1
Ter vergadering compareert
Nieustadt, raad ter Admiraliteit te Rotterdam. Hij
maakt HHM bekend dat de
Staten van
Holland
hun quote van 58.000 gld. hebben
betaald in de 100.000 gld., bestemd voor de betaling van de
matrozen
dienend op de rivieren. De andere provincies zijn in gebreke
gebleven
de resterende 42.000 gld. te verschaffen, behalve dan dat
Gelderland
8.000 gld. heeft
opgebracht, in mindering op de 36.000 gld. die deze provincie
schuldig
is voor het onderhoud van twee schepen en een jacht op de staat van
oorlog te water van 1628 op deze provincie gerepartieerd. Nieustadt
verzoekt HHM de betaling van de afzonderlijke bedragen te
regelen.
HHM manen de gedeputeerden van de achterstallige provincies genoemde bedragen te betalen en verzoekt ze hun principalen ertoe aan te sporen de grieven van de
Admiraliteit
weg te nemen. Tegelijk worden de raden in dat College vermaand de
solliciteur in
Gelderland aan te sporen
tot een spoedige
invordering van het geld voor de schepen.