12
HHM horen het rapport van
Essen,
Noortwijck,
Veltdriel en thesaurier-generaal
Van Goch, die de retroacta hebben
opgezocht die zijn gesloten tussen HHM en de
Kleefse regering. Ze
hebben deze onderzocht op de punten waarom door
Diden en controleur
Johannes
Retzer afzonderlijk op 12 nov. schriftelijk is
verzocht.
Betreffende het eerste punt, om uit handen van de ontvangers van
de
keurvorst van Brandenburg het geld
te mogen
ontvangen
van de licenten en het hoorngeld in het Land van
Kleef
voor het onderhouden van de compagnie ruiters van
Van Soppenbroeck, wordt Dyden
gemachtigd, op voorwaarde dat eerst het genoemde geld van de
Kleefse
regering wordt gevorderd. Op het tweede punt betreffende de door
Retzer aangevangen executie op de geestelijke goederen in de Landen
van
Kleef en elders, menen de gecommitteerden dat deze daarmee
moet
doorgaan, voor zoveel als de lopende contributies bedragen. De
executie
van
de restanten van deze contributies moet Retzer krachtens de
resolutie van [5] sept. opschorten tot 7 jan. 1629. Ten derde
wordt
opgemerkt dat
ontvanger
Onckel veel geld
ontvangt
dat hij buiten de militie besteedt. Op het vierde punt heeft de
Kleefse
regering ontvanger Retzer rekening gepasseerd, ondanks dat de
rekenmeester van de keurvorst deze
verwarrend had bevonden.
HHM laten de Kleefse regering de rekening van ontvanger Onckel opsturen om te kunnen zien wat daarvan waar is. In ieder geval moet zij Onckel gelasten om het geld dat buiten de militie is besteed, weer in te brengen en voortaan geen geld daarbuiten te brengen. Ook zal aan de ambtskamer geschreven worden de staat van de domeinen van
Berg,
Mark et cetera op te sturen om de helft
van de
opbrengst daarvan sinds het gesloten nadere akkoord te besteden.
Dit bedrag zal in
mindering worden gebracht op de hoofdsom van de schuld en de rente
die de
keurvorst deze staat schuldig is. Op het vijfde punt, inhoudend
dat
Gent schriftelijk om kruit,
lonten en andere
oorlogsmunitie heeft gevraagd voor gebruik in het graafschap Mark,
wordt besloten dat de Kleefse regering uit de licentgelden of de
verschenen contributies 3.000 gld. mag opnemen om te besteden
aan
oorlogsmunitie en om aan Gent in het graafschap Mark te sturen. Op
het
zesde punt zullen te
Emmerik,
Rees,
Gennep en
Ravenstein gemene
middelen
worden geheven.
HHM besluiten de Kleefse regering te verzoeken om haar gedeputeerden met de eerste gelegenheid hierheen te sturen om met hen de middelen te beramen die men binnen Emmerik, Rees, Gennep en Ravenstein zal invoeren om de betaling van het regiment ruiters beter te kunnen opbrengen.