6
Walta deelt mee dat de RvS beslist heeft om de
procedures tegen
Philippe de la
Margerije
tijdelijk
op te schorten totdat ambassadeur
De
Beaugij
antwoord
heeft gekregen van de
koning van
Frankrijk op de
bekentenis van de bovengenoemde gevangene en de daarbij gevoegde
missive.
De la Margerije wordt ervan beschuldigd dat hij
in
Frankrijk zou hebben bekendgemaakt dat de
graaf van Laval met achttien
schepen uit de Republiek
was
vertrokken om zich bij de Engelse hulpvloot voor
La
Rochelle te voegen.
De gevangene heeft zelf om afdoening van justitie in zijn zaak verzocht. Walta heeft de secretaris van de ambassadeur bij hem ontboden en
hem dit verzoek voorgelegd. Deze heeft verklaard dat de koning
geantwoord heeft dat hij uit de hem voorgelegde bekentenis niet kan
afleiden dat de beklaagde schuldig zou zijn.
De Beaugij
heeft bovendien de opdracht gekregen manieren te vinden om te
voorkomen
dat de beklaagde op de pijnbank terecht zou komen, zoals
voorgenomen
is.
De RvS vraagt verdere instructies in deze zaak.
HHM geven de RvS de opdracht om in samenspraak met Z.Exc. een gepaste beslissing te nemen, maar zij moeten erop letten dat de Republiek er geen schade door ondervindt.