3
HHM lezen de memorie van
Schultetus, resident van de koning van Denemarken, waarin hij verzoekt
dat
Joost Brasser er alsnog toe
gebracht
wordt de resoluties van HHM d.d. 25 aug., en 8 en 12 sept. 1628 na
te
komen. Op die manier kan hij gemakkelijker rekening en bewijs van
Josias van
Vosbergen verkrijgen, opgemaakt voor het geld uit het
subsidie aan de
koning van Denemarken dat de
genoemde
Brasser ontvangen heeft. Dat geld moest hij
deels
overmaken, deels gebruiken ten behoeve van de genoemde koning. De
suppliant vraagt dus de resolutie d.d. 23 jan. ongedaan te
maken. Daarin werd hetgeen het publiek zou raken van de kwestie
voor
gesloten gehouden, terwijl wat er nog aan particuliere geschillen
zou
zijn werd doorverwezen naar het gerecht van
Amsterdam.
HHM verklaren dat zij in deze particuliere zaak al het mogelijke binnen de wetten van de Republiek hebben gedaan. Als de resident van mening zou zijn het proces voort te zetten, dan moet hij zich tot het genoemde gerecht wenden, waartoe de vergadering hem voorschrijven zal verlenen.