19/12/1628, 12

 
English | Nederlands

19/12/1628, 12

12 HHM horen het rapport van Essen, Noortwijck, Veltdriel en thesaurier-generaal Van Goch, die de retroacta hebben opgezocht die zijn gesloten tussen HHM en de Kleefse regering. Ze hebben deze onderzocht op de punten waarom door Diden en controleur Johannes Retzer afzonderlijk op 12 nov. schriftelijk is verzocht. Betreffende het eerste punt, om uit handen van de ontvangers van de keurvorst van Brandenburg het geld te mogen ontvangen van de licenten en het hoorngeld in het Land van Kleef voor het onderhouden van de compagnie ruiters van Van Soppenbroeck, wordt Dyden gemachtigd, op voorwaarde dat eerst het genoemde geld van de Kleefse regering wordt gevorderd. Op het tweede punt betreffende de door Retzer aangevangen executie op de geestelijke goederen in de Landen van Kleef en elders, menen de gecommitteerden dat deze daarmee moet doorgaan, voor zoveel als de lopende contributies bedragen. De executie van de restanten van deze contributies moet Retzer krachtens de resolutie van [5] sept. opschorten tot 7 jan. 1629. Ten derde wordt opgemerkt dat ontvanger Onckel veel geld ontvangt dat hij buiten de militie besteedt. Op het vierde punt heeft de Kleefse regering ontvanger Retzer rekening gepasseerd, ondanks dat de rekenmeester van de keurvorst deze verwarrend had bevonden.
HHM laten de Kleefse regering de rekening van ontvanger Onckel opsturen om te kunnen zien wat daarvan waar is. In ieder geval moet zij Onckel gelasten om het geld dat buiten de militie is besteed, weer in te brengen en voortaan geen geld daarbuiten te brengen. Ook zal aan de ambtskamer geschreven worden de staat van de domeinen van Berg, Mark et cetera op te sturen om de helft van de opbrengst daarvan sinds het gesloten nadere akkoord te besteden. Dit bedrag zal in mindering worden gebracht op de hoofdsom van de schuld en de rente die de keurvorst deze staat schuldig is. Op het vijfde punt, inhoudend dat Gent schriftelijk om kruit, lonten en andere oorlogsmunitie heeft gevraagd voor gebruik in het graafschap Mark, wordt besloten dat de Kleefse regering uit de licentgelden of de verschenen contributies 3.000 gld. mag opnemen om te besteden aan oorlogsmunitie en om aan Gent in het graafschap Mark te sturen. Op het zesde punt zullen te Emmerik, Rees, Gennep en Ravenstein gemene middelen worden geheven.
HHM besluiten de Kleefse regering te verzoeken om haar gedeputeerden met de eerste gelegenheid hierheen te sturen om met hen de middelen te beramen die men binnen Emmerik, Rees, Gennep en Ravenstein zal invoeren om de betaling van het regiment ruiters beter te kunnen opbrengen.