30/03/1629, 10

 
English | Nederlands

30/03/1629, 10

10 De gedeputeerden van Holland verzoeken HHM ten eerste met de WIC te mogen afrekenen om te weten wat de Generaliteit toekomt als tiende deel uit de buit van Pieter Heyn en de schepen uit Honduras. Tevens willen zij weten wat de provincies toekomt, wat ze nog schuldig zijn, en hoeveel ze dus zullen ontvangen.
Zij vragen ten tweede om een nauwkeurige staat van de betalingen waartoe verschillende leden van de Admiraliteit te Rotterdam veroordeeld zijn. Daarnaast willen zij weten wat de fiscaal van de Admiraliteit te Amsterdam gedaan heeft om het geld terug te krijgen dat een aantal leden van deze Admiraliteit, tegen het reglement in, teveel had ontvangen.
Ten derde vragen zij van de RvS om een staat van de contributies en van de middelen uit de paspoorten, het zegelrecht en andere bronnen van inkomsten van de Generaliteit, alsmede informatie waarvoor deze aangewend zullen worden, om daarmee eventueel de staatslasten te verminderen.
Ten vierde vragen zij HHM de RvS te gelasten al het nodige te doen om de achterstallen van de provincies in de petitie sinds 1623 in te vorderen.
Ten vijfde willen de gedeputeerden dat de gecommitteerden ter Generaliteit die daarover in november hebben gesproken of anderen in hun plaats, de staat van oorlog voor de Admiraliteit te Amsterdam - nu begroot op 1.607.000 gld. - opnieuw bespreken, om te zien waaruit het verschil van 227.000 gld. in vergelijking met november, voortvloeit.
Tot slot hebben de gedeputeerden de overwegingen van de Admiraliteit te Rotterdam en die te Amsterdam bij de wanorde op zee overgebracht aan de Staten van Holland , zodat deze maatregelen kunnen treffen. Zij verklaren daarbij dat zij onmiddellijk 80.000 gld. in mindering op het tweede miljoen zullen opbrengen om de schepen die nu nog in de havens zijn, weer uit te laten varen.
Het merendeel van de gedeputeerden vraagt om een duplicaat. Dat verzoek wordt ingewilligd.