputaties is verleend. Z.M. moet hierin beloven dat de
afgevaardigden
naar eigen inzicht vrij mogen komen en vertrekken, ook al zijn de
geschillen tussen de Nederlandse en Engelse Compagnieƫn niet
opgelost.