13/02/1629

 
English | Nederlands

13 - 02 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 De gezanten van HHM in Engeland verzoeken d.d. Londen 8 feb. bij hun terugkomst naar de Republiek te mogen beschikken over het schip van kapitein Emmekens en een ander goed oorlogsschip.
De vergadering schrijft de gezanten dat ambassadeur Joachimi en de gedeputeerden van de VOC met twee oorlogsschepen uit Zeeland zullen vertrekken, die zij mogen gebruiken om terug te keren.

2 HHM lezen een uittreksel uit een betrouwbare brief waarin staat dat enkele voorname kooplieden uit Amsterdam, katholieken, in Brussel zijn geweest op verzoek van ridder Rodenburch, uit naam van die van Friedrichstadt in Holstein. De genoemde kooplieden hebben via de jezuïeten toestemming verkregen een grote hoeveelheid Hollandse waren en goederen vrij naar Spanje te vervoeren met Hollandse schepen in ruil voor Spaanse handelswaar. Ook hebben zij de koning van Spanje aangeboden een groot aantal schepen, masten, houtwerk, teer en allerlei munitie te leveren. Voor deze toestemming krijgen de genoemde jezuïeten een beloning van 200.000 gld.
HHM sturen een afschrift van het uittreksel naar de burgemeesters van Amsterdam met het verzoek ervoor de zorgen dat de plannen van de genoemde kooplieden gestuit worden. Er wordt tevens een kopie aan de Admiraliteit te Amsterdam gestuurd, om ervoor te zorgen dat geen van de goederen in kwestie langs haar kantoren of op een andere manier naar Spanje gevoerd worden. Ondertussen zal men in 's- Gravenhage proberen meer te weten te komen over de genoemde ridder Roodenburch om van hem te vernemen wie die kooplieden zijn.

3 HHM lezen de memorie van Schultetus, resident van de koning van Denemarken, waarin hij verzoekt dat Joost Brasser er alsnog toe gebracht wordt de resoluties van HHM d.d. 25 aug., en 8 en 12 sept. 1628 na te komen. Op die manier kan hij gemakkelijker rekening en bewijs van Josias van Vosbergen verkrijgen, opgemaakt voor het geld uit het subsidie aan de koning van Denemarken dat de genoemde Brasser ontvangen heeft. Dat geld moest hij deels overmaken, deels gebruiken ten behoeve van de genoemde koning. De suppliant vraagt dus de resolutie d.d. 23 jan. ongedaan te maken. Daarin werd hetgeen het publiek zou raken van de kwestie voor gesloten gehouden, terwijl wat er nog aan particuliere geschillen zou zijn werd doorverwezen naar het gerecht van Amsterdam.
HHM verklaren dat zij in deze particuliere zaak al het mogelijke binnen de wetten van de Republiek hebben gedaan. Als de resident van mening zou zijn het proces voort te zetten, dan moet hij zich tot het genoemde gerecht wenden, waartoe de vergadering hem voorschrijven zal verlenen.

4 Jacob Jansz. Wits, burger van Amsterdam, c.s. schrijven in een rekest dat hun zonen, echtgenoten en echtgenotes op de terugweg uit Hamburg op een kaagschuit op de Elbe door een groep soldaten uit Glückstadt zijn overvallen en vermoord. Zij werden beroofd van hun goederen, koopwaar en 3.700 rijksdaalder. Van de betrokken soldaten zijn er naderhand drie te Hamburg en zeventien te Glückstadt gevangengenomen. De supplianten verzoeken HHM voorschrijven en brieven van intercessie te verlenen, opdat zij de teruggave van de schuit, de goederen en het geld kunnen verkrijgen.
HHM schrijven de raad en magistraat van Hamburg dat zij de gevangen soldaten naar behoren moeten straffen en de boot, de goederen en het geld moeten laten teruggeven. Er wordt tevens aan de gouverneur van Glückstadt geschreven dat hij zijn gevangenen moet straffen en de supplianten hun goederen en geld moet laten teruggeven. Ten slotte krijgen resident Aissma en commissaris Hoogenhouck de opdracht om de supplianten op alle manieren bij te staan - respectievelijk in Hamburg en Glückstadt - bij het terugvorderen van de goederen, het geld en de schuit.

5 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 8 feb. HHM hebben bij apostille d.d. 18 nov. 1628 op een eerder advies van de RvS d.d. 9 okt. 1628 over het rekest van ingelanden van de Zevenaarpolder, Goesschepolder en Vlooswijkpolder d.d. 12 sept. 1628 bepaald dat de RvS een nauwkeurig advies moest uitbrengen. De Raad heeft zelf advies ingewonnen bij de Gecommitteerde Raden van Zeeland en is in navolging daarvan van mening dat de supplianten in het nieuw te dijken land mogen genieten van vrijstelling van het hoorngeld, de tienden en de belasting op bezaaide landen voor een periode van veertien jaar na het voltooien van de bedijking. Een vrijstelling van de algemene belastingen acht de RvS niet opportuun.
HHM stellen hun gecommitteerden die in Vlaanderen de verponding van de landen, schorren, gorzen en andere dergelijke onroerende goederen tegen de zesde penning op de zuivere huur zullen opstellen, dit advies en de vorige adviezen ter hand om te letten op het ervan in kennis stellen van de supplianten en om daarover verslag uit te brengen.

6 Nicolaes van der Myll, controleur van de artillerie en de fortificaties, verzoekt in een rekest om jaarlijks te mogen genieten van de vergoeding van 500 gld. die hem eerder van tijd tot tijd extraordinaris werd toegekend.
HHM kennen de suppliant de extraordinaris vergoeding toe voor een periode van drie jaar, te beginnen met 1628, en verlenen daarvoor ordonnantie.

7 Paul de Willem en Cornelis van Leeuwen melden in een rekest dat zij er niet in slagen de 107.000 gld. terug te krijgen die zij voor het subsidie aan de koning van Denemarken verstrekt hebben. Zij beschikken evenwel over verscheidene apostilles van HHM waarin de ontvanger bevolen wordt de betaling, die al in oktober 1628 verschenen is, uit te voeren. De supplianten verzoeken nogmaals dit te regelen.
HHM verzoeken de ontvanger-generaal schriftelijk te laten weten hoeveel geld hij beschikbaar heeft om de betaling in kwestie te doen. Als hij daarvoor geen geld heeft, moet hij een staat indienen van het geld dat nog moet worden opgebracht voor de genoemde koning, zodat er opnieuw bij de provincies op aangedrongen kan worden.

8 De vergadering resumeert het advies van de RvS, gelezen op 6 feb., over het schrijven van de gedeputeerden van Emden, enerzijds om onderhands bijgestaan te worden met soldaten tegen een mogelijke aanval van het keizerlijk leger en anderzijds om uitbetaling van de servitiën voor het garnizoen te Emden.
Het eerste punt wordt in beraad gehouden. Wat betreft de servitiën zal aan Friesland geschreven worden de betaling te regelen.

9 De RvS legt de vergadering een rekest voor van enkele kapiteins van de jongst gelichte compagnieën, waarin zij verzoeken om maatregelen te nemen ter betaling van het loopgeld voor de soldaten waarmee zij hun eenheden op sterkte hebben gebracht op last van HHM.
Ondanks het advies van de RvS om het gevraagde loopgeld toe te kennen, besluiten HHM bij hun eerdere resolutie in deze te blijven.

10 HHM verklaren, op nader aandringen van overste Dumeni, dat zij commissaris Hoogenhouck de soldij aan het garnizoen van Glückstadt zullen laten uitbetalen op de gebruikelijke voet. Van deze soldij, verschenen sinds zijn vertrek uit die stad, zal de prijs van de verbruikte en nog te verbruiken levensmiddelen worden afgetrokken. Hij zal die betaling overigens in de toekomst blijven doen.